Websitehouders mede-verantwoordelijk voor gebruik tracking cookies door advertentienetwerk
Onlangs heeft de artikel 29 Werkgroep een interessante opinie gegeven over de privacyrechtelijke aspecten van het gebruik van zogenaamde tracking cookies bij advertenties op websites. Een van de punten uit de opinie is dat ook websitehouders die dergelijke advertenties (automatisch) laten plaatsen door een externe aanbieder, verantwoordelijk worden gehouden voor dit cookiegebruik van deze derde. Ook op andere punten is de werkgroep zeer streng over cookies.
Met dank aan Mark Jansen, Dirkzwager advocaten.
Tracking cookies
Veel advertenties op websites worden daar niet geplaatst door de exploitant van die website zelf, maar door een advertentienetwerk. Het merendeel van deze advertentienetwerken maakt gebruik van zogenaamde tracking cookies. Dat wil kort samengevat zeggen dat bij het tonen van een advertentie uit het netwerk een cookie op de computer van de bezoeker wordt geplaatst. Op basis van deze cookie kan deze bezoeker eenvoudig worden geidentificeerd wanneer deze andere websites bezoekt waarvoor door hetzelfde advertentienetwerk de advertenties worden verzorgd.
Aanbieders advertentienetwerken verantwoordelijk voor gebruik tracking cookies
De praktijk laat zien dat er enkele hele grote advertentienetwerken zijn die de advertenties op vele websites wereldwijd verzorgen. Het zijn met name deze grote advertentienetwerken die na verloop van tijd een profiel kunnen opbouwen van de bezoekers aan die websites. Dankzij de tracking cookie wordt deze bezoeker namelijk op iedere website waarop hetzelfde netwerk de advertenties verzorgt door de betreffende aanbieder herkend. Door te kijken welke websites een bepaald persoon bezoekt, wordt al snel duidelijk in welke onderwerpen deze persoon is geinteresseerd. Met deze techniek bouwen deze aanbieders dus in korte tijd een uitgebreide verzameling van persoonsgegevens op. Voor deze verwerkingen van persoonsgegevens zijn deze advertentienetwerken verantwoordelijk. Dat betekent dat de verplichtingen uit de privacywetgeving op hen van toepassing zijn.
Websitehouder mede-verantwoordelijk voor gebruik tracking cookies
Niet alleen de aanbieders van deze advertentiediensten zijn echter verantwoordelijk voor deze verwerkingen van persoonsgegevens. Volgens de werkgroep draagt de houder van de website waarop deze reclame verschijnt hiervoor ook een gedeeltelijke verantwoordelijkheid. Hij kiest er immers bewust voor om ruimte op zijn website te reserveren voor advertenties die door een netwerk worden geplaatst.
Het praktische gevolg van deze mede-verantwoordelijkheid is dat deze websitehouder de bezoeker vooraf goed moet informeren dat er gebruik wordt gemaakt van een advertentienetwerk en welke consequenties op het gebied van privacy dit voor hem heeft (zoals het gebruik van tracking cookies door het advertentienetwerk). Die informatie mag volgens de werkgroep niet zijn weggestopt in algemene voorwaarden of privacy statements.
De aanbieder van het advertentienetwerk houdt overigens zijn eigen verantwoordelijkheden om de gebruiker zelfstandig te informeren. Volgens de werkgroep zou het echter logisch zijn wanneer die informatie van het advertentienetwerk te vinden is op de website die gebruik maakt van deze diensten. De websitehouder zou dus ruimte moeten reserveren op zijn website om zo het advertentienetwerk in staat te stellen tegemoet te komen aan zijn informatieverplichtingen.
Toestemming plaatsen cookie vereist
Een ander opvallend punt is dat de artikel 29 Werkgroep de algemene regels over cookies, zoals deze zullen luiden na de eerstvolgende wijziging , zeer streng interpreteert.
Na de aanstaande wijziging van de cookieregels moet vooraf de toestemming moet worden verkregen van de websitebezoeker voor het plaatsen van een cookie. Dat is althans de tekst van de richtlijn. Die richtlijn moet omgezet worden naar nationaal recht. Dan pas zal blijken of die soep daadwerkelijk zo heet gegeten wordt. Over hoe de Nederlandse regels er ter zake uit zouden moeten komen te zien is op dit moment namelijk nog veel discussie.
De Artikel 29 Werkgroep interrepteert de eis uit de nieuwe richtlijn echter zo dat voor het plaatsen van iedere cookie er duidelijke informatie moet worden gegeven en toestemming moet worden gevraagd. Volgens de werkgroep hoeft geen afzonderlijke toestemming voor zowel het plaatsen al het vervolgens weer uitlezen van het cookie te worden verkregen. Wel moet een eenmaal gegeven toestemming volgens de werkgroep (1) beperkt in tijd zijn, (2) periodiek worden herzien en (3) altijd kunnen worden ingetrokken.
Gebruik van standaardinstellingen browser niet voldoende
Volgens de Artikel 29 Werkgroep mag er daarbij bovendien niet van uit worden gegaan dat wie op basis van zijn computerinstellingen cookies accepteert, daarmee toestemming heeft gegeven voor het plaatsen van cookies. De meeste computers hebben dit namelijk standaard zo ingesteld. Volgens de Artikel 29 Werkgroep mag hier niet uit worden afgeleid dat de betrokkene daadwerkelijk zijn toestemming voor het plaatsen van die cookies heeft gegeven. Ze geeft hiervoor drie redenen: (1) uit passief handelen kan nooit een actieve toestemming worden afgeleid, (2) toestemming geven via de computerinstellingen is niet zaligmakend nu sommige cookies zich van die instellingen niets aantrekken en (3) algemene toestemming via de computerinstelling kan nooit op alle specifieke geplaatste cookies zien.
Geen advertenties met tracking cookies op websites gericht op kinderen
De werkgroep overweegt verder dat kinderen jonger dan 16 jaar de vereiste toestemming nog niet mogen geven. Deze toestemming moet volgens de wet afkomstig zijn van hun ouders. Dat betekent dat ook de informatievoorziening op de ouders moet zijn gericht.
Mede gezien de kwetsbaarheid van kinderen stelt de werkgroep in het algemeen dat reclame met tracking cookies specifiek gericht op kinderen niet zou moeten plaatsvinden.
Geen tracking cookies op websites over gezondheid, politiek, etc.
Een ander opvallend punt is het volgende. De artikel 29 Werkgroep wijst er op dat het verwerken van zogenaamde “bijzondere persoonsgegevens” alleen is toegestaan met de uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene. Bijzondere persoonsgegevens zijn alle gegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven en de persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap van een vakvereniging (zie ook artikel 16 WBP). Die gevoelige gegevens mogen niet worden verwerkt zonder uitdrukkelijke toestemming. Tot zover niets nieuws.
De conclusie die de werkgroep hieraan in het kader van tracking cookies verbindt is wel opvallend. De aanbieder van advertentiediensten bouwt dankzij de tracking cookies een profiel van de bezoekers op (zie hiervoor). Wanneer deze aanbieder ook websites van bijvoorbeeld medicijnfabrikanten van advertenties voorziet, kan dit betekenen dat in de profielen na verloop van tijd bijzondere persoonsgegevens staan opgenomen. Uit de tracking cookies kan immers blijken dat een bepaalde persoon regelmatig informatie over een bepaalde ziekte of een bepaald medicijn heeft opgezocht.
Die informatie is te kwalificeren als een bijzonder persoonsgegeven. Dit betekent dat alle websites waarbij uit het enkele feit dat iemand die website bezoekt al een bijzonder persoonsgegeven zou kunnen worden afgeleid, dus voortaan alleen nog advertenties met tracking cookies mogen plaatsen wanneer zij hiervoor vooraf de uitdrukkelijke toestemming aan de websitebezoeker vragen. Dit zal vermoedelijk de doodsteek van dergelijke advertenties op dergelijke websites zijn.
Slotopmerking
De artikel 29 Werkgroep heeft een duidelijke visie op het gebruik van tracking cookies gegeven. Deze visie is streng te noemen. De praktijk zal moeten laten zien in hoeverre deze strenge visie, na de wetswijziging, door de nationale privacytoezichthouders daadwerkelijk gehandhaafd zal worden. Bovendien moet niet vergeten worden dat deze visie geschreven is in het kader van wetgeving die nog in werking moet treden (uiterlijk 25 mei 2011). Mogelijk dat zich in de tussentijd nog nadere ontwikkelingen voordoen.
Dit bericht is oorspronkelijk verschenen op https://dirkzwagerieit.nl/2010/07/01/websitehouders-mede-verantwoordelijk-voor-gebruik-tracking-cookies-door-advertentienetwerk/
Criteria .eu domeinnaamregistratie te kwader trouw
De uitspraak HvJ 3 juni 2010, zaak C-569/08 (Internetportal und Marketing GmbH/Schlicht) geeft helderheid over de criteria voor de vraag of een domeinnaam onder het .eu TLD te kwader trouw is geregistreerd.
Artikel 21, lid 3, EG-verordening 874/2004 geeft hiervoor vijf criteria die - zegt het Hof - niet limitatief zijn. Voor kwade trouw in de zin van art. 21 lid 3 sub b moet rekening worden gehouden met de concrete omstandigheden van merkregistratie en domeinnaamdepot. Het Hof verduidelijkt dit:
Wat de omstandigheden betreft waarin de inschrijving van het merk is verkregen, dient de nationale rechter in het bijzonder rekening te houden met:
– het oogmerk om het merk niet te gebruiken op de markt waarvoor de bescherming is aangevraagd;
– de presentatie van het merk;
– het feit dat een groot aantal andere met soortnamen overeenstemmende merken is geregistreerd, en
– het feit dat het merk is ingeschreven kort vóór het begin van de stapsgewijze registratie van .eu-topniveaudomeinnamen.
Wat de omstandigheden betreft waarin de .eu-topniveaudomeinnaam is geregistreerd, dient de nationale rechter in het bijzonder rekening te houden met:
– het onrechtmatige gebruik van speciale tekens of leestekens in de zin van artikel 11 van verordening nr. 874/2004 met het oog op de toepassing van de in dat artikel vastgestelde transcriptieregels;
– de registratie tijdens het eerste deel van de in die verordening vastgestelde stapsgewijze registratie op basis van een merk dat in omstandigheden als die van het hoofdgeding is verkregen, en
– het feit dat een groot aantal aanvragen tot registratie van met soortnamen overeenstemmende domeinnamen is ingediend.
Tegoedbon impliceert samenwerking
Gerechtshof 's-Gravenhage, 19 januari 2010, HA ZA 071438, Noorderpoortcollege tegen Randstad (met dank aan Polo G. van der Putt , Vondst Advocaten). Tussen PinkRoccade Public B.V., de rechtsvoorganger van Randstad HR & Salarisdiensten enerzijds en het Nooderpoortcollege anderzijds bestond een dienstverleningsovereenkomst voor salarisdiensten.
Daarnaast hadden partijen een overeenkomst gesloten terzake van de module HR connect. Er zijn problemen opgetreden met HR connect en partijen hebben daarop nadere afspraken gemaakt. Kort gezegd kreeg het Noorderpoortcollege een tegoedbon die zij kon inwisselen tegen een nieuw te ontwikkelen connector. Mocht Randstad er niet in slagen de connector binnen 2 jaar te leveren, dan kon het Noorderpoortcollege aanspraak maken op een geldelijke compensatie. Het Noorderpoortcollege kiest nog tijdens de periode van 2 jaar voor de connector van een derde partij en beëindigt de dienstverleningsovereenkomst met Randstad. Randstad heeft vervolgens haar nieuwe connector niet binnen de periode van 2 jaar aangeboden. Na afloop van de periode van 2 jaar maakt het Noorderpoortcollege aanspraak op betaling van de compensatie wegens het niet tijdig aanbieden van de connector. Het Gerechtshof wijst de vordering van het Noorderpoortcollege af:
"7. [...] Een tegoedbon heeft immers in beginsel alleen waarde jegens de partij die de tegoedbon heeft verstrekt, en impliceert als voorwaarde voor het verzilveren ervan een voortzetting van de handelsrelatie. Het hof is van oordeel dat het Noorderpoortcollege dit redelijkerwijs had moeten begrijpen.
[...]
10. Het vervallen van de tegoedbon bracht naar het oordeel van het hof tevens mee dat het in de overeenkomst vermelde (voorwaardelijke) recht van het Noorderpoortcollege om, indien de ontwikkeling van de interface van Randstad geen doorgang zou vinden, van Randstad twee jaar na het sluiten van de overeenkomst het bedrag van € 42.500,- terug te krijgen, eveneens was komen te vervallen. [...]"
Lees het arrest hier.
en advertentie brein hier
Nieuwe Europese groepsvrijstelling: distributeur mag internet gebruiken
Met ingang van 1 juni 2010 gelden de nieuwe groepsvrijstelling voor verticale overeenkomsten, Verordening (EG) Nr. 330/2010, en bijbehorende Richtsnoeren. De nieuwe groepsvrijstelling is niet wezenlijk anders dan de oude groepsvrijstelling. Nieuw is onder meer dat voor de toepasselijkheid van de vrijstelling ook het marktaandeel van de afnemer van belang is. De bagatelbepaling voor overeenkomsten tussen concurrenten is vervallen. In de richtsnoeren laat de Commissie zich nog explicieter uit over internetverkoop.
Internetverkoop blijft een vorm van passieve verkoop die in beginsel niet mag worden verboden. De distributeur mag ook niet worden verboden om zijn website in een buitenlandse taal aan te bieden (randnummer 52 Richtsnoeren):
"Internet is een machtig instrument om een groter aantal en een grotere verscheidenheid aan klanten te bereiken dan met de meer traditionele verkoopmethoden; daarom worden bepaalde beperkingen op het gebruik van internet behandeld als (weder)verkoopbeperkingen. In principe moet elke distributeur het recht hebben om internet te gebruiken voor de verkoop van producten. Over het algemeen geldt, dat wanneer een distributeur een website gebruikt om producten te verkopen, dit wordt beschouwd als een vorm van passieve verkoop, omdat het een redelijke manier is om klanten in staat te stellen de distributeur te bereiken. Het gebruik van een website kan effecten hebben die verder reiken dan het eigen gebied van de distributeur of de eigen klantenkring; die effecten vloeien evenwel voort uit de technologie die gemakkelijke universele toegankelijkheid mogelijk maakt. Wanneer een klant de website van een distributeur bezoekt en die distributeur benadert en wanneer dat contact tot een verkoop met inbegrip van levering leidt, wordt dit als passieve verkoop beschouwd. Hetzelfde geldt wanneer een klant ervoor kiest om (automatisch) op de hoogte te worden gehouden door de distributeur en dit tot een verkoop leidt. De mogelijkheid om tussen talen te kiezen op de website of voor de communicatie, wordt op zich beschouwd als deel uitmakend van de passieve verkoop. Zo beschouwt de Commissie de volgende voorbeelden als hardcore beperkingen ten aanzien van passieve verkoop omdat deze beperkingen de toegang van de distributeur tot een groter aantal en een grotere verscheidenheid aan klanten kunnen belemmeren:
a) de bepaling dat de (exclusieve) distributeur moet verhinderen dat in een ander (exclusief) gebied gevestigde klanten zijn website bezoeken of dat hij klanten via een automatische procedure op zijn website moet doorsturen naar de websites van de producent of van andere (exclusieve) distributeurs. Dit sluit niet uit dat wordt overeengekomen dat op de website van de distributeur ook een aantal links naar de websites van andere distributeurs en/of de leverancier wordt aangeboden;
b) de bepaling dat de (exclusieve) distributeur transacties van klanten via internet moet afbreken zodra uit de creditcardgegevens blijkt dat hun adres niet binnen het (exclusieve) gebied van de distributeur valt;
c) de bepaling dat de distributeur het aandeel van de internetverkoop in zijn totale verkoop moet beperken. Dit sluit niet uit dat de leverancier, zonder de onlineverkoop van de distributeur te beperken, van de afnemer verlangt dat hij ten minste een bepaalde absolute hoeveelheid producten (in waarde of in volume uitgedrukt) offline verkoopt om een doeltreffende werking van zijn fysieke winkel te waarborgen noch sluit dit uit dat de leverancier waarborgen wil dat de onlineactiviteit van de distributeur binnen zijn distributiemodel past (zie de punten 54 t/m 56). Deze minimumhoeveelheid voor offlineverkoop kan gelijk zijn voor alle afnemers of voor elke afnemer afzonderlijk worden vastgesteld op basis van objectieve criteria, zoals de omvang van de afnemer binnen het netwerk of zijn geografische locatie;
d) de bepaling dat de distributeur voor producten die hij online doorverkoopt een hogere prijs moet betalen dan voor producten die hij offline doorverkoopt. Dit belet niet dat de leverancier met de afnemer een vaste vergoeding overeenkomt (dat wil zeggen geen variabele vergoeding waarbij het bedrag verhoogt naargelang de gerealiseerde offlineomzet, aangezien dit indirect zou neerkomen op dubbele prijsstelling) om de offline- of onlineverkoopinspanningen van deze laatste te steunen."
Europese pivacytoezichthouders: Opt-in bij monitoren surfgedrag
In een gezamenlijke Opinie geven de Europese privacytoezichthouders (verenigd in de zogeheten Artikel 29-werkgroep) aan hoe de nieuwe EU-regels voor elektronische privacy moeten worden toegepast op ‘online behavioural advertising’.
Met ‘behavioural advertising‘ bedoelen de toezichthouders het voortdurend volgen van individueel surfgedrag over meerdere websites en het gericht adverteren op basis van die informatie. Dit kan mensen voordeel opleveren, maar kan ook nadelige gevolgen hebben voor hun persoonlijke levenssfeer. Het volgen van surfgedrag kan derde partijen namelijk een zeer gedetailleerd beeld geven van het online gedrag van personen. De Europese privacytoezichthouders roepen advertentienetwerken en browserontwikkelaars onder meer op simpele en effectieve mechanismen te ontwikkelen zodat gebruikers ondubbelzinnige toestemming kunnen geven voor online behavioural advertising.
Lees het persbericht op de website van het College bescherming persoonsgegevens. Lees de opinie van de Artikel 29-werkgroep hier.
Fenit-exoneratie houdt stand en vertraging IT project feit algemene bekendheid
Rb Amsterdam 7 april 2004, H.02 2480, Masalco tegen PinkRoccade (met dank aan: Polo G. van der Putt , Vondst Advocaten). PrinkRoccade had zich verbonden System21 te installeren bij Masalco. Het project loopt uit de planning en Masalco ontbindt. De rechtbank oordeelt dat de ontbinding geen stand houdt. "Dit te meer nu feit van algemene bekendheid is dat automatiseringsprojecten kunnen uitlopen, en uitlopen ook vaak plaatsvindt." (r.o. 6.5)
En passant honoreert de rechtbank een beroep op het exoneratiebeding uit de Fenitvoorwaarden 1994 (r.o. 6.3):
"6.3
Masalco is een grote onderneming in de zin van art. 6:235 lid 1 BW. Ze betwist niet dat ze voor wat betreft de exoneratiebedingen met de Fenitvoorwaarden vergelijkbare algemene voorwaarden gebruikt. Op het gebied van automatisering beschikt Masalco zelf ook over deskundigheid, te weten over een eigen automatiseringsafdeling (Masalco Automatisering B.V.), zodat zij inhoudelijk ten opzichte van PinkRoccade eniger mate gelijkwaardig is. Uitgangspunt is daarom dat PinkRoccade beroep tegenkomt op de exoneratiebedingen [...].
6.5
Ten aanzien van de nakoming van de mantelovereenkomst geldt het volgende. Masalco stelt dat op PinkRoccade een (resultaat)verplichting rustte, inhoudende dat System21 op 3 april 2001 operationeel zou zijn, hetgeen PinkRoccade gemotiveerd betwist. De vraag is wat partijen, alle omstandigheden van het geval daarbij in aanmerking nemend, daaromtrent over en weer redelijkerwijs mochten verwachten. Daarbij is enerzijds van belang dat in het sub 1.c weergegeven verslag en het sub 1.h vermelde projectcharter is vermeld dat het systeem op 3 april 2001 operationeel diende te zijn en dat Masalco er aan hechtte het project in negen maanden tijd af te ronden. Anderzijds is van belang dat in de overeenkomst, in bijlage 11 van de mantelovereenkomst (weergegeven sub 1.f) en in de Fenitvoorwaarden is vastgelegddat op PinkRoccade een inspanningsverbintenis rust. In het sub 1.b vermelde verslag en het sub 1.e vermelde projectplan is bovendien opgenomen dat de detailplanning afhankelijk is van de beschikbare mensen en middelen en aldus de totale doorlooptijd van het project bepaalt, terwijl in geen van de tot de overeenkomst behorende stukken een ‘harde’ opleverdatum is vermeld. Alles overwegende is de rechtbank daarom van oordeel dat Masalco redelijkerwijs niet heeft kunnen aannemen dat PinkRoccade zich heeft verplicht om uiterlijk op 3 april 2001 een operationeel System21 te leveren. Dit te meer nu feit van algemene bekendheid is dat automatiseringsprojecten kunnen uitlopen, en uitlopen ook vaak plaats vindt. Bovendien was het verloop van het project in grote mate afhankelijk van de betrokkenheid van personeel van Masalco zelf. [...]"
Lees de uitspraak hier.
Juridische aspecten Outsourcing
De juridische werkgroep van Platform Outsourcing Nederland (www.platformoutsourcing.nl) heeft een juridische checklist opgesteld voor outsourcingstrajecten. Het document beschrijft de juridische aandachtspunten binnen de sourcing life cycle. Daarnaast bevat het document een overzicht van de belangrijkste contractbepalingen en een hoofdstuk met de valkuilen.
U vindt de publicatie hier.
Tussentijdse opzegging mogelijk?
Rb Utrecht 18 juni 2003, HAZA 02-1767, Winwork tegen Capgemini (met dank aan Polo van der Putt, Vondst Advocaten). Op basis van art. 7:408 lid 2 BW mag een opdrachtgever een overeenkomst van opdracht altijd tussentijds opzeggen, ook als de overenkomst is aangegaan voor bepaalde duur.
Capgemini heeft een medewerker van Winwork ingehuurd voor bepaalde duur. 6 maanden voor einde contract beëindigt Capgemini het contract door middel van opzegging, met een beroep op art. 7:408 lid 2 BW. De rechter steekt daar een stokje voor. Volgens de rechter hebben partijen toepasselijkheid van art. 7:408 lid 2 BW stilzwijgend uitgesloten:
"4.4
De rechtbank overweegt als volgt.
Kern van het tussen partijen gerezen geschil is de vraag of Cap Gemini aansprakelijk kan worden gehouden voor de gevolgen van het feit dat zij de overeenkomst tussentijds heeft opgezegd. Voor de beantwoording van deze vraag heeft op grond van het bepaalde in artikel 7:408 lid 1 BW in verband met artikel 7:400 lid 2 BW als uitgangspunt te gelden dat de opdrachtgever een overeenkomst die voor bepaalde tijd is gesloten kan opzeggen, tenzij iets anders voortvloeit uit de wet, de inhoud of aard van de overeenkomst of van een andere rechtshandeling, of de gewoonte. Nu partijen van mening verschillen over de vraag wat zij omtrent de opzegging zijn overeengekomen, komt het hierbij aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.5
Ten aanzien van de aanleiding voor en de inhoud van de door de heer Van Holthuijsen te verrichten werkzaamheden is in de overwegingen van de overeenkomst aangegeven dat de rechtsvoorganger van Cap Gemini haar werkorganisatie stuurt in een ingrijpend en stimulerend vernieuwingsproces in welk kader dringend behoefte bestaat aan een betrokken en initiatiefrijk hoofd. Hieruit kan worden afgeleid dat sprake is van een complex proces waarin behoefte is aan specifieke professionele, voorshands mogelijk niet direct vervangbare ondersteuning. Verder heeft Winwork met betrekking tot de tussen partijen overeengekomen vergoeding onweersproken gesteld dat zij uitsluitend in het kader van een contract voor een vaste periode met de rechtsvoorganger van Cap Gemini een uurtarief voor de heer Van Holthijsen heeft afgesproken van € 160, - per uur, terwijl diens uurtarief normaal gesproken aanzienlijk hoger ligt. Voorts heeft de rechtsvoorganger van Cap Gemini met betrekking tot de omvang van de door de heer Van Holthijsen te verrichten werkzaamheden bij brief van
29 maart 2002 aan Winwork geschreven dat de werkzaamheden, met een optie op verlenging, “zullen”doorlopen tot en met 31 december 2002 “. Tenslotte hebben partijen de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging van de overeenkomst, behoudens de in artikel 7 lid 2 van de overeenkomst aangegeven financiële problemen als bedoeld in 1.4, contractueel beperkt tot gevallen van wanprestatie. Genoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, leiden de rechtbank tot het oordeel dat partijen een eenzijdige opzeggingsbevoegdheid van Cap Gemini op een andere grond dan hiervoor bedoeld te hebben uitgesloten, zodat Cap Gemini niet bevoegd was de overeenkomst met Winwork tussentijds op de door haar aangevoerde grond op te zeggen en Cap Gemini aansprakelijk is voor de schade die daarvan voor Winwork het gevolg is."
Lees de uitspraak hier.
Rechter oordeelt: ook een leek moet zorgen voor verwijdering cache
In een eerdere geanonimiseerde uitspraak in kort geding is eiser veroordeeld om bepaalde artikelen van Internet te verwijderen en verwijderd te houden, in zoverre dat deze artikelen op geen enkele wijze meer via welke zoekopdracht dan ook op het internet zijn terug te vinden (LJN: BM0477). De belangrijkste vraag die in het tweede kort geding aan de orde komt is of deze veroordeling zo moet worden uitgelegd dat deze tevens ziet op eventuele treffers via een zoekmachine, die verwijzen naar een pagina waarvan de inhoud inmiddels is verwijderd (Vzr RB Alkmaar 08-04-2010, LJN: BM6719).
Met dank aan Lot Nelissen, Dirkzwager advocaten.
De voorzieningenrechter overweegt hierover dat het onrechtmatig handelen zoals dat aan de orde is geweest in het eerdere kort geding besloten ligt in de inhoud van de bewuste artikelen. Eiser handelt uitsluitend in strijd met het eerdere vonnis wanneer via een treffer op internet via een zoekmachine daadwerkelijk doorgelinkt wordt naar de inhoud, de content van (een van de) bewuste artikelen. Een treffer die niet langer leidt naar de inhoud van een van de gewraakte artikelen is derhalve onvoldoende voor het verschuldigd zijn van een dwangsom.
Het debat tussen partijen spitst zich vervolgens toe op de vraag of eiser er ook rekening mee had moeten houden dat de inhoud van de gewraakte artikelen zich nog in het zogeheten cache geheugen van zoekmachines kon bevinden waardoor de inhoud van de artikelen toch nog kenbaar was. Gedaagde vindt van wel, helemaal nu een klein onderzoek op Google hem had geleerd dat de verwijdering van dit cache geheugen redelijk eenvoudig door eiser bewerkstelligd had kunnen worden.
Naar aanleiding van eigen onderzoek oordeelt de rechter dat een leek dit inderdaad makkelijk had kunnen doen. Informatie hieromtrent is volgens hem redelijk gemakkelijk te vinden en begrijpelijk geformuleerd. Uit deze informatie volgt, aldus de rechter, dat eiser twee stappen had moeten volgen om ook het cache geheugen te verwijderen. Namelijk het verwijderen van de inhoud van de informatie door de eigenaar van de website, alsmede het verzoek aan Google om de bewuste informatie uit de zoekfuncties te verwijderen.
De rechter merkt op dat eiser niet beide stappen heeft gezet en derhalve niet aan het vonnis heeft voldaan. Eiser heeft wel de verschillende beheerders van de websites en de zoekmachines verzocht om de inhoud van de betreffende artikelen te verwijderen maar zij heeft geen seperaat verzoek aan Google gedaan om ook de cache uit zoekmachines te verwijderen. Eiser had een zware inspanningsverplichting uit hoofde van het vonnis, naar aanleiding waarvan zij zich in ieder geval over deze stappen had moeten voorlichten of nadere informatie over had moeten in winnen. Dat zij dit niet heeft gedaan dient voor haar eigen rekening en risico te blijven. Daar komt nog bij dat zij ook uit een reactie van één van de beheerders had kunnen opmaken wat de procedure is voor het verwijderen van content uit zoekresultaten en cache uit zoekmachines.
De maatstaf lijkt vrij streng te zijn toegepast. Wellicht dat dit te maken heeft met het feit dat de artikelen gingen over vermeend seksueel misbruik van kinderen, welke artikelen zeer schadelijk zijn voor gedaagde.
Dit bericht is oorspronkelijk verschenen op: https://dirkzwagerieit.nl/2010/06/15/rechter-oordeelt-ook-een-leek-moet-zorgen-voor-verwijdering-cache/
De modelcontracten van de Europese Commissie voor export van persoonsgegevens
Voor de kennisdatabank. Met ingang van 15 mei 2010 heeft de Europese Commissie aangepaste model contractbepalingen vastgesteld voor doorgifte van persoonsgegevens naar landen buiten de EU waar geen passend beschermingsniveau wordt geboden. Met dank aan Bieneke Braat (Certa Legal).
Nieuw aan de model bepalingen is dat het nu ook voor de gegevensimporteur mogelijk is geworden persoonsgegevens door te geven aan sub-verwerkers. De Europese Commissie zegt daarmee in te spelen op de uitbreiding van verwerkingsprocessen en nieuwe vormen van dienstverlening voor de internationale verwerking van persoonsgegevens.
Onder sub-verwerker wordt verstaan:
”een verwerker die door de gegevensimporteur of een andere voor de gegevensimporteur werkende subverwerker is gecontracteerd en die overeenkomt van de gegevensimporteur of van een andere voor de gegevensimporteur werkende subverwerker persoonsgegevens te ontvangen, uitsluitend ten behoeve van de verwerkingsactiviteiten die namens de gegevensexporteur worden verricht na de doorgifte, overeenkomstig de instructies van de gegevensexporteur, de voorwaarden van de bepalingen en de voorwaarden van het schriftelijke contract inzake subverwerking.”
Uitbesteding van de gegevenswerking aan sub-verwerkers kan slechts met voorafgaande schriftelijke toestemming van de gegevensimporteur en slechts op grond van een contract. De gegevensimporteur moet een lijst bijhouden van de met sub-verwerkers gesloten contracten en moet deze lijst verstrekken aan de toezichthouder in het land van de verantwoordelijke.
Betrokkenen kunnen een aantal van de bepalingen jegens de sub-verwerker (zoals informatieplicht bij lokale wetswijzigingen, inzageverzoeken van lokale autoriteiten en onbevoegde toegang door derden, het treffen van beveiligingsmaatregelen en aansprakelijkheid) afdwingen wanneer zowel de gegevensexporteur als de gegevensimporteur is opgehouden te bestaan zonder dat er een rechtsopvolger is. De aansprakelijkheid van de sub-verwerker blijft beperkt tot de werkzaamheden die deze op grond van de modelbepalingen uitvoerde.
De oude bepalingen in bestaande contracten blijven van toepassing zolang die niet wijzigen. Als dat wel het geval is of de verwerkingsactiviteiten worden uitbesteedt, dan moet daarvoor een nieuwe overeenkomst worden gesloten.
Hier vindt u de link naar de contracten.