DOSSIERS
Alle dossiers

Internet  

IT 1064

Als een website live gaat, werkt deze doorgaans niet direct vlekkeloos

Rechtbank Amsterdam 23 januari 2013, LJN BZ2674 (Novatrix tegen Artolive.com B.V.)

Oplevering website, aan nieuwe website te stellen eisen bij oplevering, ingebrekestelling.

Novatrix verleent diensten op het gebied van informatietechnologie. ArtOlive houdt zich bezig met de promotie van en bemiddeling in de verkoop en verhuur van moderne kunst, vooral via het internet. Novatrix offreert voor 15.764,- met een maximum van 10% nacalculatie voor extra werk, overige uitloop komt voor risico van Novatrix.

ArtOlive meldt: "Zoals al tot in den treuren besproken functioneren er nog steeds vele essentiële onderdelen van de website niet, waaronder de kunstenaarspagina’s en de nog lopende bug-lijsten. Bovendien zijn er nog twijfels over de snelheid. Het is absurd om nu begin 2011 nog te moeten praten over een datum van eerste oplevering.". Bij factuur is er ruim €32.000 in rekening gebracht voor meerwerk, onderhoud oude website, etc..

Er is een overeenkomst van opdracht ex 7:750 BW. Partijen zijn het eens dat de site op de datum van ‘live’ gaan moest worden opgeleverd. Niet in geschil is dat als een website ‘live’ gaat, deze doorgaans niet direct vlekkeloos werkt en dat het in zijn algemeen dus te verwachten valt dat enige nadere aanpassingen nodig zullen zijn. Dat er nog gebreken waren is onvoldoende dat er sprake is van een tekortkoming. ArtOlive heeft niet aangetoond dat er een causaal verband is tussen het functioneren van de website en de gederfde inkomsten.

De vorderingen van Novatrix worden toegewezen voor wat betreft de werkzaamheden voor de nieuwe website (€17.340,40) en het onderhoud van de oude website (€6.752,96). Betreft het meerwerk is gesteld dat er geen opdracht is verleend en er zijn geen nadere feiten gesteld waaruit de opdrachtverlening wel volgt. De reconventionele vordering van ArtOlive wordt toegewezen voor wat betreft de kosten van herstel van de gemaakte fouten (€12.880).

De nieuwe website
4.6.  ArtOlive heeft [A] niet alleen herhaaldelijk gewezen op de gebreken van de website, maar heeft daarbij ook telkens een termijn aangegeven waarbinnen de problemen moesten zijn opgelost. Verwezen wordt naar de in 2.3 genoemde e-mails van 3 september 2010, 8 november 2010 en 3 december 2010. Het moet voor [A] dus glashelder zijn geweest dat ArtOlive vond dat hij was tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat hij de gebreken binnen de gestelde termijn(en) diende te herstellen. Dit betekent dat moet worden geoordeeld dat [A], anders dan hij heeft aangevoerd, door ArtOlive in gebreke is gesteld en dat [A], nu vast staat dat hij er niet in is geslaagd de gebreken binnen de gestelde termijn te herstellen, in verzuim is geraakt.

4.7.   ArtOlive heeft gesteld dat zij als gevolg van de tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst schade heeft geleden. Zij heeft in dat verband verwezen naar de brief van Call for Action van 20 december 2011. Uit die brief blijkt dat Call for Action in totaal 161 uur nodig heeft (gehad) om de tekortkomingen van de website te herstellen zo dat deze beantwoordt aan de offerte van [A]. Artolive heeft verder gesteld dat het gemiddelde uurtarief van Call for Action € 80,- bedraagt. [A] heeft hiertegen geen gemotiveerd verweer gevoerd. Dit betekent dat aannemelijk is dat de kosten van herstel van de gebreken van de website € 12.880,- hebben bedragen. De vordering van ArtOlive is in zoverre toewijsbaar.

4.8.  Daarnaast heeft ArtOlive gesteld dat zij € 266.000,- aan inkomsten heeft gederfd, te weten een daling van inkomsten van verhuur en verkoop aan (met name) particulieren van € 166.000,- en verlies van bijdragen van kunstenaars van € 100.000,-.

4.9.  [A] heeft gemotiveerd bestreden dat er een verband bestaat tussen gebreken in de website en teruglopende inkomsten uit verhuur en verkoop. Hij heeft aangevoerd dat ArtOlive niet inzichtelijk heeft gemaakt welke de ‘duidelijke aanwijzingen’ zijn dat de gestelde omzetdaling het gevolg was van de slecht functionerende website. Het had op de weg van ArtOlive gelegen om haar standpunt in deze nader te onderbouwen. Nu zij dat heeft nagelaten zal haar vordering in zoverre worden afgewezen.

Meerwerk
4.13.  Uit de offerte valt niet op te maken dat [A] zelf de lay-out zou ontwerpen. Indien [A] meende dat het implementeren van door een derde aangeleverde lay-out buiten de geoffreerde werkzaamheden zou vallen, had hij dit in de offerte dienen aan te geven. Dit geldt temeer nu, zoals ArtOlive heeft aangevoerd, te verwachten viel dat ArtOlive, gelet op het door haar aangeboden product, geen genoegen zou nemen met een standaard lay-out van haar belangrijkste verkoopkanaal. Daar komt bij dat [A] toen ArtOlive haar eigen lay-out aanleverde niet heeft meegedeeld dat het implementeren daarvan meerwerk opleverde. Onder deze omstandigheden mocht ArtOlive ervan uitgaan dat deze post onder de offerte viel.

4.14.  [A] heeft verder aan meerwerk opgevoerd dat hij een zogenoemde betaalmodule (‘Buckaroo’) op de website heeft gezet. ArtOlive heeft beaamd dat daartoe een poging is ondernomen maar heeft gesteld dat het niet werkte en dat het daarom weer is verwijderd. Ook hier had het op de weg van [A] gelegen om zijn stelling dat ArtOlive hem ten aanzien van deze werkzaamheden nog enig bedrag verschuldigd was nader te onderbouwen. Hij heeft op geen enkele wijze inzicht verschaft in de werkzaamheden die hij voor de implementatie van de betaalmodule heeft verricht noch in de mate waarin die module naar behoren functioneerde. Ook dit deel van de vordering dient dan ook te worden afgewezen.

4.15.  ArtOlive heeft beaamd dat zij buiten de offerte om opdracht heeft gegeven voor de implementatie van een nieuwsbrief en dat daarmee 16 uur tegen een tarief van € 35,- per uur gemoeid zijn geweest. Nu [A] op dit onderdeel niet nader stelling heeft genomen, zal zijn vordering tot een bedrag van € 560,- (16 x € 35,-) worden toegewezen.

4.16.  [A] heeft in reactie op het verweer van ArtOlive dat voor het overige door [A] opgevoerde meerwerk geen opdracht is verleend, geen nadere feiten gesteld waaruit kan worden afgeleid dat voor die werkzaamheden door ArtOlive opdracht is verleend. Ook in zoverre zal de vordering van [A] dan ook worden afgewezen.

Onderhoud oude website
4.17.  ArtOlive heeft niet betwist dat zij [A] opdracht heeft gegeven voor het onderhouden van de oude website. Zij heeft wel aangevoerd dat die werkzaamheden in de offerte waren begrepen. Dit verweer wordt verworpen. De enkele opmerking in de offerte dat enkele ideeën voor het verbeteren van de prestatieproblemen van de oude website in de offerte zijn verwerkt, waarop ArtOlive kennelijk doelt, rechtvaardigt niet de verwachting dat alle onderhouds- en beheerswerkzaamheden van de oude website gedurende de periode van constructie van de nieuwe website in de offerte waren begrepen.

4.18.  ArtOlive heeft verder aangevoerd dat als [A] tijdig de website had opgeleverd, minder kosten voor onderhoud en beheer van de oude website waren gemaakt. Nu uit 4.4 volgt dat ervan moet worden uitgegaan dat partijen uiteindelijk zijn overeengekomen dat de website in mei 2010 moest worden opgeleverd en na die datum door [A] geen onderhoudswerkzaamheden aan de oude website meer zijn verricht, wordt ook dit verweer verworpen.

4.19.  Hieruit volgt dat de vordering van [A] tot een bedrag van € 6.752,96 toewijsbaar is.

Op andere blogs:
SOLV (Website hoeft niet vlekkeloos te werken bij livegang)

IT 1053

Tweet met link naar advertentie waarin persoonsgegevens staan

Rechtbank ´s-Hertogenbosch 31 januari 2013, LJN BZ2126 (eiser tegen veilingdeurwaarder.nl)

Persoonsgegevens. Verwerking. Advertentie. Executoriale verkopen. Link. Informatieplicht.

Eiser heeft Veilingdeurwaarder verzocht om een overzicht van alle haar betreffende persoonsgegevens en een overzicht van degene aan wie deze gegevens zijn verstrekt. Veilingdeurwaarder is houdster van de website www.veilingdeurwaarder.nl. Op de website kunnen gerechtsdeurwaarders en belastingdeurwaarders advertenties plaatsen ter aankondiging van de executoriale verkopen. Door de deurwaarder is ten laste van eiser beslag gelegd op een auto. Van de openbare veiling is melding gemaakt door publicatie daarvan op de website.

Aan haar verzoek legt eiser ten grondslag dat Veilingdeurwaarder haar betreffende persoonsgegevens verwerkt door deze op de website te plaatsen en vervolgens geïnteresseerden van de op de website geplaatste advertentie op de hoogte te stellen door middel van een e-mailservice of een tweet, waardoor die geïnteresseerden door op een link te klikken direct in de advertentie komen waarin de naam van eiser en het kenteken van de auto zijn vermeld.

Als uitgangspunt geldt dat degene die persoonsgegevens verwerkt verantwoordelijk is voor de verwerking. In de overgelegde advertentie staan onder RDW-gegevens (die Veilingdeurwaarder volgens haar eigen stellingen dus zelf ophaald) het kenteken van de auto en de naam van de kentekenhouder vermeld. De rechtbank is van oordeel dat Veilingdeurwaarder als verantwoordelijke in de zin van de Wbp moet worden aangemerkt voor het plaatsen van de persoonsgegevens op de website, aangezien zij de RDW-gegevens zelf in de advertentie plaatst. Het verzenden van een e-mail of tweet met daarin een directe link naar de advertentie waarin de persoonsgegevens zijn vermeld  levert tevens het verwerken van persoonsgegevens op. Ook het verzenden van een hyperlink moet worden beschouwd als een andere vorm van terbeschikkingstelling.

Als verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens is Veilingdeurwaarder in beginsel verplicht aan het verzoek op grond van artikel 35 van de Wbp te voldoen. Veilingdeurwaarder heeft echter terecht opgemerkt dat zij op grond van artikel 43 onder e van de Wbp niet hoeft te voldoen aan haar informatieplicht. De rechtbank is met Veilingdeurwaarder van oordeel dat Veilingdeurwaarder niet gehouden is naam- en adresgegevens te verstrekken van alle ontvangers van de nieuwsbrief omdat daarmee een verregaande inbreuk op de privacy van die ontvangers zou worden gemaakt.

4.4.  De rechtbank stelt voorop dat als uitgangspunt dient te gelden dat degene die persoonsgegevens verwerkt verantwoordelijk is voor de verwerking, tenzij deze aantoont dat dat niet het geval is. Veilingdeurwaarder heeft niet aangegeven welke gegevens zij door de deurwaarder krijgt aangeleverd en welke gegevens zij zelf aanvult vanuit het RDW-register. In de door [eiser] als voorbeeld overgelegde advertentie staan onder RDW-gegevens (die Veilingdeurwaarder volgens haar eigen stellingen dus zelf ophaalt) het kenteken van de auto en de naam van de kentekenhouder vermeldt. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat Veilingdeurwaarder deze gegevens zelf in de advertentie plaatst en daarmee als verantwoordelijke voor de verwerking heeft te gelden. Veilingdeurwaarder heeft weliswaar betoogd dat deze gegevens niet als persoonsgegevens moeten worden beschouwd, maar dit verweer wordt verworpen. In het richtsnoer van het CBP is opgenomen dat het bekendste direct identificerend gegeven de combinatie van voor- en achternaam is en als voorbeeld van bekendste indirect identificerende gegevens wordt het kenteken genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank levert een combinatie van achternaam met voorletters en het kenteken zeker een persoonsgegeven in de zin van de Wbp op. De rechtbank is van oordeel dat Veilingdeurwaarder als verantwoordelijke in de zin van de Wbp moet worden aangemerkt voor het plaatsen van de persoonsgegevens op de website.

4.5.  De rechtbank is tevens van oordeel dat het verzenden van een e-mail of tweet met daarin een directe link naar de advertentie waarin de persoonsgegevens zijn vermeld het verwerken van persoonsgegevens oplevert. Artikel 1 onder d van de Wbp bepaalt immers dat onder verwerking moet worden verstaan: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens. De rechtbank is van oordeel dat het verzenden van een hyperlink beschouwd moet worden als een andere vorm van terbeschikkingstelling. Ook voor deze verwerking moet Veilingdeurwaarder als verantwoordelijke worden aangemerkt.

4.7.  Aangezien Veilingdeurwaarder als verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens van [eiser] dient te gelden, is Veilingdeurwaarder in beginsel verplicht aan het verzoek op grond van artikel 35 van de Wbp te voldoen. Veilingdeurwaarder heeft echter terecht opgemerkt dat zij op grond van artikel 43 onder e van de Wbp niet hoeft te voldoen aan haar informatieplicht, indien dit noodzakelijk is ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. De rechtbank is met Veilingdeurwaarder van oordeel dat Veilingdeurwaarder niet gehouden is naam- en adresgegevens te verstrekken van alle ontvangers van de nieuwsbrief omdat daarmee immers een verregaande inbreuk op de privacy van die ontvangers zou worden gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank kan Veilingdeurwaarder volstaan met het verstrekken van categorieën van ontvangers, welke mogelijkheid uitdrukkelijk is toegestaan op grond van artikel 35. Het verzoek van [eiser] zal dan ook met die restrictie worden toegewezen.

Op andere blogs:
Ius Mentis (Tweeten of hyperlinken naar persoonsgegevens is verwerking)
SOLV (linken naar persoonsgegevens is een verwerking)

IT 1051

Gebruik van Google AdSense komt voor rekening en risico van adverteerder

CvB 5 februari 2009, dossiernr. 2008/01039 (advertentie op speelzolder.com)

Reclamerecht. Kinder- en Jeugdcode. [Reclameboek.nl RB 1633]. AdSense. Rechtvaardiging niet-openbare aanbeveling.

Op de website www.speelzolder.com kunnen games worden gespeeld. Op een subpagina heeft een banner gestaan met de tekst: “Win een Wii!”. Na het klikken op de banner opende zich een pagina van de website www.celldorado.com met een kader waarin twee tekeningen staan met de uitnodiging om de drie verschillen te zoeken en daaronder de tekst: “Zoek ze alle 3 en win een Nintendo”. Na het aanklikken van de drie verschillen opende zich een nieuwe pagina met het woord “Gefeliciteerd!” en een invulvenster voor een 06-nummer. Door het invullen van dit nummer abonneert het kind zich zonder daarvan bewust te zijn op de betaalde abonnementsdienst van Artiq Mobile. Gelet op de domeinnaam, de opzet, de vormgeving en de inhoud van de website www.speelzolder.com, is deze website gericht op kinderen.

Het College stelt voorop dat de eigenaar van de website www.speelzolder.com niet kan worden aangemerkt als een zogenaamde affiliate. Wel is er sprake van adverteren via Google AdSense, via welk systeem van adverteren AdSense-advertenties aan een website kunnen worden gekoppeld, zonder dat een relatie behoeft te worden onderhouden met de adverteerder, dit laatste omdat Google de advertenties aanlevert.

Naar het oordeel van het College rechtvaardigen de omstandigheden van het onderhavige geval niet dat de aanbeveling openbaar wordt gemaakt. De onderhavige aanbeveling heeft betrekking op reclame-uitingen voor de plaatsing waarvan gebruik is gemaakt van Google AdSense. Niet eerder heeft het College zich over dergelijke uitingen uitgesproken.

De banner, de speelpagina en het aanmeldscherm zijn door of in opdracht van Artiq ontwikkeld. Kennelijk heeft Artiq deze uitingen doen toekomen aan Google, waarna Google ervoor heeft gezorgd dat eigenaren van websites de uitingen op hun website kunnen plaatsen. Bovengenoemde omstandigheden, die kennelijk eigen zijn aan het gebruik van Google AdSense, komen naar het oordeel van het College voor rekening en risico van Artiq en betekenen niet dat Artiq niet mede verantwoordelijk zou zij voor de plaatsing van de gewraakte uitingen.

Het College bevestigt de beslissing van de Commissie, dat zich geen feiten of omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan Artiq Mobile niet medeverantwoordelijk is voor het feit dat de banner is geplaatst op een website die specifiek op kinderen is gericht. Daarmee is gegeven dat Artiq Mobile medeverantwoordelijk is voor het handelen in strijd met voornoemde bepalingen van de KJC en de NRC.

7. De Consumenten­autoriteit heeft verzocht deze beslissing openbaar te maken. De Commissie ziet daartoe onvoldoende aanleiding, nu Artiq Mobile zich tijdens de mon­de­linge behandeling van deze zaak bereid heeft ge­toond om maatregelen te nemen om inbreukmakend gedrag van de affiliate voortaan te voor­komen.

Het antwoord in appel

De Commissie heeft terecht geen openbare aanbeveling gedaan.
Er is in dit geval geen sprake van recidive. Voorts is de stelling van de Consumentenautoriteit, dat Artiq eerdere aanbevelingen naast zich heeft neergelegd, onjuist. Weliswaar zijn bepaalde reclame-uitingen van Artiq eerder ontoelaatbaar bevonden, maar het betrof hier andersoortige gevallen van reclame maken, niet alleen wat betreft inhoud, maar ook wat betreft wijze van reclame maken, waarop (mogelijk) andere regels van toepassing zijn.
Ook gezien de inspanning die Artiq zich heeft getroost om ervoor te zorgen dat haar advertenties (waaronder de gewraakte advertentie in het bijzonder) niet meer (via Google AdSense) op kindersites (waaronder www.speelzolder.com) zullen verschijnen, is een openbare aanbeveling niet gerechtvaardigd.

(...)

Naar Artiq stelt, biedt Google niet de mogelijkheid om kindersites bij voorbaat te laten uitsluiten van adverteren via Google AdSense, maar kunnen alleen URL’s van websites worden uitgesloten. Daarbij kost het -naar Artiq stelt- veel tijd om te achterhalen welke sites moeten worden uitgesloten, omdat aan de URL’s van de 11.000 sites, waar het in het geval van Artiq om gaat, veelal niet te zien is wat voor site het betreft, meer in het bijzonder of het een site is, gericht op kinderen.
Bovengenoemde omstandigheden, die kennelijk eigen zijn aan het gebruik van Google AdSense, komen naar het oordeel van het College voor rekening en risico van Artiq en betekenen niet dat Artiq niet mede verantwoordelijk zou zij voor de plaatsing van de gewraakte uitingen. Dit laatste, nog daargelaten dat de frequentie van het onderzoek dat Artiq -naar zij stelt- eens per kwartaal verricht om te voorkomen dat haar uitingen worden geplaatst op sites, gericht op kinderen, naar het oordeel van het College zou behoren te worden opgevoerd.

Naar het oordeel van het College rechtvaardigen de omstandigheden van het onderhavige geval niet dat de aanbeveling openbaar wordt gemaakt. De onderhavige aanbeveling heeft betrekking op reclame-uitingen voor de plaatsing waarvan gebruik is gemaakt van Google AdSense. Niet eerder heeft het College zich over dergelijke uitingen uitgesproken.

IT 1045

Internetconsultatie meldplicht inbreuken gekwalificeerde certificaten

Internetconsultatie besluit tot wijziging van het Besluit elektronische handtekeningen in verband met een meldingsplicht voor beiligheidsinbreuken en integriteitsverlies betreffende gekwalificeerde certificaten, 20 februari - 20 maart 2013.

Met dit besluit wordt een meldplicht ingevoerd voor certificatiedienstverleners ten aanzien van gekwalificeerde certificaten, in het geval er sprake is van een inbreuk op de veiligheid of een verlies van integriteit met aanzienlijke gevolgen voor de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid van de betreffende certificaten.

Concept regeling Besluit tot wijziging van het Besluit elektronische handtekeningen in verband met een meldingsplicht Versie consultatieversie | 62 kB

Doelgroepen die door de regeling worden geraakt
Certificatiedienstverleners t.a.v. gekwalificeerde certificaten.

Doel van de regeling
Doel van de regeling is de invoering van een meldplicht bij incidenten ten behoeve van de toezichthouder, zodat deze zijn taak beter kan uitoefenen omdat de impact sneller wordt onderkend en er effectiever kan worden opgetreden. Daarnaast kan melding leiden tot snelle hulp en ondersteuning om de gevolgen van een incident te beperken en op te lossen.

Verwachte effecten van de regeling
De invoering van een meldplicht zal leiden tot een betere taakuitoefening van de toezichthouder omdat de impact van inbreuken sneller wordt onderkend en er effectiever kan worden opgetreden. Daarnaast kan melding leiden tot snelle hulp en ondersteuning om de gevolgen van een incident te beperken en op te lossen.

Doel van de consultatie
Verwerven en in kaart brengen van reacties.

Op welke onderdelen van de regeling wordt een reactie gevraagd
De gehele regeling en de bijbehorende nota van toelichting

Publicatie reacties
Reacties worden gepubliceerd nadat de consultatie is gesloten. Alleen die reacties worden gepubliceerd waarvan is aangeven, door de inzender, dat deze openbaar mogen zijn.

IT 1044

DSL-aansluiting voorziet in levensbehoefte

BGH 24 januari 2013, III ZR 98/12 - uitspraak helaas nog niet beschikbaar

new dsl gear in the basement

Het Duitse Bundesgerichtshof heeft klanten van een telecommunicatieonderneming schadevergoeding toegekend voor de uitval van enkele weken van de DSL-aansluitingen.

Uit't persbericht: Naar jurisprudentie van het BGH moet de compensatie voor het uitvallen van de gebruikersmogelijkheid van een economisch goed voorbehouden blijven voor gevallen wanneer er sprake is van een defect van een apparaat dat voorziet in een levensbehoefte. Daarom is de schadevergoedingsvordering met betrekking tot de uitval van de Telefax afgewezen. Ook de uitval van de vaste telefoonverbinding wordt afgewezen. De schadevergoedingsplicht strekt zich slechts uit tot compensatie van de meerkosten. Aangezien eiser in de aangegeven periode een mobiele telefoon gebruikte en hij de extra kosten kon vorderen, is hiervan geen sprake.

Het gebruik van internet is een economisch goed dat (ook in privésferen) van centraal belang is. Betreft de hoogte van de schadevergoeding: de kosten die zijn gemaakt, mits deze gemiddeld en marktconform zijn in de betreffende periode voor een voorziening zoals de DSL-aansluiting met een vergelijkbare capaciteit.

Het BGH beschrijft het internet als volgt:

"Das Internet stellt weltweit umfassende Informationen in Form von Text-, Bild-, Video- und Audiodateien zur Verfügung. Dabei werden thematisch nahezu alle Bereiche abgedeckt und verschiedenste qualitative Ansprüche befriedigt. So sind etwa Dateien mit leichter Unterhaltung ebenso abrufbar wie Informationen zu Alltagsfragen bis hin zu hochwissenschaftlichen Themen. Dabei ersetzt das Internet wegen der leichten Verfügbarkeit der Informationen immer mehr andere Medien, wie zum Beispiel Lexika, Zeitschriften oder Fernsehen. Darüber hinaus ermöglicht es den weltweiten Austausch zwischen seinen Nutzern, etwa über E-Mails, Foren, Blogs und soziale Netzwerke. Zudem wird es zunehmend zur Anbahnung und zum Abschluss von Verträgen, zur Abwicklung von Rechtsgeschäften und zur Erfüllung öffentlich-rechtlicher Pflichten genutzt. Der überwiegende Teil der Einwohner Deutschlands bedient sich täglich des Internets. Damit hat es sich zu einem die Lebensgestaltung eines Großteils der Bevölkerung entscheidend mitprägenden Medium entwickelt, dessen Ausfall sich signifikant im Alltag bemerkbar macht.

IT 1039

Reactie op 'CBP tikt Publieke Omroep op de vingers om cookiemuur'

Beantwoording van kamervragen door staatssecretaris Dekker (OCW) mede namens de minister van Economische Zaken over het bericht dat de cookiemuur van de Publieke Omroep niet rechtsgeldig is, Aanhangsel van de Handelingen II, nr.1299

Zie ook IT 980.

Reactie op artikel 'CBP tikt publieke omroep op vingers om cookiemuur'.
OPTA is belast met het toezicht op naleving van de cookiebepaling. Het is dus aan OPTA om een oordeel te vellen over de rechtmatigheid van de handelwijze van de NPO in het licht van de cookiebepaling. OPTA ziet daarbij toe op de eisen die volgen uit artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet dat een ieder die cookies wenst te plaatsen hierover de gebruiker moet informeren en daartoe toestemming moet hebben verkregen. In het geval er tevens sprake is van de verwerking van persoonsgegevens is daarnaast het CBP als toezichthouder bevoegd, omdat dan ook de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing is. Hierbij speelt het in artikel 11.7a, eerste lid, van de Telecommunicatiewet opgenomen rechtsvermoeden een rol. Het CBP mag aannemen dat er bij de door de Ster geplaatste tracking cookies sprake is van de verwerking van persoonsgegevens, tenzij de NPO, respectievelijk de Ster aantoont dat er in dit geval geen sprake is van de verwerking van persoonsgegevens. Het rechtsvermoeden in de cookiebepaling brengt niet met zich mee dat er bij tracking cookies per definitie sprake behoeft te zijn van verwerking van persoonsgegevens. Het rechtsvermoeden blijft weerlegbaar, het legt alleen de bewijslast bij de cookieplaatser. Alleen als de NPO niet kan aantonen dat de verzamelde gegevens niet herleidbaar zijn tot een identificeerbaar natuurlijk persoon is sprake van verwerking van persoonsgegevens die aan de eisen van de Wet bescherming persoonsgegevens moet voldoen.

Websites beschikbaar maken voor bezoekers zonder cookies gezien de monopoliepositie van de NPO.
Het is belangrijk dat de websites van de NPO voor een breed publiek toegankelijk zijn. Daarnaast is het belangrijk dat de NPO voldoende inkomsten kan genereren om een interessant (digitaal) aanbod te kunnen doen zeker in tijden van bezuinigingen. Er zal daarom de komende maand met de NPO worden overlegd of een andere aanpak mogelijk is. Dit doet niet af aan het feit dat het aan de beide toezichthouders is, OPTA en CBP, om te beoordelen in hoeverre de Telecommunicatiewet, respectievelijk de Wet bescherming persoonsgegevens door de NPO wordt overtreden.

 

Voor basisfuncitonaliteiten van NPO-sites zijn geen tracking cookies nodig, voor mensen die hun privacy niet aangetast willen zien moet de sites dus gewoon bruikbaar zijn?
Ja, voor de basisfunctionaliteiten en het vastleggen van gegevens over het gebruik zijn geen tracking cookies nodig. Verder is het ook nadrukkelijk niet de bedoeling van de NPO om mensen in hun privacy aan te tasten. De NPO stelt dan ook dat de door de NPO en Ster gebruikte tracking cookies niet herleidbaar zijn tot individueel identificeerbare personen, en dat het gestelde rechtsvermoeden aldus kan worden weerlegd. De NPO heeft getracht bij de toepassing en het gebruik van cookies een goede balans te vinden tussen toegankelijkheid van publieke audiovisueel materiaal, privacy van gebruikers, de mediawettelijke verplichtingen en de commerciële exploitatie van de Ster op het internet. Gelet op de daaropvolgende maatschappelijke discussie en de verschillende methoden die in het mediaveld worden gebruikt, heeft de NPO na overleg aangegeven de mogelijkheden voor een gedifferentieerde toestemming uitgebreid te zullen onderzoeken.

IT 1037

Geen concreet belang tegen bevriezing van IP-adressen

Rechtbank Den Haag 13 februari 2013, zaaknr. C/09/414930 / HA ZA 12-339 (Réseaux IP Européens Network Coordination centre (RIPE NCC) tegen de Staat der Nederlanden (Ministerie van veiligheid en Justitie))

Uitspraak ingezonden door Sikke Kingma, Pels Rijcken

Onrechtmatig overheidshandelen. IP-adressen. Bevriezing. Concreet belang.

RIPE is verantwoordelijk voor de distributie en registratie van IP-adressen, unieke adressen bestemd voor de communicatie tussen computers en andere apparatuur via het internet. De inspecteur van de politie bij de Dienst Nationale Recherche heeft een bevel aan RIPE gegeven dat is gegrond op artikel 2 van de Politiewet 1993 (Pw). RIPE heeft medegedeeld dat zij zich niet gehouden acht tot naleving van het bevel en dat de bevriezing van de IP-adressen per direct zal worden opgeheven. Zij vordert voor recht te verklaren dat RIPE rechtens niet gehouden is uitvoering te geven aan enig bevel op grond van artikel 2 Pw dat strekt tot bevriezing van de registratie van IP-adressen of -adresreeksen. RIPE heeft aan haar vordering onrechtmatig overheidshandelen ten grondslag gelegd.

RIPE voert aan dat de handelwijze van de KLPD en het Openbaar Ministerie jegens RIPE bezwarend en schadelijk is geweest en zorgt voor een blijvende bedreiging van de (continuïteit van de) bedrijfsvoering van RIPE, de integriteit van haar computersystemen en het veilig en onbelemmerd functioneren van het internet. Zij heeft gevorderd dat de Staat wordt verboden om beslag te leggen op de administratie van RIPE voor zover die de registratie van IP-adressen en - adresreeksen betreft. Deze vordering strandt om meerdere redenen. RIPE heeft bij het gevraagde verbod geen belang in de zin van artikel 3:303 BW. Er is geen sprake van een concrete en reële dreiging van (vermeend) onrechtmatig handelen.

De verklaring voor recht dat de Staat jegens RIPE onrechtmatig heeft gehandeld door te dreigen met beslaglegging op en sequestratie van (onderdelen van) de administratie van RIPE is evenmin toewijsbaar. De rechtbank is van oordeel dat door RIPE, in het licht van de gemotiveerde betwisting door de Staat, onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die de conclusie kunnen dragen dat van een werkelijke dreiging met beslaglegging sprake is geweest. De vordering mist feitelijke grondslag.

RIPE heeft niet gesteld welk ander rechtsgevolg dan de (niet toewijsbare) verboden zij aan de verklaring van recht wenst te verbinden en ook niet valt in te zien welk ander rechtsgevolg hieraan valt te verbinden. De rechtbank verklaart RIPE niet-ontvankelijk, vanwege het ontbreken van een concreet belang als bedoeld in artikel 3:302 BW.

4.5. Vooropgesteld wordt dat voor de ontvankelijkheid van een vordering tot verklaring voor recht en/of een verbod is vereist dat de eiser een concreet belang in de zin van artikel 3:303 BW heeft bij die vordering. Ten aanzien van de verbodsactie betekent dit dat moet worden vastgesteld dat er een voldoende grote kans is, een reële dreiging, dat de handelingen waarop de vordering ziet in de voorzienbare toekomst zullen worden verricht. Voor toewijzing van een vordering tot verklaring voor recht dient verder te zijn voldaan aan artikel 3:302 BW, waarin is bepaald dat de verklaring slechts wordt gegeven op vordering van een bij de rechtsverhouding onmiddellijk betrokken persoon. De eis van een rechtsverhouding houdt, volgens vaste jurisprudentie, in dat aan de verklaring enig rechtsgevolg moet kunnen worden verbonden.

4.10. RIPE heeft daarnaast nog gevorderd dat de Staat wordt verboden om jegens haar strafrechtelijke dwangmiddelen toe te passen wegens de niet-naleving van het bevel of teneinde bevriezing van IP-adressen te bewerkstelligen, anders dan in de vorm van beslaglegging (3.1. onder vi). Van een reële dreiging dat de Staat dwangmiddelen zal toepassen is, zoals gezegd, niet gebleken zodat RIPE geen belang heeft bij haar vordering. Overigens heeft RIPE niet concreet gemaakt om welk ander dwangmiddel dan een bevel of beslag het zou kunnen gaan. De vordering tot afgifte van een verklaring voor recht met nagenoeg dezelfde strekking (3.1. onder v) deelt hetzelfde lot als de verbodsactie.

4.11. In het voorgaande is aan de orde gekomen dat in de stellingen van RIPE geen deugdelijke grondslag ligt besloten voor de door haar hiervoor onder 3.1 weergegeven vorderingen strekkende tot het verbieden van - kort gezegd - vervolging, (dreigen met) beslaglegging en de toepassing van andere strafvorderlijke dwangmiddelen. Dan resteert de vraag of er gronden bestaan voor de toewijzing van het onder 3.1 onder i) en vii) gevorderde. Het betreft de verklaring voor recht dat RIPE rechtens niet gehouden is uitvoering te geven aan enig bevel op grond van artikel 2 Pw. en de verklaring voor recht dat RIPE niet gehouden was het bevel na te leven. Nu RIPE niet heeft gesteld welk ander rechtsgevolg dan de (niet toewijsbare) verboden zij aan de verklaring van recht wenst te verbinden en in de omstandigheden van het geval ook niet valt in te zien welk ander rechtsgevolg hieraan valt te verbinden, luidt de conclusie van de rechtbank dat RIPE ook bij deze vorderingen geen concreet belang heeft als bedoeld in artikel 3:302 BW.

Op andere blogs:
Webwereld (RIPE verliest tegen Justitie over IP-bevriezing)
Bits of Freedom (Rechtszaak RIPE NCC eindigt met anticlimax)
Iusmentis (Geen uitspraak over IP-bevriesbevel, dat schiet niet op natuurlijk)

IT 1025

Een LinkedIn-profiel is een persoonlijk profiel

Rechtbank Oost-Nederland, locatie Almelo 22 januari 2013, LJN BZ0324 (Privatescan B.V. tegen Prescan B.V.)

Executievonnis. LinkedIn-profiel is persoonlijke profiel. Door maatman-consument te googelen profielpagina. Overtreding verbod van ondergeschikte aard. Verbod op executie van dwangsommen en opheffing executoriaal (derden)beslag.

In het eindvonnis (IEF 11704) is onder meer bevolen om de mededeling ‘Privatescan is marktleider’ te staken en gestaakt te houden, onder last van een dwangsom. In elk geval van 25 oktober 2012 tot en met 19 november 2012 stond er op het LinkedIn-profiel van eiser sub 1: ‘Privatescan is marktleider’.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat het LinkedIn profiel een persoonlijk profiel van eiser is omdat allereerst de naam en foto van zijn gezicht is opgenomen. De maatman-consument zal niet worden beïnvloed door een mededeling op een LinkedIn-profiel. Het LinkedIn-profiel is te benaderen door 'Privatescan' te googelen en dus is het vonnis overtreden. Het is veel waarschijnlijker dat de maatman-consument op andere sites zal kijken, indien hij informatie over Privatescan dan wel Prescan zoekt, dan dat hij op het persoonlijke LinkedIn profiel van de directeur van Privatescan kijkt. De voorzieningenrechter is in dit geval van oordeel dat de overtreding van ondergeschikte aard is, waardoor geen dwangsommen zijn verbeurd.

De voorzieningenrechter verbiedt Prescan de executie van de dwangsommen op basis van het vonnis te staken en gestaakt te houden voor zover deze executie van de dwangsommen betrekking heeft op de zin ‘Privatescan is marktleider’, zoals deze is geplaatst op LinkedIn vanaf de betekening van het bestreden vonnis tot het moment dat deze zin van LinkedIn is verwijderd en heft de gelegde executoriale (derden)beslagen en executoriale aandelenbeslagen op.

4.3.  De voorzieningenrechter is van oordeel dat het LinkedIn profiel een persoonlijk profiel van [eiser sub 1] is en overweegt daartoe als volgt. Bovenaan het LinkedIn profiel is allereerst de naam van [eiser sub 1] opgenomen, met daarnaast een foto van zijn gezicht. Onder de naam van [eiser sub 1] staat vermeld dat hij ‘owner’ van Privatescan is. LinkedIn is een online sociaal netwerk dat de deelnemers in de gelegenheid stelt gebruik te maken van elkaars zakelijke netwerk. Het idee achter LinkedIn is juist dat het persoonlijk profiel wordt gebruikt voor zakelijke en carrièregerichte doeleinden. Dat het LinkedIn profiel van [eiser sub 1] kennelijk voornamelijk wordt gebruikt voor zakelijke doeleinden met betrekking tot zijn bedrijf Privatescan (zoals diverse polls en een beschrijving van Privatescan), maakt niet dat dit profiel daardoor van Privatescan is. LinkedIn biedt namelijk aan bedrijven de mogelijkheid om een eigen zakelijk profiel aan te maken. Ook Privatescan heeft zo’n zakelijk profiel, zo blijkt uit productie 9 bij de conclusie van antwoord. Dat een aantal medewerkers van Privatescan toegang heeft tot het profiel van [eiser sub 1] en het account betaald wordt door Privatescan, doet aan het voorgaande niet af. Het is het persoonlijke profiel van [eiser sub 1], dat hij gebruikt voor zakelijke doeleinden door onder meer Privatescan te promoten.

4.9.  [Eiser sub 1 c.s.] heeft aangevoerd dat de maatman-consument niet zal worden beïnvloed door een mededeling op een LinkedIn profiel, omdat een LinkedIn profiel, anders dan veel andere websites, niet voor het informeren van consumenten wordt gebruikt. Bovendien voert [eiser sub 1 c.s.] aan dat bij LinkedIn eerst door de gebruiker van een profiel eerst toegang tot dat profiel moet zijn verleend, voordat de consument toegang heeft tot informatie op dat profiel. Prescan heeft de stellingen van [eiser sub 1 c.s.] weersproken.

4.10.  De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Een LinkedIn profiel kan ook bezocht worden door personen die niet in het bezit zijn van een eigen LinkedIn profiel of die niet ingelogd zijn op hun profiel, afhankelijk van de instellingen van het LinkedIn profiel wat zij willen bekijken. De instellingen van het LinkedIn profiel van [eiser sub 1] waren ten tijde van de zitting dusdanig, dat het profiel ook voor mensen zonder LinkedIn profiel toegankelijk was, bijvoorbeeld via google. Dat betekent dat ook de ‘maatman-consument’ op het profiel van [eiser sub 1] terecht kon komen, bijvoorbeeld door ‘Privatescan’ te googelen. Zo bezien heeft [eiser sub 1] het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage dus overtreden. De vraag die de voorzieningenrechter echter dient te beantwoorden is of deze overtreding, met inachtneming van de eisen van redelijkheid en billijkheid, voldoende ernstig is om te rechtvaardigen dat daardoor dwangsommen zijn verbeurd.

4.12.   De voorzieningenrechter is in dit geval van oordeel dat de overtreding van ondergeschikte aard is, waardoor geen dwangsommen zijn verbeurd en heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen. De rechtbank ‘s-Gravenhage heeft de veroordeling uitgesproken naar aanleiding van artikelen die te vinden waren op de De Standaard Online (een Belgische website) en op Medical Facts (een Nederlandse website), waarin stond vermeldt dat Privatescan marktleider was. Het is veel waarschijnlijker dat de maatman-consument op dergelijke sites zal kijken, indien hij informatie over Privatescan dan wel Prescan zoekt, dan dat hij op het persoonlijke LinkedIn profiel van de directeur van Privatescan kijkt. De maatman-consument zal op zoek gaan naar reviews van andere consumenten, (nieuws)artikelen of vergelijkingen van Privatescan en Prescan. [Eiser sub 1] heeft bovendien – onbetwist – aangevoerd dat er sinds het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage (vrijwel) geen consumenten op zijn LinkedIn profiel hebben gekeken, maar dat het profiel voornamelijk is bezocht door Prescan en door de deurwaarder die door Prescan is ingeschakeld. Nadat Prescan [eiser sub 1 c.s.] op de hoogte stelde van de zinsnede op het LinkedIn profiel, heeft [eiser sub 1 c.s]. de zinsnede bovendien direct verwijderd.

4.13.  Hoewel het plaatsen van de zinsnede ‘Privatescan is marktleider’ dus valt binnen het doel van de veroordeling in het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, is de overtreding van zodanige ondergeschikte betekenis dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter door de overtreding geen dwangsommen zijn verbeurd.

Op andere blogs:
Ius Mentis (Een uitingsverbod geldt ook voor de LinkedIn van de directeur)
MediaReport (Linkedinprofiel is een persoonlijk profiel voor zakelijke doeleinden)

IT 1015

Voor een jaar geen beheerder van een sociale mediaprofiel

Vzr. Rechtbank Amsterdam 4 december 2012, LJN BY9149 (M tegen H)

Sociale media-profielen. Onrechtmatige publicaties. Lijfsdwang toegepast in civielrechtelijke verhouding.

M. vordert dat de voorzieningenrechter H verbiedt om voor een periode van één jaar gebruiker/beheerder van een social media profiel te zijn en dat dit vonnis in de plaats zal treden van alle handelingen van H die noodzakelijk zijn voor het doen verwijderen van al zijn social media profielen, waaronder die op Hyves en Facebook. Ook vordert M het gevorderde middels lijfsdwang ten uitvoer te leggen en H te gijzelen totdat de teksten en afbeeldingen op de profielen zijn verwijderd.

H heeft zich niet gehouden aan een eerder vonnis van 2 augustus 2012 (LJN BY9146) op grond waarvan hij de onrechtmatige teksten diende te verwijderen. Ook in deze teksten wordt M in verband gebracht met prostitutie, pedofilie, seksueel misbruik en kindermisbruik. De teksten zijn onrechtmatig, maar de veroordeling wordt niet opgevolgd, zelfs niet onder last van een dwangsom. Na overweging wijst de voorzieningenrechter lijfsdwang toe van ten hoogste drie dagen bij iedere overtreding van het verbod en gebiedt H om zijn sociale mediaprofielen op Hyves, Facebook en blogspot verwijderen en verbiedt H om voor één jaar de beheerder/gebruiker van een sociaal mediaprofiel te zijn.

4.4. (...) Lijfsdwang betekent beneming van de persoonlijke vrijheid van H en mag ingevolge artikel 587 Rv slechts worden toegepast indien aannemelijk is dat de toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst biedt en het belang van M toepassing van lijfsdwang rechtvaardigt. Nu is gebleken dat bij het vonnis (...) opgelegde dwangsom niet voldoende effect sorteert, is lijfsdwang op zijn plaats. Nu lijfsdwang als uiterst en zeer ingrijpend dwangmiddel moet worden beschouwd, zal de toepassing daarvan worden beperkt tot een periode van, bij iedere overtreding, ten hoogste drie dagen.

4.5. Ter zake van het verweer van H. dat de gevorderde veroordelingen buitenproportioneel zijn overweegt de voorzieningenrechter dat H niet heeft onderbouwd waarom dit het geval zou zijn. H heeft volstaan met de enkele mededeling dat de gevorderde veroordelingen buitenproportioneel zijn, zonder daarvoor redenen aan te voeren.
IT 1009

'Bestel Nu'-button geen definitieve bestelling

Vz RCC 21 december 2012, dossiernr. 2012/01084 (Vodafone bestelvoorwaarden)

Het betreft de uiting van Vodafone waarin onder meer staat: “Bestel je voor 17:00 uur dan wordt binnen 1 werkdag contact opgenomen om een afspraak voor levering te maken”. Klager stelt dat Vodafone zich niet houdt aan de opgegeven tijden. Vodafone stelt zich op het standpunt dat de mededeling die klager bestrijdt, pas verschijnt nadat een consument besluit om de button ‘Bestel Nu’ aan te klikken.

Voorzitter oordeelt als volgt: Onmiskenbaar is sprake is van een openbare directe aanprijzing van de diensten, zoals bedoeld in artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Aldus is sprake van reclame. Het moment dat de bestreden tekst in beeld verschijnt, is de bestelling nog niet definitief geplaatst en kan de aanprijzende werking van de tekst nog van invloed zijn op het besluit van de consument om de bestelling definitief te maken.

Adverteerder heeft niet weersproken dat de stelling niet in alle gevallen wordt nagekomen. Dit impliceert dat de uiting onjuiste informatie bevat met betrekking tot de levering als genoemd in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. De bestreden uiting is misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Onmiskenbaar is sprake van een openbare directe aanprijzing van de diensten van een adverteerder, zoals bedoeld in artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Aldus is sprake van reclame in de zin van dat artikel. Dat de uiting pas zichtbaar wordt op het moment dat men de knop ‘Bestel nu’ heeft gedrukt, doet daaraan niet af. Immers is, op het moment dat de bestreden tekst in beeld is, de bestelling nog niet definitief geplaatst en kan de aanprijzende werking van de tekst nog van invloed zijn op het besluit van de consument om de bestelling definitief te maken.

Adverteerder heeft niet weersproken dat de stelling “Bestel je voor 17:00 uur dan wordt binnen 1 werkdag contact opgenomen om een afspraak voor levering te maken” niet in alle gevallen wordt nagekomen. Dit impliceert dat de uiting onjuiste informatie bevat met betrekking tot de levering als genoemd in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC, welke blijkens dat artikel dient te worden beschouwd als één van de ‘voornaamste kenmerken van het product’. Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de bestreden uiting tevens misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.