Beroep op contractuele voorwaarden stelt niet vrij van wettelijke verplichting tot inzage voor fraudeonderzoek
Vzr. Rechtbank Rotterdam 7 maart 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:1740 (DSW Zorgverzekeraar c.s. tegen gedaagde)
Inzage documenten. Fraudeonderzoek huisarts. DSW c.s. vorderen gedaagde te bevelen medewerking te verlenen aan het door hen gevoerde fraudeonderzoek als bedoeld in de Regeling Zorgverzekering en/of het tussen DSW c.s. en gedaagde gesloten overeenkomsten naar aanleiding van de bevindingen, zoals neergelegd in de rapporten met betrekking tot de spiegelinformatie. De voorzieningenrechter oordeelt dat uit deze wet- en regelgeving in beginsel een verplichting voor gedaagde voortvloeit om op verzoek gegevens en inlichtingen te verstrekken, derhalve kan gedaagde niet met een beroep op de contractuele bepalingen van de overeenkomsten vrijgesteld worden van deze verplichtingen. Ware dit anders, dat zou het wettelijk systeem van de Zvw, waarin nadrukkelijk is voorzien in deze controlerende rol voor zorgverzekeraars, op onaanvaardbare wijze worden doorkruist.
5.5.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Met DSW/Stad Holland is de voorzieningenrechter van oordeel dat de verhouding tussen partijen voor wat betreft de controle van DSW/Stad Holland op de rechtmatigheid van de ingediende declaraties van [gedaagde] niet alleen wordt geregeld door de overeenkomsten die tussen hen zijn afgesloten, maar ook door de Zwv en de daarop gebaseerde Regeling Zorgverzekering.
5.7.
Uit de hierboven in overweging 5.6 aangehaalde wet- en regelgeving volgt dat een zorgaanbieder (zoals [gedaagde] is) verplicht kan zijn inlichtingen en gegevens te verstrekken aan een zorgverzekeraar. De wetgever heeft de verplichting om inlichtingen en gegevens te verstrekken immers niet beperkt tot een verplichting jegens krachtens publiekrecht ingestelde instellingen, maar deze nadrukkelijk ook vastgelegd als verplichting jegens zorgverzekeraars, ook als daar persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens worden gevraagd.
Nu geconcludeerd wordt dat uit deze wet- en regelgeving in beginsel een verplichting voor [gedaagde] voortvloeit om op verzoek gegevens en inlichtingen te verstrekken aan DSW/Stad Holland, kan naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter [gedaagde] niet met een beroep op de contractuele bepalingen van de overeenkomsten worden vrijgesteld van deze verplichtingen. Ware dit anders, dat zou het wettelijk systeem van de Zvw, waarin nadrukkelijk is voorzien in deze controlerende rol voor zorgverzekeraars, op onaanvaardbare wijze worden doorkruist. Het betoog van [gedaagde] dat de vorderingen primair op grond van de overeenkomsten moeten worden beoordeeld, omdat DSW/Stad Holland geen publiekrechtelijke rechtspersonen zijn, faalt daarom. Ook het beroep op 6:58 BW door [gedaagde] kan, gelet op het voorgaande, naar voorlopig oordeel reeds hierom niet slagen. Het voorgaande laat onverlet dat de verhouding tussen partijen ook beheerst wordt door maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
5.19
Gelet op het signaal van de mogelijke fraude is voorshands te billijken dat door de accountant breed informatie is opgevraagd, ook als deze informatie ziet op gegevens die op het eerste oog niet direct de praktijkvoering door [gedaagde] raken, omdat zij een eventuele verstrengeling van belangen met derde partijen aan het licht kunnen brengen. Daarbij is de toezegging van DSW/Stad Holland van belang dat de accountant aangetroffen gegevens, voor zover deze zien op persoonsgegevens of gegevens in de privésfeer slechts in het rapport zal vermelden voor zover dit noodzakelijk is gelet op het onderzoeksdoel.
Uit de Memorie van Toelichting: Uitzondering voor cookies met geringe privacygevolgen. Nu in de praktijk enige tijd ervaring is opgedaan met artikel 11.7a, zijn internetgebruikers bewuster geworden van het feit dat veel websites cookies plaatsen op hun computers. In dat opzicht heeft artikel 11.7a een positief effect. Maar er is ook veel ergernis over de effecten van de bepaling. (...)

'

Rectificatie vordering. Vrijheid meningsuiting. Er is een artikel verschenen over de ontslagaankondiging van de FNV, tevens is op de website van FNV een bericht geplaatst. Bij kort geding is FNV verboden onjuiste of misleidende publicaties en uitlatingen te doen. Het belang van vakbond FNV bij haar recht op vrijheid van meningsuiting mag niet te licht worden ingeschat. Nu het de lezer van het krantenbericht voorts duidelijk moet zijn geworden dat het om een morele verplichting ging, dus een weergave van de mening van FNV, waren de gevolgen daarvan beperkt. Het hof oordeelt dat daarmee inbreuk is gemaakt op de vrijheid van meningsuiting van de FNV, deze prevaleert boven het recht van de bedrijfsdirecteur op privacy en op reputatiebescherming.
Privacy. Centrale opslag vingerafdrukken. De rechtbank heeft Privacy First c.s. ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard door het ontbreken van een voldoende algemeen belang in de zin van artikel 3:303 BW en had de vordering van Privacy First op het punt van de centrale opslag van vingerafdrukken moeten toewijzen, nu Privacy First zich in eerste aanleg op het standpunt had gesteld dat centrale opslag van vingerafdrukken een ongeschikt middel was en zij daarin, naar thans blijkt, ook toen reeds gelijk had. Het hof oordeelt dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer die gevormd wordt door de centrale opslag van vingerafdrukken, niet gerechtvaardigd is. De rechtbank had de vordering van Privacy First in zoverre moeten toewijzen.
Phishing. Fraude internetbankieren. Geen schending zorgplicht. Bij tussenarrest heeft het hof Montage toegelaten te bewijzen dat de bank, voorafgaand aan de frauduleuze overboekingen, geen voor Montage bij het internetbankieren kenbare waarschuwing heeft gegeven over personen die zich telefonisch valselijk als medewerker van de bank voordoen en om inlogcodes vragen. Dit betekent dat de bank heeft voldaan aan haar waarschuwingsplicht. De grieven van Montage falen. Naar het oordeel van het hof staat vast dat op het berichtenscherm een waarschuwing voor telefonische phishing zichtbaar was. Dit berichtenscherm was kenbaar voor Montage, derhalve falen de grieven van Montage. Nu geen sprake is van de gestelde schending van de zorgplicht, kan de vordering van Montage niet slagen.
Niet-nakoming. Schending van artikel 6 van verordening (EG) nr. 2252/2004 "biometrische paspoorten". De Commissie verzoekt het hof vast te stellen dat België de op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen door niet binnen de gestelde termijn biometrische paspoorten af te geven op grond van artikel 6 van de Verordening. België betwist de inbreuk niet. Het hof volstaat dan ook met de vaststelling dat de lidstaat zich aan het einde van de gestelde termijn bevond, derhalve haar verplichtingen heeft geschonden.