DOSSIERS
Alle dossiers

Privacy  

IT 910

Geen volledige onafhankelijkheid Datenschutzcommission (arrest)

HvJ EU 16 oktober 2012, zaak C-614/10 (Commissie tegen Oostenrijk)

In navolging van IT 812.

In't kort: Niet-nakoming – Schending van artikel 28, lid 1, tweede alinea van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281, blz. 31) – Verplichting van de lidstaten te verzekeren dat de nationale, met het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens belaste toezichthoudende autoriteiten hun opdrachten in volledige onafhankelijkheid kunnen vervullen – Nauwe persoonlijke en organisatorische banden tussen de toezichthoudende autoriteit en de kanselarij van de bondskanselier – Onderwerping van de toezichthoudende autoriteit aan toezicht van de bondskanselier
Advocaat-generaal : Mazák

Antwoord:

Door niet alle nodige maatregelen te nemen om te verzekeren dat de in Oostenrijk geldende wettelijke regeling wat de Datenschutzkommission (commissie voor gegevensbescherming) betreft voldoet aan het criterium van onafhankelijkheid, en meer specifiek, door een regeling in te stellen op grond waarvan
– de bestuurder van de Datenschutzkommission een federale ambtenaar is die is onderworpen aan bestuurlijk toezicht,
– het secretariaat van de Datenschutzkommission is geïntegreerd in de diensten van de bondskanselarij, en
– de bondskanselier een onvoorwaardelijk recht heeft op informatie over alle aspecten van het beheer van de Datenschutzkommission,
is de Republiek Oostenrijk de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 28, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

IT 907

Rapport IViR biedt inzicht in rol Patriot Act bij gebruik cloud computing

J.V.J. Van Hoboken e.a., Cloud diensten in hoger onderwijs en onderzoek en de USA Patriot Act, IViR.nl.

Uit't persbericht: Utrecht 12 oktober 2012 - Het Instituut voor Informatierecht (IViR) heeft onafhankelijk onderzoek gedaan naar de toegang van overheden tot data die zich in de cloud bevinden. Het onderzoek is uitgevoerd op verzoek van SURF, de ICT samenwerkingsorganisatie voor hoger onderwijs en onderzoek. Belangrijkste aanleiding voor het onderzoek zijn veel gestelde vragen over de Amerikaanse Patriot Act1. Hoofdconclusie van het onderzoek is dat het voor hogeronderwijsinstellingen in Nederland zaak is zicht te krijgen en te houden op de condities waaronder justitie en veiligheidsdiensten toegang hebben tot data en de daarmee samenhangende risico’s. Er moet daarbij verder worden gekeken dan de Patriot Act, die symbool staat voor meer wet- en regelgeving van de VS over overheidstoegang tot (cloud)data. Het volledige rapport, inclusief de managementsamenvatting, is hier te downloaden.

IT 900

Vragen aan HvJ EU over afgifte biometrische gegevens

ABRvS 28 september 2012, uitspraken met zaaknummers 201205423/1 (Amsterdam), 201110934/1 (Nuth), 201110242/1 (Skarsterlân) en 201105172/1 (Den Haag).

fingerprintDe Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, recht doende in naam der Koningin:

I. verzoekt het Hof van Justitie van de Europese Unie bij wege van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op de volgende vragen:

1. Is artikel 1, tweede lid, van Verordening (EG) 2252/2004 van de Raad van 13 december 2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten (PB L 385, blz. 1), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 444/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2252/2004 (PB L 142, blz. 1), geldig in het licht van de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden?

2. Indien het antwoord op vraag 1 inhoudt dat artikel 1, tweede lid, van Verordening (EG) 2252/2004 van de Raad van 13 december 2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten (PB L 385, blz. 1), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 444/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2252/2004 (PB L 142, blz. 1) geldig is, moet artikel 4, derde lid, van de Verordening, in het licht van de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 8, tweede lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 7, aanhef en onder f, van de Privacyrichtlijn gelezen in verbinding met artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van die richtlijn zo worden uitgelegd dat ter uitvoering van deze Verordening door de lidstaten wettelijk dient te worden gewaarborgd dat de op grond van deze Verordening verzamelde en opgeslagen biometrische gegevens niet voor andere doeleinden mogen worden verzameld, verwerkt en gebruikt dan voor de afgifte van het document?

Op andere blogs:
SOLV (Prejudiciële vragen over vingerafdrukken in reisdocument)

IT 889

Contactverbod vanwege ongefundeerde verdachtmaking

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 26 september 2012, LJN BX8427 (The Royal Bank of Scotland N.V. tegen gedaagde)

Gedaagde handelt onrechtmatig door over eiseres ongefundeerde verdachtmakingen van fraude via e-mailberichten, internet en Twitter te verspreiden. [gedaagde] stuurt (medewerkers van) RBS ongeveer acht e-mails per dag. En verstuurt onder meer via Twitter: "We seek contact with #Anonymous to take action against #RBS_UK to take out all websites around the Globe, hack and take down as a warning". De uitkomst is het gemakkelijkst te lezen in het dictum:

Dictum: De voorzieningenrechter:

- verbiedt [gedaagde] na betekening van dit vonnis op welke manier dan ook en via welk telefoonnummer of welk e-mailadres dan ook, contact op te nemen met (medewerkers van) RBS;
- verbiedt [gedaagde] e-mailadressen te registreren en te gebruiken waarin namen van afdelingen van RBS, medewerkers van RBS of de namen 'RBS', The Royal Bank of Scotland en/of variaties daarop voorkomen, dan wel op enige andere wijze de identiteit van (afdelingen van) RBS of medewerkers van RBS te gebruiken, al dan niet voor het opstellen van correspondentie die ten onrechte suggereert dat deze van RBS afkomstig is;

 

- gebiedt [gedaagde] iedere verspreiding, openbaarmaking en/of het (in de media) doen van uitlatingen waarin hij RBS van fraude beschuldigt, alsmede soortgelijke uitingen, te staken en gestaakt te houden en van het internet, waaronder begrepen van de [account 2]' en '#[account 1]' Twitter-accounts, te verwijderen en verwijderd te houden;

- gebiedt [gedaagde] iedere verspreiding, openbaarmaking en/of het (in de media) doen van uitlatingen waarin hij persoonsgegevens van RBS-medewekers publiceert te staken en gestaakt te houden;

- gebiedt [gedaagde] alle media, waarin publicaties of reacties zijn verschenen waarin RBS door [gedaagde], al dan niet onder een alias, wordt beschuldigd van fraude en waarin door [gedaagde] persoonsgegevens van RBS-medewerkers worden gepubliceerd, op deugdelijke wijze te verzoeken, onder toezending van een kopie van dit vonnis, met een gelijktijdig afschrift aan de raadsman van RBS, deze uitingen te verwijderen en verwijderd te houden met uitsluitend het volgende verzoek:

"Omdat de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage bij vonnis van 26 september 2012 heeft geoordeeld dat de hierna te noemen bericht(en) of artikel(en) onrechtmatig is/zijn jegens The Royal Bank of Scotland N.V., verzoek ik u deze te verwijderen en verwijderd te houden:"

- gebiedt [gedaagde] Google te verzoeken, op de wijze die Google hiertoe voorschrijft, de publicaties of reacties waarin RBS door [gedaagde], al dan niet onder een alias, wordt beschuldigd van fraude en waarin door [gedaagde] persoonsgegevens van RBS-medewerkers worden gepubliceerd te verwijderen en verwijderd te houden uit de Google zoekresultaten en uit haar cache, opdat deze publicaties niet meer vindbaar zijn via Google;

- verbiedt [gedaagde] derden op te roepen om op enige wijze schade toe te brengen aan RBS, waaronder begrepen maar niet beperkt tot het oproepen van derden om websites van RBS te hacken en offline te halen;

- een en ander op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 500,-- voor iedere keer, dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] in strijd handelt met een van voornoemde verboden c.q. geboden met een maximum van € 50.000,--;

IT 882

DigiD-fraude

Strafrecht Rechtbank Rotterdam 5 september 2012, LJN BX6605 (DigiD fraude)

DigiDStrafrecht. Grootschalige belastingfraude met DigiD en BSN. Bewijs van het valselijk opmaken van digitale aanvragen zorg-, huur- en kinderopvangtoeslag en aangiften inkomstenbelasting. Deelname aan een criminele organisatie. Witwassen door omzetten en overdragen.

Dat het om wijd verbreide criminaliteit is gegaan, blijkt verder uit de wijze waarop de verdachte en de medeverdachten aan de persoonsgegevens van hun slachtoffers kwamen. Er werd post uit brievenbussen gehengeld, er werd gebruik gemaakt van post die aan de TNT was toevertrouwd maar kennelijk was verduisterd en er werd gebruik gemaakt van bescheiden die bij inbraken bij bedrijven werden ontvreemd.

Daar komt bij, dat misbruik is gemaakt van het vertrouwen van anderen, die aan de verdachte en zijn medeverdachten gegevens van hun bankrekeningen toevertrouwden. Daarbij hebben de verdachte en zijn mededaders meer dan eens druk uitgeoefend op hun slachtoffers en gedreigd met geweld tegen hen of hun familieleden.

IT 880

Maatregelen voor de uitwisseling van IP-gegevensverkeer intrekken

HvJ EU 6 september 2012, zaak C-422/11P en C-423/11P (Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej en Republiek Polen tegen Europese Commissie)

Als randvermelding. Verzoek tot nietigverklaring van de overeenkomstig artikel 7, lid 4, van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 108, blz. 33) vastgestelde beschikking C(2010) 1234 van de Commissie van 3 maart 2010 waarmee de Poolse regelgevende autoriteit op het gebied van elektronische communicatie en postdiensten wordt bevolen twee meegedeelde ontwerpmaatregelen inzake de nationale wholesalemarkt voor de uitwisseling van IP-gegevensverkeer (IP-transit) (zaak PL/2009/1019) en de wholesalemarkt voor IP-peering met het netwerk van Telekomunikacja Polska S.A. (TP) (zaak PL/2009/1020) in te trekken. Waarna een (afgewezen) hogere voorziening.

Hogere voorziening tegen de beschikking van het Gerecht (Zevende kamer) van 23 mei 2011, Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej / Commissie (T226/10), waarbij het Gerecht niet-ontvankelijk heeft verklaard het beroep van de Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej tot nietigverklaring van de overeenkomstig artikel 7, lid 4, van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 108, blz. 33) vastgestelde beschikking C(2010) 1234 van de Commissie van 3 maart 2010 waarmee de Poolse regelgevende autoriteit op het gebied van elektronische communicatie en postdiensten wordt bevolen, twee meegedeelde ontwerpmaatregelen inzake de nationale wholesalemarkt voor de uitwisseling van IP-gegevensverkeer (IP-transit) (zaak PL/2009/1019) en de wholesalemarkt voor IP-peering met het netwerk van Telekomunikacja Polska S.A. (TP) (zaak PL/2009/1020) in te trekken – Onjuiste uitlegging van artikel 19, derde en vierde alinea, van het Statuut van het Hof junctis artikel 53, eerste alinea, van het Statuut van het Hof, artikel 254, zesde alinea, VWEU, en artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering – Schending van artikel 67, lid 1, VWEU juncto artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering – Schending van artikel 5, leden 1 en 2, VEU junctis artikel 4, lid 1, VEU en artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering – Schending van artikel 5, lid 4, VEU juncto artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering – Ontoereikende motivering – Niet-ontvankelijkheid van het beroep in geval van vertegenwoordiging door advocaten die in dienstbetrekking zijn bij de partij.
IT 869

Working document met belangrijkste wijziging persoonlijke data

WORKING DOCUMENT on the protection of individuals with regard to the processing of personal data and on the free movement of such data (General Data Protection Regulation) on the protection of individuals with regard to the processing of personal data by competent authorities for the purposes of prevention, investigation, detection or prosecution of criminal offences or the execution of criminal penalties, and the free movement of such data.

Personal Data.

2. Main elements of the reform
The main elements of the reform are the following:

- data protection as a fundamental right as enshrined in Article 8 of the Charter and Article 16 TFEU, and in that regard improving the ability of individuals to control their data (freely given, informed and explicit consent, right to rectification, to erasure and to be forgotten, right to information and access to own data, data portability, the right to object);

- maintaining the principle of covering all kinds of situations and all kinds of sectors (except national security, common foreign and security policy, and exclusively nongainful personal activity) with the same or a similar set of rules, whereby the same principles and mechanisms apply to the public and private sector, with necessary and proportionate limitations for the area of law enforcement;
- adapting data protection rules to the new technological progress in a technically neutral way (for example: privacy by design and privacy by default);
- providing effecting means for safeguarding the fundamental right to data protection (purpose limitation, responsibilities of the controller, notification and communication of data breaches, strong and independent national data protection authorities, data protection officers at all public authorities, in companies above a specific size, or in special situations, effective administrative and judicial remedies);
- preventing fragmentation and providing legal certainty for individuals, enterprises (as regards the single market) and public entities through the introduction of the so-called "one stop shop" system (competence of the data protection authority of the main establishment of the controller or processor), and the "consistency mechanism";
- providing harmonisation on basic data protection principles as regards the handling and exchange of data by police and judicial authorities for the purposes of the prevention, investigation, detection or prosecution of criminal offences or the execution of criminal penalties (data protection aspects being an essential part of existing and proposed EU legislation in that regard), thereby also ending the current situation where EU rules (Framework Decision 2008/977/JHA) applied only if a cross-border element was present;
- providing a safe and sound system of data transfers to third countries (either on an adequacy decision for a country, territory or processing sector - based, inter alia, on rights for effective administrative and judicial redress for data subjects residing in the Union - or on specific appropriate safeguards in legally binding instruments) and to promote the EU system abroad (including agreements with third countries).

IT 853

Inkijken e-mails niet zonder instemming OR

Kantonrechter Rechtbank Amsterdam 17 augustus 2012, LJN BX4940 (OR DWI Gemeente Amsterdam tegen DWI Gemeente Amsterdam)

Samenvatting uit't persbericht: De Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam mag niet zonder toestemming van de medewerker in diens mailbox kijken. DWI voerde deze nieuwe maatregel in maar vroeg vooraf geen instemming aan de Ondernemingsraad. Volgens de OR is er wel sprake van instemmingsrecht en stapte daarop naar de rechter. Deze stelt de OR nu in het gelijk.

DWI wil na een kritisch rapport van de gemeentelijke ombudsman de bereikbaarheid verbeteren, ondermeer door 24 uur na binnenkomst e-mails te beantwoorden. Om dat te bereiken voerde de directie een nieuwe procedure in waarbij in bijzondere situaties de teammanager bij afwezigheid van een medewerker tijdelijk wordt gemachtigd om in diens persoonlijke mailbox te kijken. De OR van DWI is het hier niet mee eens en stelt dat deze nieuwe procedure pas mag worden ingevoerd na instemming van de ondernemingsraad.

Instemmingsrecht
Op grond van de Gedragscode is het medewerkers van DWI toegestaan de e-mail in beperkte mate te gebruiken voor privédoeleinden. Volgens de rechter vormt het kunnen inkijken van e-mailverkeer zonder toestemming een wijziging van de Gedragscode van DWI. Bovendien kan op die manier controle worden uitgeoefend op de werknemer. Aangezien de OR volgens de wet in die gevallen instemmingsrecht heeft volgt daaruit dat een zonder de instemming van de OR genomen besluit ongeldig is.

11.[naam] en [naam] zijn in Inzicht in de Ondernemingsraad (uitgave 2012) van mening dat ‘Naast personeelscontrolesystemen en personeelsinformatiesystemen die als zodanig gebruikt kunnen worden (prikklok, pieper, controlecamera’’s e.d.) (…) ook voorzieningen die als zodanig gebruikt kunnen worden (beveiligingscamera’s, chipkaarten en telefoonrecording) onder het instemmingsrecht (vallen).’ ‘Louter persoonlijk toezicht zonder het gebruik van enig technisch of administratief (hulp)middel is geen ‘voorziening’ als in dit wetsartikel genoemd’, aldus deze schrijvers. De manager kan op grond van het besluit toegang krijgen tot de inbox van de werknemer, waarmee sprake is van een technisch hulpmiddel, en niet louter van persoonlijk toezicht. De opvatting van deze schrijvers is daarom niet in strijd met de hierboven genoemde conclusie.

12.Het door een werknemer inzage moeten geven aan een buddy of aan zijn leidinggevende heeft ook privacyaspecten. Op grond van de gedragscode is het de werknemer toegestaan de DWI-email in beperkte mate voor privé doeleinden te gebruiken. Denkbaar is dat dit gebeurt om met instanties als een arts of andere vormen van hulpverlening te communiceren. Indien van een dergelijke hulpverlener een bericht in de inbox verschijnt kan reeds de titel van het e-mailbericht privacygevoelig zijn (bijvoorbeeld: de afspraak met uw behandelaar gaat niet door). Niet uitgesloten is dat hiermee sprake is van ‘de bescherming van persoonsgegevens’ zoals bepaald in artikel 27 lid 1 sub k WOR.

13.Het bovenstaande betekent dat de OR instemmingsrecht had ten aanzien van het besluit. DWI heeft de OR niet om instemming met het besluit gevraagd, en de OR heeft die instemming ook niet eigener beweging gegeven. Het besluit is daarmee nietig. De OR heeft die nietigheid tijdig ingeroepen. De vorderingen van de OR zijn daarmee voor toewijzing vatbaar, zij het dat aan de verzochte dwangsom een maximum wordt verbonden.

IT 851

NS wijzigt gebruik reisgegevens OV-chipkaart voor marketingdoeleinden

Uit't persbericht: en het rapport (5 Mb) Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft tijdens onderzoek geconstateerd dat NS de wet heeft overtreden bij het gebruik van persoonsgegevens van OV-chipkaarthouders voor marketingdoeleinden. NS heeft naar aanleiding van deze constatering maatregelen getroffen waardoor de overtredingen van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) inmiddels zijn beëindigd.

Uit de door het CBP onderzochte verwerkingen van reisgegevens voor marketingdoeleinden bleek dat NS een gedetailleerd beeld van het reisgedrag van de OV-chipkaarthouders vastlegde. NS gebruikte deze gedetailleerde reisgegevens zonder de vereiste toestemming hiervoor van de reizigers. Daarmee leefde het vervoerbedrijf de eerder door het CBP geformuleerde voorwaarden waaronder OV-bedrijven reisgegevens mogen verwerken voor marketingdoeleinden, niet na. NS heeft zich in 2008 aan de uitwerking van de wet in de voorwaarden uitdrukkelijk verbonden.

Uit het onderzoek kwam ook naar voren dat NS persoonsgegevens van anonieme OV-chipkaarthouders verzamelde. Het OV-bedrijf gebruikte namelijk de e-mailadressen van de anonieme OV-chipkaarthouders die hun saldo via de website van NS activeerden voor direct marketingdoeleinden.

IT 847

WOB-verzoek, onder eigen naam handelsnaam voeren en privacy

Rechtbank Amsterdam 26 juni 2012, LJN BX5021 (Stichting Foodwatch Nederland tegen staatssecretaris van ELI)

Wob-verzoek. Privacy van natuurlijke personen die onder eigen naam een handelsnaam voeren.

Rechtspraak.nl: Verzocht is om openbaarmaking van inspectie bevindingen in de horeca door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ELI) en/of de voedsel- en warenautoriteit. De rechtbank oordeelt dat weigering van vestigingsplaats van individuele horecaonderneming niet is gerechtvaardigd. Weigering om privacyredenen van een handelsnaam die hetzelfde is als de naam van de eigenaar is evenmin gerechtvaardigd. De openbaarmaking van naam, postcode en adres van de horecaondernemingen, wat leidt tot identificatie mocht worden geweigerd wegens onevenredige benadeling, nu inspectiegegevens geen enkele contextinformatie over de omvang en de ernst van een overtreding bevatten en de gegevens grotendeels verouderd zijn.

3.11.  De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder, naast naam van de onderneming, straatnaam, huisnummer en postcode, ook de vestigingsplaats(en) van de betreffende horecaondernemingen niet openbaar heeft gemaakt, terwijl verweerder ten aanzien hiervan geen motivering heeft opgenomen in het bestreden besluit dan wel in zijn brief van 14 november 2011. Voor zover verweerder beoogd heeft de openbaarmaking van de plaatsnamen op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob te weigeren, heeft verweerder dit ten onrechte niet (alsnog) gemotiveerd. De rechtbank is in dat verband overigens van oordeel dat de enkele vermelding van de naam van de plaats waar de horecagelegenheid gevestigd is onvoldoende is om de individuele horecaonderneming te identificeren. Dit motiveringsgebrek is eveneens reden voor de rechtbank om te concluderen dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven.

3.12.  Ten aanzien van de weigering door verweerder om de namen van de ondernemingen, waaronder eigennamen van de eigenaar als handelsnaam, straatnamen, huisnummers en postcodes van de betreffende horecaondernemingen niet openbaar te maken, overweegt de rechtbank het volgende. Daargelaten of door openbaarmaking van de gegevens het door eiseres gestelde algemeen belang van de volksgezondheid, gelet op de gedateerdheid van de gegevens, gediend is, dient voor de beoordeling van de weigering om de gegevens openbaar te maken slechts het algemeen belang van openbaarheid afgewogen te worden tegen het belang in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob. De rechtbank overweegt dat een naam van de onderneming, straatnaam en huisnummer, dan wel een postcode, ook elk voor zich, voldoende informatie bieden om een individuele horecaonderneming te identificeren. De rechtbank is van oordeel dat verweerder afdoende aannemelijk heeft gemaakt dat de horecaondernemingen benadeeld worden door reputatieschade die kan ontstaan als de inspectiegegevens openbaar gemaakt worden.

Vervolgens is de vraag aan de orde of verweerder die benadeling ook als onevenredig heeft kunnen aanmerken. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Het gebrek aan contextinformatie, bijvoorbeeld over de maatregelen die genomen zijn naar aanleiding van de inspecties, het feit dat de betreffende horecaondernemingen wellicht inmiddels van eigenaar veranderd zijn en gelet op de gedateerdheid van de gegevens, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat deze ondernemers door de aanzienlijke reputatieschade die te verwachten valt onevenredig benadeeld zouden worden wanneer de gegevens in de huidige vorm openbaar gemaakt zouden worden. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook mogen concluderen dat de onevenredige benadeling van de gecontroleerde en gesanctioneerde ondernemingen in dit geval zwaarder moet wegen dan het algemeen belang van openbaarmaking van die gegevens.

3.13.  Eiseres heeft nog aangevoerd dat de gezondheidswet op korte termijn zal worden gewijzigd, in die zin dat daarin een systeem zal worden opgenomen op grond waarvan alle controlegegevens horeca en retail van de VWA openbaar gemaakt zullen worden. Volgens eiseres valt niet in te zien waarom gegevens die de wetgever openbaar wil gaan maken thans niet op basis van het onderhavige Wob-verzoek openbaar kunnen worden gemaakt.
Verweerder heeft in dit verband opgemerkt dat op dit moment wordt gewerkt aan een aanpassing van de gezondheidswet. Eerst nadat deze wet is aangepast, zal het proces van uitbreiding van het actief openbaar maken van dit soort controlegegevens worden ingezet. Er zal worden toegewerkt naar gehele openbaarmaking van alle controlegegevens horeca en retail van de VWA, zowel de positieve als de negatieve resultaten. Daarbij zal er zorg voor worden gedragen dat die te openbaren gegevens met de nodige contextinformatie worden verstrekt en dat deze een zo duidelijk en juist mogelijk beeld schetsen van de situatie. De voorbereiding van dit proces kost veel tijd, waarbij zorgvuldigheid geboden is en de uitkomst afhankelijk is van de technische en financiële mogelijkheden, aldus verweerder.

3.14.  De rechtbank overweegt dat het voornemen van verweerder om in de toekomst dergelijke controlegegevens actief openbaar te maken, op zichzelf geen belang is dat afgewogen dient te worden in het kader van de vraag of de geweigerde openbaarmaking op grond van de Wob op dit moment gerechtvaardigd is. Het feit dat verweerder in de toekomst, met inachtneming van andere condities en onder toepassing van nog op te stellen beleid, mogelijk tot een andere afweging zal komen tussen het algemeen belang bij openbaarmaking en de belangen die beschermd worden door de uitzonderingen in artikel 10 en 11 van de Wob, maakt niet dat de afweging die verweerder in de voorliggende zaak op dit moment in de tijd heeft gemaakt reeds om die reden onjuist is.

Conclusie
3.15.  Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. De besluitvorming vergt een nadere motivering en belangenafweging van verweerder, zodat de rechtbank geen ruimte ziet om in het kader van finale geschilbeslechting de rechtgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, dan wel anderszins thans zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.