IT 4887
16 juni 2025
Artikel

deLex zoekt Juridisch eindredacteur (32 uur)

 
IT 4888
20 juni 2025
Uitspraak

Rechtbank bevestigt misbruik machtspositie door Apple en rechtmatigheid dwangsom ACM

 
IT 4890
19 juni 2025
Uitspraak

Gedaagde moet rectificatie op LinkedIn plaatsen na onrechtmatige uiting over zijn ex-advocaten

 
IT 148

Het einde van vooraf geïnstalleerde software?

Recent zijn er op internet commentaren verschenen op een belangwekkende uitspraak over uitputting van software van de rechtbank Dordrecht van 11 augustus jl. (LJN: BN3863, 78465 / HA ZA 08-2747, zie hier). Menno Weij gaf zijn visie op de uitspraak weer op de weblog van Solv (hier) en in de Automatisering Gids (hier) en Arnoud Engelfriet legde een link naar Amerikaans uitputtingsrecht (hier). 

In haar uitspraak geeft de rechtbank Dordrecht een verstrekkende visie op de reikwijdte van de uitputtingsleer binnen software overeenkomsten. Voor de opvatting dat de rechtbank ernaast zit, zoals gehuldigd door Weij, zie ik echter geen aanknopingspunten.

Commentaar van Hans Jansen,Vondst Advocaten.

Lees het commentaar hier.

IT 147

I-Phone voor € 39,27?

Afgelopen maandagmiddag stond op de website van T For Telecom een zeer aantrekkelijke aanbieding. Via de site was de I-Phone 4 en de I-Phone 3GS los te bestellen voor € 39,27. Het schijnt dat veel consumenten van dit buitenkansje gebruik maakten en direct het toestel bestelden. Helaas voor hen zal T For Telecom de I-Phone niet voor deze prijs hoeven leveren. Met dank aan:Teun Burgers  - Cordemeyer & Slager Advocaten

Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:217c BW). Voor een geldig aanbod evenals voor een geldige aanvaarding – beide eenzijdig gerichte rechtshandelingen - is op grond van artikel 3:33 BW vereist dat de wil en de verklaring van degene die aanbiedt c.q. aanvaardt met elkaar overeenstemmen. In dit geval lijkt het duidelijk niet de wil van T for Telecom om een I-Phone voor € 39,27 te verkopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat de prijs van een I-Phone zonder abonnement aanzienlijk hoger is.

De Nederlandse wet kent bovendien een negatieve definitie van het begrip goede trouw. In artikel 3:11 BW is bepaald dat goede trouw ontbreekt indien iemand bij de totstandkoming van een rechtshandeling van de werkelijke feiten of juridische verhouding op de hoogte is, of deze had moeten kennen. Daarnaast bepaalt artikel 3:11 BW dat goede trouw ontbreekt indien onderzoek onmogelijk is, maar men wel reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van de schijnbare feiten of juridische verhouding. In dit geval lijkt het erop dat consumenten bij de aanbieding van een I-Phone voor € 39,27 niet van goede trouw zijn wanneer ze aannemen dat deze aanbieding daadwerkelijk zo bedoeld was. Op zijn minst had de aanbieding tot twijfel moeten leiden en zou de consument op onderzoek moeten uitgaan. Contact met T for Telecom zou snel hebben uitgewezen dat er sprake was van een vergissing.

T for Telecom is niet de eerste Nederlandse partij die te maken heeft met een foutieve aanbieding op haar website. Toen warenhuis Otto in 2006 een LCD-TV aanbood voor € 99,- was het Hof van mening dat er geen sprake was van een geldig aanbod vanwege het ontbreken van wilsovereenstemming aan de zijde van Otto :

“ Ontbeert een verklaring een wil, dan is op grond van artikel 3:33 BW geen sprake van een geldige rechtshandeling, in casu is er dus geen geldig aanbod.” Door de aanvaarding van een dergelijk aanbod komt geen overeenkomst tot stand.”

Dat de consument na het doen van de bestelling tot tweemaal toe een bevestiging van Otto heeft ontvangen is volgens het Hof niet van belang. Met de bevestiging is enkel de ontvangst van de bestelling bevestigd (6:227c lid 2 BW) niet dat er een overeenkomst is tot stand is gekomen. Illustratief in dit verband is de parlementaire geschiedenis bij de invoering van de aanpassingswet richtlijn inzake elektronische handel.

Tenslotte heeft T for Telecom in de algemene voorwaarden van haar webshop rekening gehouden met dergelijke slordigheden op haar website.

“ Tfortelecom.nl zet zich in voor juiste en actuele informatieverstrekking op de site, maar geeft dit aangaande geen garanties voor nauwkeurigheid en volledigheid. Hieronder worden eveneens niet tijdig doorgevoerde prijswijzigingen en onjuiste of onvolledige productspecificaties begrepen.”

“Prijs-, model- of technische wijzigingen en tekstuele fouten voorbehouden.”

Maandagavond (na het schrijven van bovenstaande) kwam er een officiële reactie van T for Telecom, de aanbieding zou door een derde partij op een niet gebruikte website van de provider zijn gezet.

Een vreemde verklaring want wat heeft een derde partij te winnen bij deze handelswijze?

Uit verschillende bronnen blijkt dat het onwaarschijnlijk is dat het hier om phising gaat. Ten eerste werden geen bankgegevens maar alleen e-mail en adresgegevens gevraagd wanneer een bestelling werd geplaatst. Ten tweede schijnen de zogenaamde bevestigingsmails geen vreemde (hack)bestanden te bevatten. Een phiser zou weinig kunnen met de verzamelde gegevens terwijl er wel voldoende kans was om meer informatie in te winnen.
Bovendien konden consumenten met een bestaande T for Telecom account ook inloggen op de webshop en een bestelling plaatsen. Dit zou betekenen dat als een derde verantwoordelijk was voor de aanbieding deze derde ook toegang heeft gehad tot de T for Telecom klantendatabase of dat deze gekoppeld was aan de webshop. Als dit laatste het geval is geweest dan is het, voor phising althans, niet meer nodig een ‘webshop’ online te zetten.

Wat er nu precies aan de hand is geweest blijft onduidelijk maar consumenten die denken een I-Phone te hebben gekocht voor minder dan € 40,- , helaas is dat hoe dan ook niet het geval!

Met dank aan: Teun Burgers - Cordemeyer & Slager Advocaten

(bron verklaring T for Telecom: MobileCowboys)

IT 146

Verkeersgegevens in depot bij notaris

Rechtbank Alkmaar 4 november 2010, KG nummer 123493/KG ZA 10-356 (LJN: BO2916). Gedaagde moet internetprovider verzoeken de verkeersgegevens (als bedoeld in de telecommunicatiewet) over zijn privé internetgebruik over een bepaalde periode ter bewaring te geven aan notaris.

Gedaagde is op staande voet ontslagen op verdenking van computervredebreuk. Eiser, de oude werkgever van gedaagde, heeft verlof verzocht en gekregen tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag. Ter uitvoering daarvan is een kopie gemaakt van de gegevens op de harde schijf van de privécomputer van gedaagde. Deze gegevens bevinden zich in handen van een gerechtelijke bewaarder.

In kort geding vordert  eiser - kort samengevat - dat gedaagde wordt veroordeeld om schriftelijk aan zijn internetprovider te verzoeken de verkeersgegevens te verstrekken ter bewaring aan een notaris.

"4.7 De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Het is niet aan de voorzieningenrechter om in deze procedure vast te stellen òf Gedaagde zich schuldig gemaakt heeft aan computervredebreuk. Dat is iets waarover de bodemrechter zich op een later moment zal moeten uitlaten. In de onderhavige zaak dient uitsluitend beoordeeld te worden of Eiser voldoende rechtmatig belang heeft bij toewijzing van zijn vordering die tot doel heeft te voorkomen dat bepaalde gegevens voortijdig verloren gaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit belang voor Eiser aanwezig. Eiser heeft zijn bewijsnood ten aanzien van de gestelde computervredebreuk voldoende aannemelijk gemaakt. Zo heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat het voor hem niet dan wel in onvoldoende mate mogelijk is zijn stelling op andere wijze te onderbouwen dan door mede gebruik te maken van de gegevens waarvan afgifte wordt gevorderd. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in overweging dat Eiser vooralsnog niet zelf de beschikking zal krijgen over de gevraagde gegevens, maar dat deze bewaard zullen worden door een onafhankelijke derde totdat de bodemrechter zal beslissen over (de wijze van) inzage. Om die reden kan, anders dan door Gedaagde betoogd, de vordering van Eiser niet worden beschouwd als een fishing-expedition. De vordering van Eiser zal derhalve worden toegewezen op de wijze als hierna te vermelden. "

Lees het vonnis hier.

IT 145

Bevoegdheden curator vs privacy

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 2 november 2010, zaaknummer HD 200.014.156. Het hof heeft zich in dit arrest uitgelaten over de vraag of een curator gerechtigd is tot het kopiëren van een harde schijf van een laptop van een bedrijfsjurist van een failliete onderneming, teneinde de gemaakte kopie te laten onderzoeken op bestanden die (mogelijk) toebehoren aan de failliete boedel. De bedrijfsjurist heeft zich met succes verweerd met een beroep op zijn privacyrechten. Met dank aan Christel Jeunink, Van Iersel Luchtman Advocaten.

De curator van Rynart Transport vermoedt fraude. Om de fraude vast te kunnen stellen wenst de curator de inhoud van de privélaptop van de bedrijfsjurist te onderzoeken. Deze privélaptop is ook op het werk gebruikt en bevat naast privébestanden ook zakelijke informatie. De curator vordert dat de bedrijfsjurist meewerkt aan deponering van een kopie van de harde schijf van de laptop bij een notaris en dat de bestanden doorzocht mogen worden door het bedrijf IRS. Het hof overweegt:

"4.4.3. Naar het voorlopig oordeel van het hof was de curator in de omstandigheden van het onderhavige geval bevoegd om de privélaptop, als drager van zakelijke bestanden van de failliet, onder zich te nemen en, in nauw overleg met [X], kopieën van de harde schijf te maken en deze te deponeren onder een notaris.

4.5.1 Een geheel andere vraag betreft de vraag of de curator ook bevoegd was om van [X] te verlangen dat de volledige kopieën, inclusief de privébestanden van [X], ter beschikking werden gesteld aan IRS."

Het hof somt de wederzijdse belangen op in r.o. 4.5.2 en 4.5.3. Uit r.o. 4.5.5 blijkt waarom het hof alles afwegende tot de conclusie komt dat de curator IRS geen toegang had mogen geven.

Lees het arrest hier.

IT 144

Europese Commissie over nieuwe privacyrichtlijn

De Europese Commissie is van plan om de Europese privacyregelgeving te herzien. Lees de mededeling hier. De Commissie is van oordeel dat de huidige regelgeving onvoldoende kan worden toegepast op nieuwe technologieën. Ook merkt de Commissie op dat de verschillen in nationale wetgeving binnen Europa te groot zijn. Internationale doorgfite van gegevens moet volgende de Commisie worden vereenvoudigd. De Commissie is voorts van oordeel dat privacytoezicht meer tanden moet krijgen. Door Polo van der Putt, Vondst Advocaten.

Het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) heeft verheugd gereageerd. Het Cbp merkt het volgende op:

"Het CBP onderschrijft de ambitie om het privacyrecht waar mogelijk te vereenvoudigen, de administratieve lasten te verlagen en meer harmonisatie in de Europese landen te bereiken. Ook het streven naar een hoog beschermingsniveau voor burgers en versterking van hun rechten zodat zij deze ook daadwerkelijk kunnen doen gelden, is een noodzakelijke stap voorwaarts."

Uit dit citaat blijkt precies het krachtenveld dat de nieuwe regelgeving zal bepalen. Aan de ene kant is er de roep uit met name het bedrijfsleven om vereenvoudiging en lastenverlichting. Aan de andere kant staan de privacyhoeders, met name de toezichthouders, die opmerken dat burgers zich niet genoeg bewust zijn van hun rechten en dat toezichthouders meer macht moeten krijgen.

Tja. Respect krijg je, maar laat zich moeilijk afdwingen. De bescherming van privacy is een groot goed. Daarom moet je er ook voorzichting mee om gaan. Als je het opblaast en contact met de realiteit verliest, zou er wel eens een anti-privacy gevoel kunnen ontstaan. De vraag is of het helpt om de burgers een privacycomplex aan te praten en met strenge straffen respect af te dwingen. Er zal ongetwijfeld een interessante discussie volgen binnen Europa.

IT 143

Justitie staakt duur ICT-project

Antwoord vragen Heijnen en Bouwmeester over het stopzetten van een informatiseringsproject van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). "Justitie staakt duur ICT-project" kopte Trouw onlangs. Ondanks het feit dat al 11.9 miljoen was uitgegeven, werd een door de interne ICT-uitvoeringsinstantie uitgevoerd project afgeblazen. Kamervragen en antwoorden hier.

IT 142

Problematiek algemene voorwaarden en Dienstenrichtlijn op agenda Eerste Kamer - update

Volgende week mogelijk meer helderheid over de samenhang tussen de informatieverplichtingen uit de Dienstenrichtlijn en de wetgeving over terhandstelling van algemene voorwaarden (zie dit eerdere bericht). Uit het beknopt verslag van de commissie van Justitie van de Eerste Kamer:

Het lid Duthler zal de commissie op beknopte wijze informeren over onder meer de verhouding tussen het op 22 december 2009 aanvaarde wetsvoorstel 31859 (Aanpassingswet Dienstenrichtlijn) en het op 16 februari 2010 aanvaarde wetsvoorstel 31358 (Wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek teneinde naast het in deze bepalingen gestelde vereiste van schriftelijkheid ook ruimte te bieden aan de ontwikkelingen op het gebied van het elektronisch verkeer) aangaande de redactie van artikel 6:234 BW . Volgende week zal het artikel opnieuw ter bespreking worden geagendeerd. Ook zal dan worden besproken op welke wijze de commissie - als zij daarvoor kiest - in contact wenst te treden met de regering.

 

IT 141

Verliesmakende leverancier probeert tevergeefs contract te eindigen

Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem 24 juni 2010 (Stichting Global Education/Itec), zaaknummer / rolnummer: 201140 / KG ZA 10-357 (LJN: BN2291). Itec heeft printers geleverd aan de Stichting en partijen zijn een onderhoudsovereenkomst aangegaan. De Stichting print veel in kleur, terwijl de prijs per print volgens Itec is gebaseerd op zwart/wit. Itec stelt €50.000 verlies te maken en wil van het contract af. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze omstandigheid tot het normaal ondernemersrisico behoort. Met dank aan Polo van der Putt, Vondst Advocaten.

Itec wringt zich in duizenden bochten om van het contract af te komen, waarbij allerlei beëindigingsgronden door elkaar heen worden gebruikt. Zo stelt Itec ongemotiveerd dat zij opzegt op basis van de contractuele ontbindingsregeling van art. 9.1 (die voorziet in ontbinding bij wanprestatie, faillissement, etc.). De rechter overweegt:

"4.5 [...] De stelling van de Stichting dat geen sprake is van één van de situaties genoemd in artikel 9.1 onder a tot en met g, is door Itec niet weersproken, zodat voorshands van de juistheid van die stelling moet worden uitgegaan. Hieruit volgt dat Itec de overeenkomst niet heeft kunnen opzeggen met een beroep op artikel 9.1 van de toepasselijke algemene voorwaarden."

Ook beroept Itec zich op dwaling. Ook daar maakt de voorzieningenrechter korte metten mee:

"4.8.   Nog daargelaten dat Itec de overeenkomst niet heeft vernietigd maar heeft opgezegd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een dwaling als bedoeld in art. 6:228 BW. De Stichting heeft ter zitting gesteld dat zij in de gesprekken met HOG heeft uitgesproken dat zij veel kleurenprints zou maken, dat een vlakdekking van 90% zou worden gehanteerd en dat ook in de testfase in het bijzijn van een monteur van Itec is geprint met een vlakdekking van 90%. Bovendien heeft Itec zelf in haar e-mails aan de Stichting van 29 juni 2009 en 21 augustus 2009 geschreven dat de prijs per afdruk, ongeacht het tonerverbruik, € 0,10 zou bedragen. Itec heeft ter zitting erkend dat er gesproken is over de vlakdekkingsgraad, maar stelt dat zij zich niet heeft gerealiseerd dat zo’n groot gedeelte van de prints van de Stichting met die dekkingsgraad zou worden geprint. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter behoort echter onder voornoemde omstandigheden de onjuiste voorstelling van zaken aan de zijde van Itec voor haar rekening en risico te blijven." 

Had Itec wellicht bedoeld zich te beroepen op art. 7:408 BW, zo vraagt de Voorzieningenrechter zich nog af:

"4.9.  Voor zover Itec zich niet heeft willen beroepen op dwaling maar heeft bedoeld te betogen dat zij de overeenkomst heeft opgezegd en dat zij dit vanwege de verliezen die Itec daarop leed mocht doen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Tussen de Stichting en Itec is sprake van een overeenkomst van opdracht. Op grond van art. 7:408 lid 2 BW heeft Itec als opdrachtnemer slechts de mogelijkheid de overeenkomst op te zeggen indien sprake is van gewichtige redenen. De Stichting betwist dat sprake is van een gewichtige reden voor opzegging van de overeenkomst. Itec heeft ter onderbouwing van haar opzegging slechts aangevoerd dat zij verlies maakt op de overeenkomst. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter behoort deze omstandigheid tot het normaal ondernemersrisico en is deze van onvoldoende gewicht om de opzegging te rechtvaardigen. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat ook namens Itec ter zitting is verklaard dat de prijs per afdruk wordt afgestemd op een gemiddelde verbruiksverwachting, waarbij eventueel bovengemiddeld verbruik op de koop toe wordt genomen."

Kortom, Itec zit vast aan het contract en zal het moeten uitdienen. De Stichting zit voor een dubbeltje op de eerste rang en mag daar dus blijven zitten.

Lees het vonnis hier.

IT 140

OPTA toont nog steeds geen visie; na de hotels de hosters graag!

Blog op ICTRecht (nee, niet te verwarren met IT en Recht) van Matthijs van Bergen. "Hostingpartijen zouden er goed aan doen zich net zo boos te maken als de hotels en luid en duidelijk bezwaar te maken tegen de rekeningen en verplichtingen die het gevolg zijn van registratie bij de OPTA. Deze rekeningen en verplichtingen zijn niet voor de hosters bedoeld en hosters zijn niet gehouden om daaraan te voldoen."

weblog.ictrecht.nl/internet-service-providers/opta-toont-nog-steeds-geen-visie-na-de-hotels-de-hosters-graag/Tweakers.net en nu.nl berichtten gisteren dat OPTA het merendeel van de ‘hotelproviders’ – hotels die volgens OPTA mogelijk als telecomaanbieder registratieplichtig zouden zijn – geen aanbieders vindt in de zin van de Telecomwet. Boos worden helpt, zo blijkt.

Maar kennelijk zijn er nog niet genoeg mensen boos genoeg, want terwijl de OPTA inmiddels nog maar 3 van de 15 hotels (mogelijk) wil opzadelen met registratieplichten, aftapplichten en bewaarplichten, is nog onvoldoende duidelijk of de OPTA het telecomtoezicht niet toch buiten de grenzen van de wet en de redelijkheid aan het brengen is. Webwereld gaf aan dat “Onderzocht wordt of zij open communicatie aanbieden die niet alleen toegankelijk is voor klanten maar voor iedereen. Zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn bij een open staand wifi-netwerk”. Nu moet dus iedereen die zijn internetverbinding niet bewust afsluit voor anderen zich gaan registreren?

Het wordt echt tijd dat OPTA eens vooraf goed gaat nadenken over de criteria die in de wet staan en welke uitleg daaraan behoort te worden gegeven. Besluiten van OPTA worden voor de rechter nogal eens neergesabeld door de marktpartijen die in staat zijn aan te tonen dat OPTA haar besluiten onvoldoende motiveert en/of de wet verkeerd interpreteert. OPTA kan helpen dit te voorkomen door strakker naar de wet te kijken en vooraf duidelijke richtlijnen op te stellen die haar leiden tot een uniforme, consequente en consistente toepassing van de wet.

Voordat OPTA weer bij de rechter op haar neus gaat vallen, na al de mist in te zijn gegaan op het criterium ‘openbaarheid’, zou zij er verstandig aan doen het wettelijke vereiste dat het moet gaan om een “dienst die geheel of hoofdzakelijk bestaat in het overbrengen van signalen via elektronische communicatienetwerken” niet uit het oog te verliezen en goed na te denken over hoe dit in de praktijk moet worden toegepast.

Ten eerste is het draaien en beschikbaar stellen van een mailserver, webserver, of wat voor server dan ook die een applicatie óver een netwerk aanbiedt, niet een dienst die geheel of hoofdzakelijk bestaat uit het overbrengen van signalen over een netwerk en valt dit niet onder de Tw. Deze diensten bestaan uit het genereren en/of verwerken van gegevens die bestemd zijn voor overdracht door anderen. OPTA dient duidelijkheid te verschaffen en dit te onderkennen. Als dit anders zou worden geacht, wat onjuist zou zijn, dan zou iedere computerapplicatie waarbij gegevens worden verstuurd via internet een elektronische communicatiedienst zijn. Iedere hostingprovider en iedere SaaS-provider zou dan onder het toezicht vallen, terwijl dit toezicht is bedoeld voor de KPN’s en UPC’s van deze wereld. Terwijl OPTA, zoals vermeld in mijn vorige bericht, heeft aangegeven dat de informatie hier niet van haar afkomstig is, heb ik OPTA nog niet uitdrukkelijk horen toegeven dat het onjuist is dat iedere hostingaanbieder die een mailserver draait, onder het toezicht (en de bewaarplicht) zou vallen. Hostingpartijen zouden er goed aan doen zich net zo boos te maken als de hotels en luid en duidelijk bezwaar te maken tegen de rekeningen en verplichtingen die het gevolg zijn van registratie bij de OPTA. Deze rekeningen en verplichtingen zijn niet voor de hosters bedoeld en hosters zijn niet gehouden om daaraan te voldoen.

Ten tweede moet OPTA nadenken over de vereiste schaal van het netwerk waar signalen over worden getransporteerd. Ieder thuisnetwerk achter een router is een netwerk en als dat netwerk aan eenieder die wil, als hoofdzakelijk onderdeel van een dienst, beschikbaar wordt gesteld, dan is in beginsel voldaan aan de wettelijke criteria. Dat het niet de bedoeling kan zijn dat het telecom toezicht zich daarover uitstrekt, moge evident zijn. Tegelijkertijd lijkt OPTA nu te beweren, of tenminste te impliceren, dat het niet dichttimmeren van een wifi-netwerk neerkomt op het aanbieden van telecomdiensten. Zo valt volgens OPTA de student die zijn draadloos internet, al dan niet tegen betaling, aan zijn huisgenoot beschikbaar stelt straks ook onder het toezicht. Of gaat OPTA tenminste een onderzoek starten in studentenhuizen als een ISP gaat klagen dat er concurrentievervalsing plaatsvindt.

OPTA dient dit soort flaters te voorkomen en vóóraf duidelijk te maken wat haar visie is. Nu doet zij onnodig geheimzinnig over lopende onderzoeken, wekt zij onzekerheid over toepasselijke criteria en de uitkomst daarvan en stelt zij pas ná een onderzoek de criteria vast die gelden bij de beoordeling. Daarmee handelt zij in strijd met het rechtszekerheidbeginsel.

De schijnbare toezichtsdrift van OPTA is des te opmerkelijker in het licht van de verklaring die OPTA aan mij gaf voor het feit dat zij te werk gaat zonder zelfs maar richtlijnen te hebben opgesteld over de criteria waaraan moet zijn voldaan. Er werd toegegeven dat in een betere wereld heldere, consistente richtlijnen met vooraf vastgestelde criteria die tot wenselijke en redelijke resultaten leiden, hadden kunnen zijn opgesteld, maar dat OPTA helaas maar een kleine authoriteit is met beperkte mankracht en dat men er niet de capaciteit/mankracht voor heeft gehad om richtlijnen op te stellen. Ik zou juist zeggen: juist als de capaciteit beperkt is, moet je goed nadenken over de grenzen van het toezicht en moet je deze grenzen niet onnodig ruim leggen.

In dit kader zou het mij redelijk lijken om het toezicht wat internetaanbieders betreft te beperken tot aanbieders die signalen overbrengen over netwerken die rechtstreeks zijn aangesloten op de backbone, of ten minste een regionale dekking of reikwijdte hebben. Dan is tenminste vooraf duidelijk dat niet ieder terras op de hoek en iedere student met open wifi onder toezicht zal worden geplaatst, bespaart OPTA zich de nodige negatieve publiciteit voordat het tot een rechtszaak komt en hoeft zij niet opnieuw bij de rechter het onderspit te delven.

En hosters zonder eigen (grootschalig) netwerk die gevraagd worden zich te registreren, laat je horen dat dat niet deugt!

Lees de originle blog hier.

IT 139

ITechLaw - Berlijn 2010

Van 27 tot en met 29 oktober vond het jaarlijkse Europese ITechLaw congres plaats. Inhoudelijk lijkt het programma ieder jaar sterker te worden, ondanks het feit dat sprekers vaak nog steeds gekozen worden uit het "ITechLaw old boys network" of uit sponsors. Zo waren er onder meer interessante presentaties over agile contracting, software-octrooien en gebruiksbeperkingen in softwarelicenties. Er kwamen enkele zeer fundamentele vragen aan de orde, zoals de vraag of er auteursrechten kunnen rusten op computer generated software. Wij hopen de komende periode enkele van de presentaties te publiceren. Tot die tijd alvast een cartoon die in 2 verschillene presentaties werd gebruikt, en die treffende weergeeft hoe het vaak misgaat bij IT-projecten.