Wft-boete wegens doorsturen van leads via website
CBb 26 november 2014, ECLI:NL:CBB:2014:446 (appellante tegen AFM)
Boete wegens bemiddelen zonder vergunning; doorsturen van leads via website. Indien door de consument een keuze wordt gemaakt voor een bepaalde aanbieder worden de ingevulde gegevens (de ‘lead’) verzonden naar een digitale ruimte op een server die appellante huurt en onderverhuurt aan de desbetreffende aanbieder of bemiddelaar. De aanbieder kan vervolgens tegen betaling de door de consument achtergelaten gegevens ophalen. Indien geen bepaalde aanbieder wordt gekozen door de consument, wordt de lead naar een digitale verzamelplaats verzonden. De aanbieders kunnen vervolgens op hun eigen gehuurde digitale ruimte of op de verzamelplaats inloggen om, als zij dat willen, de lead(s) tegen betaling te downloaden.
De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat de activiteiten van appellante aan te merken zijn als bemiddelen in de zin van artikel 1:1 Wft en AFM de bevoegdheid heeft om appellante een boete op te leggen wegens overtreding van artikel 2:80, eerste lid, Wft.
3.4. Wat betreft de vraag of de activiteiten van appellante kunnen worden aangemerkt als bemiddelen in de zin van artikel 1:1 Wft overweegt het College dat op grond van vaste jurisprudentie (zie onder meer de uitspraak van het College van 11 februari 2013, ECLI:NL:CBB:2013:BZ1866) sprake moet zijn van inhoudelijke betrokkenheid bij de totstandkoming van het financiële product. Op grond van de niet door appellante betwiste feiten is het College van oordeel dat haar activiteiten gericht waren op het tot stand brengen van overeenkomsten tussen aanbieders van (hypothecair) krediet en consumenten. De activiteiten van appellante behelsden immers het als lead doorsturen van niet alleen de NAW-gegevens van de consumenten, maar ook van andere gegevens, waaronder de geboortedatum, die relevant zijn voor het afsluiten van een (hypothecaire) lening. De feiten in de voorliggende zaak en hetgeen door appellante in hoger beroep is aangevoerd vormen voor het College geen aanleiding anders te oordelen dan in eerdere zaken is gedaan.
Gelet hierop is de rechtbank terecht tot het oordeel gekomen dat de activiteiten van appellante in de periode in geding zijn aan te merken als bemiddelen in de zin van artikel 1:1 Wft en AFM in beginsel de bevoegdheid toekwam om appellante een boete op te leggen wegens overtreding van artikel 2:80, eerste lid, Wft.
Via een mobiele applicatie (Uber app) worden gebruikers in meer dan 200 steden in 45 landen in contact gebracht met door UBER geselecteerde vervoerders. UBER biedt sinds 2012 in Nederland verschillende vervoersopties aan, waaronder de diensten UberLUX en UberBLACK voor taxivervoer per limousine of luxe auto met professionele chauffeurs.
Uit het
EDITORIAL
Zie eerder
Eerder
Beschikking. Wbp. Incidentenregister. Eiser heeft een zakelijke rekening bij ING. ING heeft eiser geregistreerd in het Incidentenregister. Reden hiervoor is de verdenking van het schuldwitwassen in de zin van artikel 420quater sub b Sr. Eiser betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan fraude, omdat het gebruik van zijn bankpas nog geen bewijs voor betrokkenheid vormt. Volgens eiser is daarom niet voldaan aan het proportionaliteitsvereiste. De rechtbank wijst het verzoek af.
Koopovereenkomst. Koop van standaard softwareapplicaties waarvan de samenstelling van onderdelen op de wensen van koper (eiseres) is afgestemd. Eiseres heeft onvoldoende gesteld voor de conclusie dat gedaagde is tekortgeschoten in de nakoming en dat dit grond was voor ontbinding. Niet gebleken van tijdige en concrete klachten over het geleverde. Geen verzuim. De rechtbank wijst de vorderingen af.