DOSSIERS
Alle dossiers

Overige onderwerpen  

IT 2406

Politieke organisatie dient rectificatie te plaatsen wegens verwijten jegens radiostation

Rechtbank 8 nov 2017, IT 2406; ECLI:NL:RBDHA:2017:12864 (Feel Good Radio tegen Vereniging Onafhankelijk Rijswijk), https://www.itenrecht.nl/artikelen/politieke-organisatie-dient-rectificatie-te-plaatsen-wegens-verwijten-jegens-radiostation

Vzr. Rechtbank Den Haag 8 november 2017, IEF 17271; IT&R 2406; ECLI:NL:RBDHA:2017:12864 (Feel Good Radio tegen Vereniging Onafhankelijk Rijswijk). Rectificatie. Feel Good Radio produceert radioprogramma’s voor de Stichting Omroep Rijswijk (SOR). De VOR is een politieke organisatie welke verschillende nieuwsberichten op haar website heeft geplaatst met betrekking tot Feel Good Radio. De VOR heeft onrechtmatig gehandeld jegens Feel Good Radio door het publiceren van de berichtgeving, nu deze feitelijke grondslag missen. De VOR zal voorts worden geboden een rectificatie te plaatsen. 

IT 2393

KG-procedure leent zich niet voor toetsing proportionaliteit hoeveelheid verzonden e-mails

Rechtbank 2 okt 2017, IT 2393; ECLI:NL:RBROT:2017:8041 (Loose Ends tegen Milestone c.s.), https://www.itenrecht.nl/artikelen/kg-procedure-leent-zich-niet-voor-toetsing-proportionaliteit-hoeveelheid-verzonden-e-mails

Vzr. Rechtbank Rotterdam 2 oktober 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:8041; IT&R 2393 (Loose Ends tegen Milestone c.s.). Rectificatie. E-mail. Loose Ends is een bedrijf dat zich o.a. bezig houdt met logistiek. Milestone c.s. is een logistiek dienstverlener. Eiser is via zijn onderneming Loose Ends op basis van een management services-overeenkomst werkzaamheden gaan verrichten voor Milestone c.s. In 2017 heeft Milestone c.s., na o.a. gesprekken met bedrijfsrechercheurs, de management services-overeenkomst met Loose Ends per direct beëindigd en daarnaast een e-mailbericht verstuurd naar contactadressen van zowel Milestone als eiser. In de ogen van eiser is deze e-mail onrechtmatig en onwettig. Gelet op hetgeen Milestone c.s. heeft aangevoerd is er thans onvoldoende reden om van de onjuistheid of onvolledigheid van het verweer van Milestone c.s. uit te gaan. Wel rijst de vraag of het proportioneel is dat het bericht van Milestone c.s. aan 3.130 contacten is verzonden, waaronder zoals eiser betoogt, aan privé-contacten van eiser. Milestone zegt voorafgaand aan het versturen van het e-mailbericht gekeken te hebben waar de e-mail naartoe zou gaan. Voor de beoordeling aan wie het bericht wel en aan wie het bericht niet gestuurd had moeten worden vergt nader onderzoek waarvoor de kort geding procedure zich niet leent. Ook de vordering jegens Milestone c.s. om zich in het vervolg niet negatief over eiser of Loose Ends uit te laten, wordt, gezien het aan de orde zijnde feitencomplex, afgewezen.

IT 2394

Geen bevrijdende betaling op basis van e-mails van internetfraudeur

Hof 3 okt 2017, IT 2394; ECLI:NL:GHARL:2017:8585 (Mees van den Brink tegen SAS), https://www.itenrecht.nl/artikelen/geen-bevrijdende-betaling-op-basis-van-e-mails-van-internetfraudeur

Hof Arnhem-Leeuwarden 3 oktober 2017, IT&R 2394; ECLI:NL:GHARL:2017:8585 (Mees van den Brink tegen SAS) E-mail. Tussen Mees van den Brink en SAS bestaat een zakenrelatie waarbij Mees van den Brink meerdere bestellingen plaatst bij SAS en steeds betaald op de rekening van SAS. Naar aanleiding van een e-mailwisseling heeft Mees van den Brink een latere bestelling betaald op een andere rekening. De hiermee gekochte zaken zijn vanuit China naar Nederland getransporteerd, maar niet afgeleverd bij Mees van den Brink. SAS stelt geen betaling te hebben ontvangen. De communicatie over de wijze van betaling van de koopprijs heeft uitsluitend plaatsgevonden door e-mailverkeer.  De vraag of een (e-mail-)verklaring is afgelegd door en/of een gedraging afkomstig is van de contractuele wederpartij dient naar het oordeel van het hof beoordeeld te worden analoog aan de in artikel 8 van het Weens Koopverdrag neergelegde uitgangspunten. Het wereldwijde karakter van het internationale handelsverkeer is voor de totstandkoming van internationale contracten ten zeerste gebaat bij communicatie via uitwisseling van e-mailverkeer. Van Mees van den Brink mocht daarentegen een voldoende opmerkingsgave worden verwacht en daaraan heeft het ontbroken. Zo heeft Mees van den Brink niet opgemerkt dat de na de contractsluiting tot stand gekomen e-mailcommunicatie is begonnen met een nieuwe e-mail vanaf een niet eerder gebruikt e-mailadres. Mees van den Brink heeft aldus niet op redelijke gronden aangenomen dat de ontvanger der betaling als schuldeiser tot de prestatie gerechtigd was, zodat zij niet aan SAS kan tegenwerpen dat zij (volledig) bevrijdend heeft betaald.

IT 2343

Vragen aan HvJ EU over beroep op de minder strenge informatievereisten bij beperkte weergavemogelijkheid

HvJ EU 14 jun 2017, IT 2343; (Walbusch tegen Zentrale zur Bekämpfung umlauteren Wettbewerbs), https://www.itenrecht.nl/artikelen/vragen-aan-hvj-eu-over-beroep-op-de-minder-strenge-informatievereisten-bij-beperkte-weergavemogelijk

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 14 juni 2017, IEFbe 2331; IT 2343; C-430/17 (Walbusch tegen Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs) Via Minbuza: Consumentenbescherming. Verweerder (Walbusch Walter Busch GmbH & Co) verspreidde in 2014 als bijlage bij verschillende tijdschriften en kranten een uitvouwbare reclamefolder inclusief bestelformulier. Op de voor- en achterkant van de bestelkaart werd gewezen op het wettelijke herroepingsrecht. Het internetadres van verweerder was tevens aangegeven. Op de website van de verweerder kon men via de link “Algemene voorwaarden” de instructies voor herroeping alsmede het modelformulier voor herroeping raadplegen. Verzoeker (Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs) voert aan dat de reclamefolder van verweerder oneerlijk is omdat de instructies voor herroeping in de voorgeschreven vorm ontbraken en het modelformulier voor herroeping niet was bijgevoegd. Na een vergeefse aanmaning heeft verzoekster een vordering tot staking en tot vergoeding van precontentieuze aanmaningskosten ten bedrage van €246,10 vermeerderd met rente ingesteld. Het Landgericht heeft de vordering toegewezen. De appelrechter heeft deze beslissing deels gewijzigd (de veroordeling van verweerder tot vergoeding van de aanmaningskosten werd bevestigd). Met beroep in “Revision” verzoekt verweerder om afwijzing van de vordering in haar geheel, verzoeker verzoekt om afwijzing van het beroep in “Revision”. 

Hier is van belang of verweerder zich met succes kan beroepen op de minder strenge informatievereisten bij beperkte weergavemogelijkheid overeenkomstig de BGB (Duits Burgerlijk Wetboek), EGBGB (Duitse wet tot invoering van het Burgerlijk Wetboek) en richtlijn 2011/83. Het antwoord op de vraag of de minder strenge informatievereisten hier gelden, hangt af van de uitlegging van artikel 8 lid 4 eerste zin, en artikel 6 lid 1 (h) van richtlijn 2011/83/EU. De vraag rijst evenwel of een zo uitgebreide informatieplicht over het herroepingsrecht verenigbaar is met de doelen van richtlijn 2011/83/EU. Het zou een onevenredige beperking van de vrije reclamevoering kunnen blijken de handelaar ongeacht beperkingen in ruimte en tijd van het door hem voor de reclame gebruikte middel voor communicatie op afstand steeds te verplichten de omvangrijke de instructies voor herroeping meteen en rechtstreeks in dit middel voor communicatie op afstand mee te delen en het modelformulier voor herroeping daar dadelijk bij te voegen. Gestelde vragen:

 

IT 2335

Matchingbonus van 70 uur aan oud-bestuurder verschuldigd, geen acquisitiebonus

Rechtbank 19 okt 2016, IT 2335; ECLI:NL:RBMNE:2016:5573 (Bonusregeling IT-dienstverleningsbedrijf), https://www.itenrecht.nl/artikelen/matchingbonus-van-70-uur-aan-oud-bestuurder-verschuldigd-geen-acquisitiebonus

Rechtbank Midden-Nederland 19 oktober 2016, IT 2335; ECLI:NL:RBMNE:2016:5573 (Bonusregeling IT-dienstverleningsbedrijf) Geschil toepassing bonusregelingen. [eiseres] was één van de besturende vennootschappen van [gedaagde], een IT-dienstverleningsbedrijf. Binnen [gedaagde] gold een bonusregeling, "De persoon die de opdracht aanbrengt en binnen sleept heeft recht op 5% van de omzet voor de duur van de desbetreffende opdracht. Nieuwe opdrachten bij dezelfde klant vallen buiten de regeling.". [gedaagde] heeft aan [eiseres] bonussen uitbetaald die zijn berekend over de uren die medewerkers hebben gewerkt voor het project Phoenix. Partijen zijn het erover eens dat [eiseres] recht heeft op een matchingbonus over de uren die [F] toen voor het project Phoenix bij BAM heeft gewerkt, uitgaande van een uurtarief van € 115,-. Wat partijen hier verdeeld houdt is het aantal uren op basis waarvan de matchingbonus moet worden berekend. [eiseres] vordert, na vermeerdering van eis, samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 59.651,72, vermeerderd met rente, buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van de afgesproken bonusregeling diverse acquisitie- en matchingbonussen aan [eiseres] verschuldigd is en dat zij facturen die daarop zien ten onrechte onbetaald heeft gelaten. De rechtbank veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van €2.292,42, bestaande uit openstaande facturen en een matchingbonus over 70 uur vermeerderd met de wettelijke rente. 

De beoordeling:

4.1. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van de afgesproken bonusregeling diverse acquisitie- en matchingbonussen aan [eiseres] verschuldigd is en dat zij facturen die daarop zien ten onrechte onbetaald heeft gelaten. De rechtbank zal deze facturen hierna bespreken, in het licht van wat partijen daarover over en weer steeds hebben aangevoerd. In het algemeen stelt de rechtbank voorop dat tussen partijen niet in geschil is hoe de in overweging 2.2. weergegeven bonusregeling moet worden uitgelegd. Dit komt er enerzijds op neer dat degene die voor [gedaagde] een opdracht c.q. een klant ‘binnen sleept’ een bonus krijgt van 5% van de omzet van de voor die klant voor die opdracht gewerkte uren: dit is wat partijen de acquisitiebonus noemen. Daarnaast krijgt degene die iemand die geschikt is om op een bepaalde opdracht te worden ingezet, koppelt aan die opdracht, eveneens 5% van de omzet van de die persoon op die opdracht: dit is wat partijen de matchingbonus noemen. De rechtbank zal hierna deze termen ook gebruiken.

Facturen [factuurnummer] en [factuurnummer] 
4.2. [gedaagde] heeft op de comparitie de verschuldigdheid erkend van de onderste drie posten op de factuur met het nummer [factuurnummer] . Dit gaat om een bedrag van € 1.725,39 inclusief btw. De rechtbank zal de vordering van [eiseres] daarom in ieder geval tot dit bedrag toewijzen. [gedaagde] had dit bedrag immers al moeten betalen: daarvoor was geen nadere factuur nodig.

4.3.  Deze twee facturen zien voor de rest op werkzaamheden van [F] voor het project Phoenix bij BAM, in de maanden juli en augustus 2015. Partijen zijn het erover eens dat [eiseres] recht heeft op een matchingbonus over de uren die [F] toen voor dit project heeft gewerkt, uitgaande van een uurtarief van € 115,-. Wat partijen hier verdeeld houdt is het aantal uren op basis waarvan de matchingbonus moet worden berekend. [eiseres] is bij het opstellen van de facturen uitgegaan van de urenstaten die haar aanvankelijk door [gedaagde] verstrekt waren. Die zagen op 128 uur in juli en 106 uur in augustus. [gedaagde] heeft daarna echter gecorrigeerde urenstaten gestuurd, die zagen op 99 uur in juli en 26 uur in augustus. Volgens [gedaagde] waren er namelijk ten onrechte uren op het project Phoenix geboekt: [F] zou deze uren wel voor BAM hebben gewerkt, maar dat was voor een ander project. Op de comparitie heeft [gedaagde] vervolgens naar voren gebracht dat is gebleken dat ook in juni 2015 teveel uren aan dit project zijn toegeschreven. De matchingbonus over deze uren is echter al betaald aan [eiseres] , zodat op deze twee facturen nog een nadere correctie van 55 uur moet plaatsvinden. [eiseres] heeft steeds aangegeven dat zij eerst een onderbouwing wil zien van de aantallen uren die [F] voor de verschillende projecten bij BAM heeft gewerkt. [gedaagde] heeft op haar beurt steeds gezegd dat zij het door haar erkende deel van de vordering op dit punt pas wil betalen als [eiseres] gecorrigeerde facturen maakt. Daar is de discussie gestrand.

4.4. [gedaagde] erkent dus dat [eiseres] hier recht heeft op een matchingbonus over (99 + 26 - 55 =) 70 uur. Omdat [eiseres] zich beroept op het rechtsgevolg van haar stelling dat die bonus over meer uren moet worden berekend, is het aan haar om in dat kader voldoende te stellen. Daar is zij niet in geslaagd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat namens [eiseres] tijdens de comparitie is gezegd dat het best zou kunnen dat deze door haar opgestelde facturen niet kloppen en dat de daarin opgenomen uren deels op een ander project dan het project Phoenix zien. In het licht daarvan is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] niet voldoende heeft onderbouwd dat [F] meer uren voor het project Phoenix heeft gewerkt dan door [gedaagde] wordt erkend. De rechtbank zal de vordering van [eiseres] verder toewijzen, uitgaande van 70 uur. Dit gaat om een bedrag van (70 uur x € 115,- x 5% + btw =) € 487,03. [gedaagde] vindt zelf immers ook dat zij dit verschuldigd is en had dit bedrag al lang kunnen voldoen. Daarvoor is het ontvangen van een correcte factuur geen voorwaarde. De vordering van [eiseres] op dit punt zal voor het overige worden afgewezen.

4.12. Uit het voorgaande volgt dat de vordering van [eiseres] wat de hoofdsom betreft zal worden toegewezen tot (€ 1.725,39 + € 487,03 =) € 2.212,42. De wettelijke handelsrente zal worden toegewezen vanaf de vervaldatum de factuur met het nummer [factuurnummer] , omdat voor [gedaagde] toen zij die factuur ontving duidelijk moet zijn geweest welk bedrag zij [eiseres] verschuldigd was, ook voor wat betreft de eerdere facturen waarvan [gedaagde] later gecorrigeerde urenstaten heeft gestuurd.

IT 2333

Software levering aan Hogeschool blijft uit: Avetica verbeurd dwangsom

Rechtbank 14 aug 2017, IT 2333; ECLI:NL:RBROT:2017:6180 (ITV Hogeschool tegen Avetica), https://www.itenrecht.nl/artikelen/software-levering-aan-hogeschool-blijft-uit-avetica-verbeurd-dwangsom

Vzr. Rechtbank Rotterdam 14 augustus 2017, IT 2333; ECLI:NL:RBROT:2017:6180 (ITV Hogeschool tegen Avetica) Contractenrecht. ITV Hogeschool en Avetica hebben in 2015 een overeenkomst gesloten met betrekking tot het ontwikkelen en implementeren van het DOP2-systeem, in combinatie met Moodle. Nu na ingebrekestelling van Avetica oplevering achterwege blijft, vordert ITV Hogeschool nakoming van de overeenkomst op straffe van een dwangsom. Avetica is in verzuim nu de gestelde termijn voor nakoming is verstreken. Overeenkomst dient uiterlijk op 15 november 2017 nagekomen te worden. Avetica verbeurd een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat het bedrijf in gebreke blijft, tot een maximum van € 50.000,-. ITV Hogeschool dient als voorwaarde medewerking te verlenen aan het oplossen van de bugs. Vraag of dwangsom uiteindelijk opgelegd wordt blijft bewijskwestie.

IT 2319

Hogere voorziening Europese Commissie tegen toegang tot documenten bij het HvJ EU afgewezen

HvJ EU 18 jul 2017, IT 2319; ECLI:EU:C:2017:563 (Europese Commissie tegen Breyer), https://www.itenrecht.nl/artikelen/hogere-voorziening-europese-commissie-tegen-toegang-tot-documenten-bij-het-hvj-eu-afgewezen

HvJ EU 18 juli 2017, IT 2319; IEFbe 2254; C‑213/15P; ECLI:EU:C:2017:563 (Europese Commissie tegen Breyer) Toegang tot documenten van de instellingen – Artikel 15, lid 3, VWEU – Verordening (EG) nr. 1049/2001 – Werkingssfeer – Verzoek om toegang tot de memories die de Republiek Oostenrijk heeft ingediend in de zaak die heeft geleid tot het arrest van 29 juli 2010, Commissie/Oostenrijk (C‑189/09, niet gepubliceerd, EU:C:2010:455) – Documenten die zich in het bezit van de Europese Commissie bevinden. De hogere voorziening na Gerecht EU [IT 1703] wordt afgewezen; de Europese commissie wordt behalve in haar eigen kosten in de helft van de kosten van Breyer verwezen.

IT 2313

ICT-dienstverlener aansprakelijk: bruikbare back-up van huisartsenpraktijk voor installatie vereist

Rechtbank 21 jun 2017, IT 2313; ECLI:NL:RBLIM:2017:6454 (back up huisartsenpraktijk), https://www.itenrecht.nl/artikelen/ict-dienstverlener-aansprakelijk-bruikbare-back-up-van-huisartsenpraktijk-voor-installatie-vereist

Rechtbank Limburg 21 juni 2017, IT 2313; LS&R 1472; ECLI:NL:RBLIM:2017:6454 (back up huisartsenpraktijk) IT-dienstverlening. Vervolg na tussenvonnis (IT2205). Na niet-volledige installatie van een update en terugzetten back-up, zijn alle gegevens van de huisartsenpraktijk verloren gegaan. ICT-dienstverlener mocht er zonder controle niet op vertrouwen dat back-up in eigen systeem van huisartsenpraktijk bruikbaar was. Een back-up zou gemaakt moeten worden en gecontroleerd, of de bestaande back-up had op bruikbaarheid gecontroleerd moeten worden, alvorens tot installatie van de bestaande update over te gaan. Schade aan de kant van eiseres wordt bevestigd, maar nog niet begroot. Eiseres dient concrete gegevens te verstrekken. Zaak komt op rol.

IT 2311

Conclusie AG: Software is een medisch hulpmiddel aangezien deze de arts informatie biedt

HvJ EU 28 jun 2017, IT 2311; ECLI:EU:C:2017:501 (SNITEM tegen SNITEM et Philips France), https://www.itenrecht.nl/artikelen/conclusie-ag-software-is-een-medisch-hulpmiddel-aangezien-deze-de-arts-informatie-biedt

Conclusie AG HvJ EU 28 juni 2017, IT 2311; LS&R 1469; C‑329/16 (SNITEM tegen SNITEM et Philips France) Begrip medisch hulpmiddel. CE‑markering. Software dienende ter ondersteuning bij het voorschrijven van geneesmiddelen. Conclusie AG:

Onverminderd de uiteindelijk door de verwijzende rechter te verrichten beoordeling van de aanwezige functionaliteiten is software dienende ter ondersteuning bij het voorschrijven van geneesmiddelen als die welke aan de orde is in het hoofdgeding, aan te merken als medisch hulpmiddel in de zin van artikel 1, lid 2, onder a), van richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen, aangezien deze software de arts informatie biedt die van belang is voor het opsporen van contra‑indicaties, wisselwerkingen tussen geneesmiddelen en te hoge voorgeschreven doses.

IT 2305

Prej. vragen over bedrijfsgeheimen van een geprivatiseerde bank en toegang tot overheidsinformatie

HvJ EU 11 apr 2017, IT 2305; (Nova KBM tegen Slovenië), https://www.itenrecht.nl/artikelen/prej-vragen-over-bedrijfsgeheimen-van-een-geprivatiseerde-bank-en-toegang-tot-overheidsinformatie

Prej. vragen aan HvJ EU 11 april 2017, IEF 16877; IEFbe 2213; IT 2305; C-215/17 (Nova KBM tegen Slovenië) Openbaarheid. Overheidsinformatie. Auteursrecht. Hergebruik. Verzoekster (bank) heeft verzocht om herziening van een uitspraak op een verzoek van een journaliste tot openbaarmaking van een lijst van de consultancyfirma’s, advocatenkantoren en vennootschappen die intellectuele prestaties leveren waarmee verzoekster in de periode van 01-10-2012 tot en met 17-04-2014 overeenkomsten heeft gesloten. De lijst zou ook inhoudelijke gegevens van de overeenkomsten moeten bevatten. Volgens de SLV wetgeving zijn deze gegevens absoluut openbaar waarbij aangetekend dat het belang van het publiek bij openbaarmaking niet zwaarder weegt dan het belang van de tot openbaarmaking verplichte persoon om de toegang tot de gevraagde informatie te beperken. Dit geldt met name voor (rechts)personen die onder de overheersende invloed staan dan wel de laatste vijf jaar hebben gestaan van publiekrechtelijke lichamen, zoals in casu verzoekster, waarin SLV een meerderheidsaandeel had en die door SLV in beduidende mate is geherkapitaliseerd. Met name dit laatste vergroot het openbaar belang van controle. Sinds 21-04-2016 is verzoekster een privaatrechtelijke vennootschap op aandelen. Zij staat niet meer onder de overheersende invloed van de Staat maar is nog wel verplicht vijf jaar lang gegevens te verstrekken op grond van de Wet op de toegang tot overheidsinformatie.