DOSSIERS
Alle dossiers

Privacy  

IT 2039

CBP adviseert over verwerking kentekengegevens voor verkeersonderzoek en spitsmijdenprojecten

Overige instanties 8 sep 2016, IT 2039; Z2015-00616 (facilitering verkeersonderzoek en spitsmijdenprojecten), https://www.itenrecht.nl/artikelen/cbp-adviseert-over-verwerking-kentekengegevens-voor-verkeersonderzoek-en-spitsmijdenprojecten

CBP Advies 8 september 2015, Z2015-00616 (facilitering verkeersonderzoek en spitsmijdenprojecten)
Persbericht: Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft geadviseerd over een wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer. Het doel hiervan is verkeersonderzoek en zogeheten spitsmijdenprojecten te faciliteren. In het ontwerpbesluit wordt de verwerking van persoonsgegevens, waaronder kentekengegevens, nader geregeld. Het CBP adviseert het ontwerpbesluit niet in deze vorm in te dienen.

IT 2035

Niet-ontvankelijke rechter en Woonbond tegen Belastingdienst - Wbp voorziet in een bestuursrechterlijke rechtsgang

Rechtbank 4 apr 2016, IT 2035; ECLI:NL:RBDHA:2016:3632 (Nederlandse Woonbond tegen Staat), https://www.itenrecht.nl/artikelen/niet-ontvankelijke-rechter-en-woonbond-tegen-belastingdienst-wbp-voorziet-in-een-bestuursrechterlijk

Vzr. Rechtbank Den Haag 4 april 2016, IT 2035; ECLI:NL:RBDHA:2016:3632 (Nederlandse Woonbond tegen Staat)
Privacy. Verwerking van persoonsgegevens door de Belastingdienst voor het verstrekken van inkomensindicaties aan verhuurders, nadat daar een wettelijke basis voor is gecreëerd. Eisers vorderen onder meer vernietiging van de verwerkte persoonsgegevens. Nu het gaat om gegevensverwerking door een bestuursorgaan, zodat uiteindelijk beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter, is er in een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang is voorzien, waarin eisers hetzelfde kunnen bereiken als zij met hun primaire vorderingen beogen. Eisers zijn niet-ontvankelijk; met de bundeling van belangen door een rechtspersoon leidt er niet toe dat de weg naar de burgerlijke rechter komt open te staan.

IT 2030

Uitspraak ingezonden door Caroline de Vries, Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis.

Noemen van namen en gebruik (oude) portretfoto van veroordeelde niet onrechtmatig

Rechtbank 30 mrt 2016, IT 2030; (T tegen Quote), https://www.itenrecht.nl/artikelen/noemen-van-namen-en-gebruik-oude-portretfoto-van-veroordeelde-niet-onrechtmatig

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 30 maart 2016, IEF 15826 (T tegen Quote)
Mediarecht. Wbp. Eiser T is veroordeeld voor gevangenisstraf wegens oplichting; de strafrechtelijke vervolging heeft veel media-aandacht gekregen. Er zijn boeken verschenen die werden begeleid met persberichten waarin eiser met naam en toenaam genoemd werd en onder vermelding van een oude portretfoto. Eiser vordert initialisatie van zijn namen en de tag met zijn naam verwijderd te houden. Subsidiair wordt een verbod gevorderd de bijzondere persoonsgegevens van eiser te publiceren. Eiser moet, in het bijzonder met betrekking tot zijn strafzaak, meer publiciteit laten welgevallen; en noemen voor- en achternaam is niet onrechtmatig. Beroep op Wbp helpt ook niet.

IT 2024

Notities met persoonlijke gedachten bankmedewerkers behoren niet tot inzagerecht

Hoge Raad 25 mrt 2016, IT 2024; ECLI:NL:HR:2016:508 (inzagerecht bij Rabobank), https://www.itenrecht.nl/artikelen/notities-met-persoonlijke-gedachten-bankmedewerkers-behoren-niet-tot-inzagerecht

HR 25 maart 2016, IT 2024; ECLI:NL:HR:2016:508 (verzoeker tegen Rabobank)
Wet bescherming persoonsgegevens. Reikwijdte recht op inzage eigen gegevens bij bank (art. 35 Wbp). [verzoeker] c.s. bestrijden het oordeel van de rechtbank inzake het niet van toepassing zijn van artikel 35 Wpb op de interne notities, die de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verantwoordelijke bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad, en het daarmee verbonden oordeel over de stukken die niet onder het inzagerecht vallen. Verzoek te onbepaald? Weigeringsgronden; wordt afgedaan zonder motivering via art. 81 lid 1 RO.
 

IT 2011

Kentekenparkeren is niet in strijd met Wbp of EVRM

Hof 7 jan 2016, IT 2011; ECLI:NL:GHAMS:2016:146 (Parkeerbelasting), https://www.itenrecht.nl/artikelen/kentekenparkeren-is-niet-in-strijd-met-wbp-of-evrm

Hof Amsterdam 7 januari 2016, IT 2011; ECLI:NL:GHAMS:2016:146 (Parkeerbelasting)
Parkeerbelasting: kentekenparkeren is niet in strijd met het EVRM dan wel met de Wet bescherming persoonsgegevens. Naar het oordeel van het Hof vormen de kentekengegevens voor het Servicecentrum geen persoonsgegevens, omdat, naar het Hof aannemelijk acht, deze als gevolg van de versleuteling voor dat Servicecentrum niet in relatie tot een natuurlijk persoon identificeerbaar zijn.

IT 2005

Uitspraak ingezonden door Frits Gerritzen, Allen & Overy.
 

Consumentenbond geen spoedeisend belang bij stagefright lek smartphones

Rechtbank 8 mrt 2016, IT 2005; ECLI:NL:RBAMS:2016:1175 (Consumentenbond tegen Samsung), https://www.itenrecht.nl/artikelen/consumentenbond-geen-spoedeisend-belang-bij-stagefright-lek-smartphones

Vzr. Rechtbank Amsterdam 8 maart 2016, IEF 15749; IT 2005; ECLI:NL:RBAMS:2016:1175 (Consumentenbond tegen Samsung)
Consumentenbond vordert dat Samsung informatie over het stagefright lek te geven en het lek te dichten voor haar modellen en een security update beschikbaar te stellen. Er is geen bewijs dat er ook maar één smartphone van Samsung buiten de testomgeving is gehackt, er is geen zodanig acuut risico voor Samsungsmartphonegebruikers. De Consumentenbond toont onvoldoende het spoedeisend belang aan en de gevraagde voorzieningen worden geweigerd.

IT 2003

AP: Abrona verwerkt in strijd met wet medische gegevens medewerkers

Uit het persbericht: Stichting Abrona handelt bij ziekmelding van haar werknemers in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens. Dat is de conclusie van de Autoriteit Persoonsgegevens na onderzoek. Abrona is gespecialiseerd in dienstverlening aan mensen met een verstandelijke beperking in de provincie Utrecht. Er werken 1300 werknemers en 800 vrijwilligers. De organisatie blijkt bij ziekmelding aard en oorzaak van de ziekte van de zieke werknemer te registeren. Bijvoorbeeld of het gaat om psychische klachten of om fysieke beperkingen. Dat mag niet omdat de wet bepaalt dat werkgevers bij ziekmelding aan zieke werknemers alleen gegevens mogen vragen die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de verplichting om loon door te betalen en hoe het verder moet met hun werkzaamheden. Abrona heeft na sluiting van het onderzoek aan de Autoriteit Persoonsgegevens medegedeeld maatregelen te hebben getroffen. De Autoriteit Persoonsgegevens zal nu gaan bekijken in hoeverre deze maatregelen voldoende zijn om de overtreding van de wet te beëindigen en beslissen of het nemen van handhavende maatregelen noodzakelijk is.

Onderzoek Abrona
Uit het onderzoek blijkt dat Abrona aard en oorzaak van de ziekte vastlegt en ook of een werknemer zwanger is. Dit is ook een gegeven over de gezondheid van de werknemer. Werkgevers mogen volgens de wet deze bijzondere persoonsgegevens van hun medewerkers niet verwerken.

Daarnaast heeft de Autoriteit Persoonsgegevens geconstateerd dat de zieke werknemer zelf het arbeidsongeschiktheidspercentage vaststelt en dat de leidinggevende dit vervolgens invult in het verzuimsysteem. Het vaststellen of een werknemer arbeidsongeschikt is en de advisering daarover aan de werkgever is uitsluitend een taak van de bedrijfsarts. Abrona zou dus hiervoor de arbodienst of bedrijfsarts moeten inschakelen. De werkgever kan vervolgens samen met de werknemer bekijken wat voor werkzaamheden de werknemer (nog) wel kan doen.

Noodzakelijke medische gegevens
Medische gegevens zijn gegevens van gevoelige aard waarvoor strenge wettelijke eisen gelden. Een werkgever mag in het kader van zijn loondoorbetalingsverplichting en voor de re-integratie een beperkt aantal noodzakelijke medische gegevens verwerken van zijn zieke werknemers. Zo mag hij onder meer vragen naar de verwachte duur van het verzuim en of er mogelijkheden zijn voor het doen van (andere) werkzaamheden. De werkgever mag niet vragen naar de aard en oorzaak van de ziekte.

Do’s and don’ts
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft bijzondere aandacht voor de verwerking van gevoelige medische gegevens en het gebruik van persoonsgegevens binnen de arbeidsrelatie. De Autoriteit heeft eerder ook al onderzoek gedaan bij onder meer een verzuimbedrijf, arbodiensten en een werkgever die in strijd met de wet medische gegevens van werknemers verwerkten. Ook heeft de Autoriteit Persoonsgegevens do’s & don’ts gepubliceerd voor werkgevers en werknemers.

IT 2001

Google moet naw-gegevens verstrekken van Google-reviewers kinderdagverblijf

Vzr. Rechtbank Amsterdam 29 februari 2016, IT 2001, eerder als IEF 15729; ECLI:NL:RBAMS:2016:987 (Kinderdagverblijf tegen Google)
Uitspraak ingezonden door Paul Tjiam en Sophie ten Bosch, Simmons & Simmons LLP. Eiseres (kinderdagverblijf) wordt via Google Reviews lastiggevallen door een anoniem persoon. Eiseres vordert van Google Inc. verwijdering van Google-recensies en vordert NAW-gegevens van de personen die de lasterlijke Google Reviews hebben geschreven. Google weigert recensies te verwijderen en NAW-gegevens te verstrekken. Voorzieningenrechter oordeelt dat sprake is van evident onrechtmatige recensies en dat eiseres een reëel belang heeft bij het verkrijgen van IP-adressen en alle informatie (telefoonnummers, namen en e-mailadressen) en verwijderen van een recensie.

4.4. Voor zover de vordering tot verwijdering van de recensies ook ziet op andere recensies dan de vier die in dit geding centraal staan, is die vordering niet toewijsbaar. Elke keer zal immers opnieuw (door de rechter) de afweging moeten worden gemaakt of een recensie al dan niet evident onrechtmatig is.

4.5. Vanwege het evident onrechtmatige karakter van de vier recensies (waarbij geldt dat Google dit voor drie van de vier recensies heeft toegegeven) is er tevens aanleiding Google te veroordelen tot het afgeven van de onder I van het petitum gevorderde gegevens. Aannemelijk is immers dat [eiseres] schade lijdt als gevolg van de onrechtmatige recensies en dat zij hier tegenop moet kunnen treden. Zij heeft dan ook een reëel belang bij het verkrijgen van de NAW-gegevens. Bovendien is voldoende aannemelijk dat voor [eiseres] geen minder ingrijpende mogelijkheden bestaan om de gevorderde gegevens te achterhalen. Tot slot geldt dat een afweging van de betrokken belangen in het voordeel van [eiseres] uitvalt. [eiseres] moet tegen het onrechtmatig handelen kunnen optreden hetgeen zwaarder weegt dan de vrijheid van meningsuiting om evident valse recensies te kunnen plaatsen. Vanwege het evident onrechtmatige karakter van de vier recensies is er onvoldoende aanleiding de veroordeling voorwaardelijk uit te spreken, zoals door Google verzocht. Indien de persoon achter de recensies door [eiseres] (in rechte) wordt aangesproken, zal hij of zij hoe dan ook in de gelegenheid worden gesteld wederhoor te bieden. De vordering onder I sub e zal niet worden toegewezen; Google heeft voorshands terecht aangevoerd dat dit onderdeel van de vordering te onbepaald is.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IT 1993

Vraag aan HvJ EU over Rijkspolitie die aan schadeleidend busvervoerbedrijf persoonsgegevens van een minderjarige moet verstrekken

Prejudicieel gestelde vraag HvJ EU 30 december 2015, IT 1993; C-13/16 (Rigas satiksme)
Persoonsgegevens. Via MinBuza.nl: Verzoeker (Gemeentelijk Vervoerbedrijf Riga) is met verweerster (rijkspolitie regio Riga) in een procedure verwikkeld na een verkeersongeval in december 2012. Eén van zijn bussen is beschadigd door een portier van een taxi (door een daaruitstappende passagier). Verzoeker stelt de taxichauffeur aansprakelijk en probeert de schade te verhalen op de verzekeringsmaatschappij. Laatstgenoemde wijst de claim echter af omdat het ongeval aan de passagier te wijten is en niet aan de chauffeur van de taxi. Verzoeker wil een civiele procedure starten en vraagt verweerster die proces-verbaal heeft opgemaakt om gegevens van de passagier, onder vermelding dat de gegevens uitsluitend voor de procedure zullen worden gebruikt. Verweerster verstrekt daarop enkel de voor- en achternaam, maar niet de identiteitskaartgegevens en het adres. Zij baseert zich er daarbij op dat enkel aan partijen die betrokken zijn bij de bestuursrechtelijke procedure (waarbij verzoeker geen partij is) informatie kunnen opvragen en dat de LET privacytoezichthouder verbiedt identiteitskaartnummers en adressen te verstrekken. Verzoeker vecht dit aan bij de bestuursrechter en wordt 16-05-2014 in het gelijk gesteld. Verweerder gaat in cassatie.

De verwijzende LET rechter (hoogste bestuursrechter) heeft advies gevraagd aan de privacytoezichthouder die antwoordt dat persoonsgegevens onder bepaalde voorwaarden mogen worden verstrekt. In deze zaak zou dat niet zijn toegestaan omdat in het Wetboek van administratieve overtredingen is bepaald aan wie de rijkspolitie informatie mag verstrekken (er is geen plicht). Verzoeker zou deze gegevens ook via de burgerlijke stand kunnen opvragen en er is ook nog een mogelijkheid op grond van de Wet burgerlijke rechtsvordering.
De verwijzende rechter twijfelt aan de (praktische) haalbaarheid van de door de toezichthouder genoemde alternatieve mogelijkheden. Hij oordeelt dat verzoeker slechts zijn gerechtvaardigde belangen kan beschermen na verkrijging van de gegevens van verweerster. De LET wet bescherming persoonsgegevens is de omzetting van RL 95/46. Hij is zich op grond van jurisprudentie van het HvJEU ervan bewust dat naast toestemming een ‘noodzakelijkheidstest’ moet worden toegepast, waarbij ‘noodzakelijkheid’ een autonoom begrip van gemeenschapsrecht is (arrest C-524/06). Daarnaast houdt hij rekening met arrest C-468/10 en C-469/10 waarin het HvJEU heeft verklaard dat de toegankelijkheid van te verwerken gegevens niet kan worden beperkt tot voor het publiek toegankelijke bronnen. Om meer duidelijkheid te verkrijgen over het begrip ‘noodzakelijkheid’ legt hij de volgende vraag voor aan het HvJEU:

“Moeten de woorden „de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang [...] van de derde(n) aan wie de gegevens worden verstrekt” in artikel 7, onder f), van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens aldus worden uitgelegd dat de rijkspolitie aan het gemeentelijk vervoerbedrijf Riga de gevraagde persoonsgegevens dient te verstrekken die noodzakelijk zijn om de gang naar de civiele rechter te maken?
Is van belang voor het antwoord op deze vraag dat, zoals uit de stukken blijkt, de taxipassagier van wie het gemeentelijk vervoerbedrijf Riga de gegevens heeft opgevraagd, ten tijde van het ongeval minderjarig was?”
IT 1990

Kind moet zelf kiezen of haar familiegeschiedenis met iedereen wordt gedeeld

Vzr. Rechtbank Amsterdam 18 januari 2016, IT 1990; ECLI:NL:RBAMS:2016:492 (Kind in vechtscheidingsboek)
Onrechtmatige publicatie. Verbod openbaarmaken van persoonsgegevens van (minderjarige) betrokkenen in het boek. Journalist heeft een boek geschreven over vechtscheidingen: “Van oogappel tot twistappel, 25 jaar Stichting Dwaze Vaders; terugblik en handreiking voor de gescheiden man en vrouw”. Op zijn weblog heeft hij in over het verzoek dat door de door zelfmoord omgekomen man aan hem had gedaan en over de begrafenis waarbij gedaagde aanwezig was, geschreven. Op foto's waren familieleden en het kind van de man te zien. In het huidige digitale tijdperk zal in de toekomst iedereen familiegeschiedenis kunnen terugvinden. Het is niet aan de journalist om voor het kind te beslissen of háár familiegeschiedenis met iedereen wordt gedeeld. Zij zal die keuze zelf moeten kunnen maken. Eiseres vordert met succes verbod op openbaarmaking van persoonsgegevens van kind, waaronder ook afkortingen of andere herleidbare gegevens, vermelding van de volledige naam van de man bij publicaties over echtscheiding en zelfmoord en foto's verwijderd te houden.

    4.5. [gedaagde] heeft toegezegd geen foto’s van [eiseres] en/of van [kind] te zullen publiceren en hen in het boek alleen onder pseudoniem aan te zullen duiden. In geschil is derhalve de publicatie van de naam [man] . Hoewel [gedaagde] zich in eerste instantie (zie zijn e-mails van 30 oktober en 2 november 2015, 2.9 en 2.10) op het standpunt stelde dat het verhaal van [man] zou worden gebruikt in een breder kader, en dat dit verhaal slechts een voorbeeld is van hoe het kan aflopen bij een vechtscheiding, heeft [gedaagde] ter zitting gesteld dat het in de eerste plaats zijn bedoeling is om het verhaal van [man] naar buiten te brengen, dat het niet gaat om vechtscheidingen in het algemeen, maar om déze vechtscheiding, en dat het de laatste wens van [man] was dat [gedaagde] zijn verhaal naar buiten zou brengen en dat hij die laatste wens wil vervullen.

    4.6. Het verhaal dat [gedaagde] wil vertellen is het verhaal van [man] . Het is echter óók het – zeer persoonlijke – verhaal van [eiseres] en van hun dochter [kind] . De stukken met betrekking tot de echtscheidingsprocedure zijn niet in het geding gebracht, maar duidelijk is dat sprake is geweest van een heftige strijd om het gezag en de zorgregeling met betrekking tot [kind] en dat [kind] onder toezicht is gesteld. Op een kind heeft dit hoe dan ook een bijzonder grote impact en daarbij komt voor [kind] de traumatische ervaring van de zelfmoord van haar vader. Voorstelbaar is dat zij deze privacygevoelige informatie, op dit moment en als zij ouder is, niet met iedereen zal willen delen. Indien de (weinig gangbare) naam [man] in het boek van [gedaagde] wordt opgenomen, is het verhaal makkelijk te herleiden tot [kind] , al wordt in het boek van [gedaagde] voor haar persoon een andere voornaam gebruikt. In het huidige digitale tijdperk zal in de toekomst iedereen haar familiegeschiedenis kunnen terugvinden. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat zijn boek geen negatieve reacties kan oproepen als het treurige verhaal van [kind] bij anderen bekend is, maar dat valt te betwijfelen. Los daarvan is het niet aan [gedaagde] om voor [kind] te beslissen of háár familiegeschiedenis met iedereen wordt gedeeld. Zij zal die keuze zelf moeten kunnen maken.
    Dit belang weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan het belang van [gedaagde] bij het vermelden van de naam [man] .
    Indien het, zoals [gedaagde] in eerste instantie heeft gesteld, erom gaat ‘de zaak- [man] ’ als voorbeeld te gebruiken in een breder kader van vechtscheidingen en om het publiek en de politiek bewust te maken van de fouten die naar zijn mening in dit geval door verschillende instanties zijn gemaakt, valt niet in te zien dat het noodzakelijk is om de naam [man] te noemen om die boodschap over te brengen. Het ter verantwoording roepen van de verschillende instanties is kennelijk reeds gedaan of zal door de familie [man] worden gedaan door middel van het indienen van klachten, zodat ook om die reden het noemen van de naam niet noodzakelijk is.
    Indien de insteek is dat [kind] haar vaders kant van het verhaal leert kennen valt evenmin in te zien waarom het noodzakelijk is om de naam [man] te noemen in een boek dat door iedereen kan worden gelezen. Er zijn immers andere manieren om [kind] bekend te maken met haar vaders kant van het verhaal, zonder dat dat verhaal publiekelijk bekend wordt gemaakt. Ook het belang van [gedaagde] om de laatste wens van [man] te vervullen weegt niet op tegen het nadeel dat [kind] mogelijk zal kunnen ondervinden indien haar privé-leven publiekelijk bekend wordt. Bovendien is op geen enkele wijze gebleken dat [gedaagde] het verhaal van [man] niet zou kunnen vertellen zonder het noemen van zijn naam.

    4.7. De afweging van alle omstandigheden van het geval brengt in dit geval mee dat het [gedaagde] moet worden verboden in zijn boek de naam [man] te vermelden. Daarmee wordt de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] slechts in geringe mate beperkt. Het staat [gedaagde] immers vrij om het verhaal van [man] naar buiten te brengen en zijn mening te geven over het familierechtelijke geschil waarin [man] was betrokken, zolang hij daarbij niet de naam [man] gebruikt. De vorderingen onder I en III zullen dan ook worden toegewezen. Ook de vordering onder V zal worden toegewezen. [gedaagde] heeft met betrekking tot die vordering immers geen toezeggingen gedaan, zodat [eiseres] belang heeft bij de vordering. Bij de vorderingen onder II en IV heeft [eiseres] geen belang, nu [gedaagde] heeft toegezegd zich daarvan te zullen onthouden. Van [gedaagde] , een professional, wordt verwacht dat hij zich aan die toezegging zal houden.
    De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.

    De voorzieningenrechter
    5.1. verbiedt [gedaagde] de persoonsgegevens van [kind] [man] openbaar te maken in welke zin dan ook, daaronder begrepen haar (volledige) naam, afkortingen, delen van haar naam, of andere tot de natuurlijke persoon van [kind] herleidbare gegevens,

    5.2. verbiedt [gedaagde] de volledige naam van [man] openbaar te maken, voor zover het een publicatie over echtscheidingen en/of zelfmoord betreft,

    5.3. gebiedt [gedaagde] de op [blog] gepubliceerde artikelen, waarnaar in het lichaam van de dagvaarding wordt verwezen, alsmede de daarop gepubliceerde foto’s van [kind] [man] verwijderd te houden,