Gepubliceerd op maandag 6 mei 2024
IT 4542
Rechtbank ||
1 nov 2023
Rechtbank 1 nov 2023, IT 4542; ECLI:NL:RBMNE:2023:7659 (Eiseres tegen gedaagde), https://www.itenrecht.nl/artikelen/zorgplan-kan-ondanks-onrechtmatige-verkrijging-als-bewijsmiddel-dienen

Zorgplan kan ondanks onrechtmatige verkrijging als bewijsmiddel dienen

Rb. Midden-Nederland 1 november 2023, IT 4542; ECLI:NL:RBMNE:2023:7659 (Eiseres tegen gedaagde). Eiseres heeft met onderbewindgestelde een zorgovereenkomst afgesloten omtrent de zorg en verpleging van onderbewindgestelde. Op 29 juni 2022 heeft gedaagde namens onderbewindgestelde een betalingsregeling afgesproken. Betalingen blijven echter achterwege. Eiseres vordert hoofdelijke veroordeling van onderbewindgestelde en gedaagde tot betaling. De bewindvoerder en gedaagde vorderen in reconventie bevel tot verwijdering van het zorgplan, zodat het geen deel uitmaakt van de processtukken. Ook vorderen zij vernietiging van het zorgplan. De kantonrechter oordeelt als volgt.

Wat betreft de vorderingen in reconventie die ertoe strekken dat het plan verwijderd en/of vernietigd moet worden, zijn bewindvoerder en gedaagde niet-ontvankelijk. Op grond van artikel 17 AVG jo artikel 35 AVG dienen zij hiervoor een verzoekschrift bij de rechtbank in te dienen. Voor de vorderingen betreffende het buiten beschouwing laten van de stukken, moet gekeken worden naar artikel 152 Rv. Hieruit blijkt dat er geen algemene regel geldt dat slechts rechtmatige verkregen bewijsmiddelen gebruikt mogen worden. Dit is anders wanneer sprake is van bijkomende omstandigheden. De vorderingen die hierop zien worden dan ook afgewezen. De vordering in reconventie waarbij eiser bevel tot betaling vordert, wordt ook afgewezen. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat gedaagde aansprakelijk is voor het voldoen van de facturen. Uit de documenten blijkt immers ook niet dat gedaagde namens zichzelf handelde. Naar het oordeel van de kantonrechter is de vordering van eiseres op de bewindvoerder opeisbaar, zij moet € 7.832,44 aan eiseres betalen

4.5. Voor zover de vorderingen erop zien dat het zorgplan bij de beoordeling in deze procedure buiten beschouwing wordt gelaten, geldt het volgende. Artikel 152 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat bewijs door alle middelen kan worden geleverd en dat de waardering van het bewijs aan het oordeel van de rechter is overgelaten, tenzij de wet anders bepaalt. In een civiele procedure geldt niet als algemene regel dat de rechter op onrechtmatig verkregen bewijs geen acht mag slaan. Slechts indien sprake is van bijkomende omstandigheden, is terzijdelegging van dat bewijs gerechtvaardigd (HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942, ro. 5.2.3). Dergelijke omstandigheden zijn door de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] niet gesteld. Het staat de kantonrechter dan ook vrij om het zorgplan indien nodig bij de beoordeling te betrekken, ook als mocht blijken dat het zorgplan, althans de medische gegevens, ten onrechte zijn overgelegd. Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen voor het overige worden afgewezen.

4.9. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde sub 2] aansprakelijk is voor het voldoen van de facturen. Die aansprakelijkheid volgt in ieder geval niet uit het zorgplan. Hierin heeft [onderbewindgestelde] [gedaagde sub 2] gemachtigd om haar in het kader van de zorgovereenkomst te vertegenwoordigen. Die machtiging behelst dat [gedaagde sub 2] namens [onderbewindgestelde] – en dus niet namens zichzelf – handelde. Dat [gedaagde sub 2] het financiële aspect van de zorg voor [onderbewindgestelde] organiseerde en “in dat kader” de eerst verantwoordelijke is voor de salaris uitbetaling van de zorgverleners, maakt nog niet dat [gedaagde sub 2] de facturen uit zijn eigen vermogen zou (moeten) betalen. [eiseres] stelt ter verdere onderbouwing nog dat [gedaagde sub 2] partij is geworden bij de zorgovereenkomst, althans dat hij als borg in de zin van artikel 7:850 lid 1 BW moet worden aangemerkt. Volgens [eiseres] blijkt dit uit het feit dat [gedaagde sub 2] de facturen heeft ondertekend en uit de Whatsapp-berichten van 24 en 25 januari 2022. Hiermee heeft [gedaagde sub 2] volgens [eiseres] toegezegd dat hij de facturen zou betalen. Dit standpunt kan [eiseres] niet helpen. Uit de Whatsappberichten en de ondertekening van de facturen blijkt slechts dat de facturen door [gedaagde sub 2] namens [onderbewindgestelde] zijn geaccepteerd. Hieruit volgt nog niet dat [gedaagde sub 2] de verplichting op zich heeft genomen om de facturen vanuit zijn eigen vermogen te betalen. Van borgtocht door een toezegging tot betaling is daarom ook geen sprake, nog afgezien van het feit dat [eiseres] de borgtocht op grond van artikel 7:859 lid 1 BW met een ondertekend geschrift hadden moeten onderbouwen. Ondertekening van de facturen door [gedaagde sub 2] is daarvoor onvoldoende.

4.12. Naar het oordeel van de kantonrechter is de vordering van [eiseres] op de bewindvoerder opeisbaar. Uit de brief van 9 december 2022 blijkt dat GGN de betalingsregeling heeft willen verhogen. Daarom heeft GGN [onderbewindgestelde] een verzoek tot inkomensverantwoording gestuurd. [onderbewindgestelde] (althans [gedaagde sub 2] namens [onderbewindgestelde] ) heeft de benodigde gegevens niet aan GGN verstrekt, waarna GGN de betalingsregeling per brief van 1 februari 2023 vervallen heeft verklaard. De bewindvoerder voert aan dat GGN de betalingsregeling niet eenzijdig namens [eiseres] mocht opzeggen, omdat de regeling nog werd nagekomen. Dit verweer kan de bewindvoerder niet helpen. Uit de notities in het systeem van GGN blijkt dat bij de betalingsregeling rekening is gehouden met een eerder beslag in het kader van een andere vordering. Op enig moment was die vordering door de beslaglegging kennelijk nagenoeg voldaan, zodat de financiële situatie van [onderbewindgestelde] zich sinds de totstandkoming van de betalingsregeling aanzienlijk had verbeterd. Onder die omstandigheid kon in redelijkheid niet van [eiseres] worden verlangd dat zij met de overeengekomen betalingsregeling genoegen bleef nemen. Zij mocht de betalingsregeling dan ook laten vervallen, nadat de benodigde informatie voor een aanpassing van de betalingsregeling uitbleef.

De bewindvoerder moet € 7.832,44 aan [eiseres] betalen