Bitcoin kwalificeert niet als geld, terugbetaling in euro niet toewijsbaar
Hof Den Haag 2 april 2024, IT 4663; ECLI:NL:GHDHA:2024:1406 (Appellante tegen verweerder). Verweerder vordert in deze procedure van appellant onder meer terugbetaling van twee uitgeleende bitcoins. Appellant betwist de bitcoins te hebben ontvangen. Op basis van opgenomen telefoongesprekken tussen partijen, waarin appellant desgevraagd het lenen en het zullen terugbetalen van de twee bitcoins niet ontkent, en ook spreekt over het aan verweerder betalen van exactly the same money what cost a bitcoin, acht het hof bewezen dat appellant de twee bitcoins heeft geleend en moet terugbetalen. De primaire vordering tot betaling van de tegenwaarde in Euro van twee bitcoins, is echter niet toewijsbaar volgens het hof. Bitcoin kwalificeert niet als geld in de zin van Afdeling 11 van Titel 1 van Boek 6 BW, zodat artikel 6:123 lid 1 BW toepassing mist. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 april 2022 [zie IT 3924] voor zover appellant daarin is veroordeeld om aan verweerder te betalen een bedrag dat de waarde van twee bitcoins vertegenwoordigde ten tijde van het vonnis. Ze veroordeel appellant om aan verweerder twee bitcoins te betalen op een door verweerde te noemen walletadres.