Naast afgebroken onderhandelingen, nu ook stopzetten project
De rechtbank Amsterdam oordeelt in een geschil dat niet zozeer sprake is van afgebroken onderhandelingen, maar van "de beëindiging van een samenwerking (en de onderhandelingen over de voorwaarden van die samenwerking) als logisch gevolg van het stopzetten van het project, waarbinnen de samenwerking plaatsvond." Creëert de rechtbank een nieuw regime naast het regime van afgebroken onderhandelingen, en maakt de rechtbank zich het daarbij niet onnodig lastig?
Een blog van Menno Weij, SOLV
Kort de feiten. Orange Dogs Ventures (ODV) heeft in 2007 Delta Lloyd Bank benaderd met het idee om op de Nederlandse markt een prepaid credit card te introduceren (de IZY kaart), die slechts betalingen toelaat voor zover de gebruiker saldo op zijn kaart heeft gestort. Eén en ander leidt tot een document waarin de samenwerking tussen ODV en de bank is weergegeven.
De afspraken zoals vastgelegd in dat document zijn echter door de stuurgroep nooit uitdrukkelijk goed- of afgekeurd; wel heeft de stuurgroep kritiek geuit. Inmiddels heeft ODV al gesprekken met Shopflick.com en de Telegraaf media Groep aangeknoopt, die op dat moment interesse hebben in de IZY kaart. De directie van de bank besluit echter het project stop te zetten en de IZY card niet op de markt te brengen.
ODV stelt de bank aansprakelijk voor de door haar geleden schade als gevolg van de stopzetting. Primair wegens het niet nakomen van een contract, subsidiair wegens het onrechtmatig afbreken van de onderhandelingen.
De rechtbank oordeelt allereerst dat er geen sprake is van een overeenkomst. De rechtbank overweegt daarbij onder meer dat goedkeuring door de stuurgroep op het document omtrent de samenwerking is uitgebleven, en aldus geen aanvaarding van dat document heeft plaatsgevonden. Een terecht oordeel, naar mijn smaak.
Resteert de vraag of de onderhandelingen onrechtmatig zijn afgebroken. Hier komt de rechtbank in mijn ogen met iets nieuws. De rechtbank oordeelt dat niet "zo zeer sprake is van het afbreken van onderhandelingen", maar "van de beëindiging van een samenwerking (en de onderhandelingen over de voorwaarden van die samenwerking) als logisch gevolg van het stopzetten van het project, waarbinnen de samenwerking plaatsvond." Volgens de rechtbank is daarmee de "in deze zaak te beantwoorden vraag of het de bank (...) jegens ODV vrij stond het project stop te zetten".
Ik vraag me af waarom de rechtbank voor deze constructie kiest, en vraag me ook af of de rechtbank het voor zichzelf niet onnodig lastig maakt. In mijn ogen wekt de formulering "de beëindiging van een samenwerking" alsmede het mogen "stopzetten van een project" de suggestie dat er wel degelijk sprake is van soort van 'overeenkomst', en dat uitgangspunt lijkt niet te stroken met het eerdere oordeel van de rechtbank dat er juist géén sprake is van een overeenkomst.
Ik vraag mij dat temeer af, omdat de rechtbank vervolgens dezelfde criteria als bij het afbreken van onderhandelingen hanteert in de beoordeling:
De rechtbank is uiteindelijk van oordeel dat het de bank niet meer vrijstond het project stop te zetten zonder ODV een vergoeding te bieden voor, zo lees ik, gemaakte kosten - en stelt ODV in de gelegenheid deze nader te onderbouwen.
Lees hier de gehele uitspraak.