Afwijzing verzoek verwijdering codes uit Centraal Krediet Informatiesysteem
Rechtbank Rotterdam 6 januari 2015, IT 1790; ECLI:NL:RBROT:2015:4352 (verzoekster tegen Volkswagen Bank)Verzoek om verwijdering van codes uit het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) op grond van artikel 45 jo 46 Wbp. Niet gesteld of gebleken is van feiten en of omstandigheden die ervoor zorgen dat de handelswijze van Volkswagen Bank een grond opleveren voor het verwijderen van de persoonsgegevens van Hetharia. Het verzoek wordt afgewezen.
4.1. [verzoekster] heeft als productie 2 overgelegd een uitdraai van haar geregistreerde kredietgegevens bij de BKR, waarvan deel uitmaakt de registratie die door Volkswagen Bank is gedaan. Tussen partijen staat als niet weersproken vast dat de door Volkswagen Bank geregistreerde kredietgegevens van [verzoekster] zijn aan te merken als persoonsgegevens in de zin van artikel 1 aanhef en sub a van de Wet bescherming persoonsgegevens (verder: Wbp) en dat het CKI is aan te merken als bestand in de zin van artikel 1 aanhef en sub c jo. artikel 2 lid 1 van de Wbp.
4.2. Op grond van artikel 36 lid 1 Wbp heeft [verzoekster] Volkswagen Bank verzocht om de code A en code H uit het CKI te verwijderen.
4.3. Volkswagen Bank heeft haar verzoek afgewezen. Op grond van artikel 45 jo. 46 Wbp heeft [verzoekster] zich thans tot de rechtbank gewend met het verzoek om Volkswagen Bank te bevelen de code A en code H uit het CKI te verwijderen.
4.7. Artikel 29, lid 3 AR luidt als volgt:
De deelnemer is verplicht om de betrokkene, indien zich een achterstand dreigt voor te doen als aangegeven in artikel 25 lid 1 van dit reglement, tijdig en schriftelijk te waarschuwen dat verder uitstel van betalen zal leiden tot een achterstandsmelding bij de stichting. De deelnemer is gehouden om het tijdstip van deze vooraankondiging zodanig vast te stellen dat de betrokkene nog de gelegenheid heeft zijn achterstand geheel in te lopen en daarmee de achterstandsmelding af te wenden.
Het toetsingskader
4.8. Artikel 36 lid 1 Wbp vermeld als gronden voor het doen van een verzoek om de desbetreffende persoonsgegevens te verwijderen dat deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend dan wel dat de desbetreffende persoonsgegevens anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt.
4.9. Voorts moet de Wbp worden uitgelegd in overeenstemming met artikel 8 EVRM. Dit betekent dat dient te worden beoordeeld of de persoonsgegevens van [verzoekster] zijn verwerkt op een wijze die verenigbaar is met het bepaalde in artikel 8 EVRM, op grond waarvan een belangenafweging dient plaats te vinden. Bij elke gegevensverwerking moet zijn voldaan aan beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De inbreuk op de belangen van betrokkene mag niet onevenredig zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel, en dit doel moet in redelijkheid niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige, wijze kunnen worden verwerkelijkt.
Bijdrage ingezonden door Fulco Blokhuis,
Privacy. Wijziging Paspoortwet. (De)centrale opslag vingerafdrukken. Geen inbreuk op privacy, art. 8 EVRM. Collectieve actie, art. 3:305a BW. Ontvankelijkheid, taakverdeling burgerlijke rechter en bestuursrechter. Rechtsingang voor belanghebbenden bij bestuursrechter, art. 46 Paspoortwet. Afgeleid belang. HR vernietigt het arrest van het Hof Den Haag [
Tussenarresten
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) is voornemens om een door Randstad Nederland B.V. (en Adecco Group Nederland) gemelde verwerking van persoonsgegevens rechtmatig te verklaren. De gemelde verwerking houdt in dat Randstad (en Adecco Group Nederland) strafrechtelijke gegevens en/of gegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag verwerkt ten behoeve van derden, anders dan in de gevallen genoemd in artikel 22, vierde lid, onderdelen a en b, van de Wet bescherming persoonsgegevens. Randstad (en Adecco Group Nederland) verwerkt deze gegevens voor pre-employment screeningen om de achtergrond van flexwerkers te controleren of te onderzoeken.
Vragen gesteld door de Raad van State. Rease woont sinds 2005 bij zijn levenspartner Wullems in Amsterdam. Hij ontving tussen 2000 tot eind 2010 een arbeidsongeschiktheidsuitkering van Prudential Insurance Company of America (PICA). PICA stopt de uitkering na een onderzoek in 2008 door eerst een in het VK gevestigd detectivebureau (JHI) en daarna door een Amerikaans bureau (G4S), die beide gegevens over de persoonlijke omstandigheden van Rease hebben verzameld en doorgespeeld aan PICA. PICA heeft ook medische informatie laten opvragen door het Britse Health Claims Bureau (HCB) bij een arts van het Academisch Medisch Centrum (AMC). Verzoekers starten een procedure bij het College bescherming persoonsgegevens (Cbp). Zij vragen Cbp een onderzoek in te stellen naar overtreding van de Wbp door PICA en de ingeschakelde recherchebureaus. Daarnaast eisen zij optreden tegen de verstrekking van medische gegevens door een arts van het AMC aan HCB. Cbp stelt dat hij niet bevoegd is handhavend op te treden jegens in de VS gevestigde PICA en evenmin jegens HCB dat onderworpen is aan Brits recht.