IT 4869
22 mei 2025
Uitspraak

Coeo Incasso mocht gegevens verwerken voor inning vordering Staatsloterij

 
IT 4867
21 mei 2025
Uitspraak

Geen auteursrechten op Paiton software bij NScale, inbreukvordering afgewezen

 
IT 4827
20 mei 2025
Artikel

Actualiteiten Privacyrecht op donderdag 22 mei 2025 - Aanmelden nog mogelijk

 
IT 1269

Door onderlinge afspraken is een nieuwe rechtssituatie gemaakt

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 19 augustus 2013 (Westrup en Almteq tegen Siemens)
Uitspraak ingezonden door Maarten Russchen, Russchen advocatuur.
Westrup is een specialist op het gebied van 3D-printing. Almteq houdt zich bezig met de distributie van 3D printers. Siemens heeft beslag laten leggen op computers op grond van 28 Aw en 2.22 BVIE waarmee inbreuk gepleegd zou worden op de programma NX 8.5 en Solid Edge van Siemens. Partijen hebben afspraken gemaakt over een schadevergoeding en over het aan het verkeer onttrekken van de inbreukmakende computers met illegale software. Door onderling afspraken te maken is er een nieuwe rechtssituatie gecreëerd met als gevolg dat de situatie en de vordering op grond waarvan er beslag is gelegd, is komen te vervallen. De voorzieningenrechter heft het beslag op en veroordeelt Siemens medewerking te verlenen aan het opheffen van het beslag. Siemens wordt in de gelegenheid gesteld de programmatuur te laten verwijderen.

4.3. Partijen twisten over de vraag of de vaststellingsovereenkomst vernietigbaar is, omdat deze onder bedreiging dan wel misbruik van omstandigheden tot stand zou zijn gekomen. Westrup c.s. heeft dit betoogd en Siemens heeft dit betwist. Of de vaststellingsovereenkomst daadwerkelijk onder bedreiging dan wel misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen, kan zonder nader feitenonderzoek en/of verdere bewijsvoering, waarvoor deze procedure zich niet leent, niet worden vastgesteld. De voorzieningenrechter gaat er dan ook voorshands van uit dat de tussen partijen tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst nog steeds bestaat tussen partijen.

4.3. In de vaststellingsovereenkomst hebben partijen onderling afspraken gemaakt over een schadevergoeding en over het aan het verkeer onttrekken van de inbreukmakende computers met illegale software, die in de bedrijven van Westrup c.s. aanwezig waren. Door onderling, nadat het verlof tot het leggen van conservatoir beslag tot afgifte en bewaring was verleend, afspraken te maken hebben Siemens en Westrup c.s. een nieuwe rechtssituatie gecreëerd met als gevolg dat de rechtssituatie en de vordering op grond waarvan het verlof tot het leggen van conservatoir beslag is verleend, is komen te vervallen. Vorenstaande brengt met zich dat het beslag onrechtmatig is. Gelet hierop is de vordering van Westrup c.s. tot opheffing van het beslag tot afgifte van de BTO laptop en tot opheffing van het beslag op de Dell PC toewijsbaar.

IT 1268

Onderzoek van Capgemini ter monitoring Europese egovernment actieplan

Brief van de minister betreffene informatie- en communicatietechnologie (ICT),Kamerstukken II 2012/13, 26643 nr. 289.
In reactie op de publicatie "Public Service Online; digital by default of by detour?" van Capgemini. Het gaat om een onderzoek dat Capgemini heeft uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie, om de doelstellingen uit het Europese egovernment actieplan te monitoren. Eerder heeft het Kabinet het belang het Europese egovernment actieplan onderschreven (Kamerstuk 22 112, nr. 1135). Het onderzoek, waarin de digitale overheidsdiensten van 32 Europese landen zijn betrokken, kent drie onderdelen: een onderzoek onder burgers, een analyse van de dienstverlening rond drie levensgebeurtenissen en een beoordeling van de toepassing van technologische bouwstenen (zoals basisregistraties).

Belangrijkste bevindingen
De stukken die Capgemini de Kamer heeft gestuurd bevatten naast het algemene Engelstalige Europese rapport, dat de Europese Commissie op haar website heeft gepubliceerd, tevens een Nederlandstalig rapport dat zich toespitst op de Nederlandse situatie.

Het onderzoek, waarin de digitale overheidsdiensten van 32 Europese landen zijn betrokken, kent drie onderdelen: een onderzoek onder burgers, een analyse van de dienstverlening rond drie levensgebeurtenissen en een beoordeling van de toepassing van technologische bouwstenen (zoals basisregistraties).

Uit het burgeronderzoek blijkt dat bijna de helft (46%) van de Europese internetpopulatie gebruik maakt van online publieke dienstverlening. In Nederland is dat 54%. Daarmee staat Nederland op de 8e plaats. Een vierde deel van de laatste groep heeft aangegeven de volgende keer een ander kanaal te gebruiken. Iets meer dan de helft van de Nederlandse burgers heeft voorkeur voor persoonlijk contact. Als belangrijkste voordelen voor digitale dienstverlening zien ze tijdwinst en flexibiliteit. Als belangrijkste barrières worden genoemd, gebruikersproblemen en onwetendheid over de dienst. Nederlandse burgers maken zich minder zorgen over de veiligheid van digitale dienstverlening. De meest gebruikte digitale diensten zijn digitale belastingaangifte en aanvraag studiefinanciering/inschrijving hoger onderwijs. De meest gewaardeerde diensten zijn digitale diensten van bibliotheken en digitale belastingaangifte. Digitale diensten rond werkloos worden en vergoeding aanvragen voor invaliditeit worden het laagste gewaardeerd. Lokale digitale diensten worden lager gewaardeerd dan nationale. Tevredenheid over publieke digitale diensten blijft achter bij commerciële digitale diensten.

Het tweede deel van het onderzoek betreft de beoordeling van de online overheidsdiensten rond drie levensgebeurtenissen. De beoordeelde levensgebeurtenissen zijn: het opstarten van een bedrijf; het verliezen en vinden van een baan; het volgen van hoger onderwijs. Er is gekeken naar beschikbaarheid van digitale diensten, gebruiksvriendelijkheid en transparantie. Er zijn in Nederland veel diensten rond de levensgebeurtenis verliezen en vinden van een baan online beschikbaar (Nederland komt op de 2e plaats). Bij de levensgebeurtenis «volgen van hoger onderwijs» scoort Nederland ook hoog (5e plaats). Voor de levensgebeurtenis opstarten van een bedrijf ligt de beschikbaarheid van diensten rond het Europese gemiddelde.

Nederland scoort goed omtrent diensten aan buitenlandse ondernemers die in ons land willen starten, met name door support, help en feedback functionaliteiten.

Op het gebied van transparantie bieden overheden basisinformatie over hun organisatie online aan, maar kunnen overheden transparantie over het dienstverlening proces (prestatie normen), deelname in het beleidsproces en de toegang tot klachtenprocedures verbeteren.

Wat betreft de technologische bouwstenen hebben de onderzoekers beoordeeld in hoeverre de vijf bouwstenen e-identity, e-documenten, basisregistraties, e-safe en single sign on beschikbaar zijn in de 3 bovengenoemde levensgebeurtenissen. De onderzoekers rapporteren dat hergebruik van gegevens uit basisregistraties in vergelijking goed is ontwikkeld. Wel concluderen de onderzoekers dat de toepassing van de bouwstenen nog verder kan toenemen.

Het rapport komt tot drie centrale bevindingen:

– Digitale overheidsdiensten sluiten nog onvoldoende aan bij de behoeften van gebruikers. Zo worden deze diensten minder gewaardeerd dan de elektronische dienstverlening door bedrijven.

– Het gebruik van digitale overheidsdiensten blijft achter. Hoewel er steeds meer digitale diensten beschikbaar komen, neemt het aantal digitale transacties maar langzaam toe.

– Een nieuwe generatie van overheidsdiensten moet worden ontwikkeld vanuit het gezichtspunt van de gebruiker en niet langer vanuit het gezichtspunt van de dienstaanbieder.

 

Reactie op de bevindingen

De conclusies uit het onderzoek kan ik op hoofdlijnen onderschrijven. De gegevens met betrekking tot de opvattingen van burgers over digitale dienstverlening en over het daadwerkelijk gebruik hiervan zijn in lijn met het onderzoeksrapport «Hoe beleven burgers de iSamenleving» dat ik u toezond bij mijn brief van 2 april 2013 (Kamerstuk 26 643, nr. 271). Ook deel ik de conclusie dat er doelmatigheidswinst kan worden geboekt door het gebruik van bestaande digitale voorzieningen te vergroten en dat de burger meer centraal moet staan bij het ontwikkelen van overheidsdiensten.

Op 23 mei heb ik u de visiebrief digitale overheid 2017 toegezonden (Kamerstuk 26 643, nr. 280), met daarin de ambities van het Kabinet op het gebied van de digitale overheidsdienstverlening, bovenop de bestaande afspraken die gemaakt zijn in het kader van het i-NUP. In de visiebrief is de ambitie geformuleerd om te komen tot een gezamenlijke en effectieve aanpak van Rijk, medeoverheden en ZBO’s. Daarbij geldt als uitgangspunt «digitaal waar mogelijk en persoonlijk waar nodig».

In de brief ga ik ook in op de thema’s die de centrale bevindingen vormen in de rapportage van Capgemini. Graag verwijs ik u hiervoor verder naar de visiebrief. Eind dit jaar kunt u een nadere uitwerking daarvan tegemoet zien.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R.H.A. Plasterk

IT 1267

Voorzieningenrechter acht abitrale zaken E-Court niet gevoegd

Vzr. Rechtbank Overijssel 5 september 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:2138 (E-Court)
Arbitrage, exequatur, samenvoeging, online geschilbeslechting. E-Court wenst uitspraak van de voorzieningenrechter over over de haalbaarheid van verlening van exequatur van, volgens haar, één arbitraal vonnis bestaande uit een drietal ‘samengevoegde’ arbitrale zaken. De voorzieningenrechter stelt dat uit de inhoud van het arbitraal vonnis niet blijkt van samenvoeging van zaken. De arbiter heeft niet getoetst of de zaken samenhangen in die zin dat de zaken gelijke feiten en/of gelijke rechtsvragen betreffen op grond waarvan bij afzonderlijke berechting een risico van tegenstrijdige beslissingen ontstaat. De voorzieningenrechter kan niet het verzoek tot tenuitvoerlegging van het 'ene arbitrale vonnis' verlenen.

De beoordeling
2.3 In de kern komt het verzoek van E-Court er op neer dat zij een uitspraak wenst van de voorzieningenrechter in deze rechtbank over de haalbaarheid van verlening van exequatur van - naar haar eigen zeggen - één arbitraal vonnis bestaande uit een drietal ‘samengevoegde’ arbitrale zaken. In het bijzonder gaat het E-Court daarbij om de gevolgen dat zulks heeft voor de heffing van griffierechten.

2.4 De voorzieningenrechter stelt voorop dat uit de inhoud van het arbitraal vonnis niet blijkt van samenvoeging van zaken. De arbiter heeft, gelet op de inhoud van het arbitraal vonnis, niet getoetst of de zaken samenhangen in die zin dat de zaken gelijke feiten en/of gelijke rechtsvragen betreffen op grond waarvan bij afzonderlijke berechting een risico van tegenstrijdige beslissingen ontstaat. Nu er derhalve geen sprake is van samenvoeging, kan er in dat opzicht ook geen sprake zijn van één arbitraal vonnis van samengevoegde zaken. Het verzoek tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis dient reeds hierom te worden afgewezen.

De omstandigheid dat in het arbitraal vonnis wordt overwogen dat arbitrale procespartijen zijn overeengekomen hun geschil te beslechten via het Arbitrage Reglement van E-Court, dat deel uitmaakt van de arbitrageovereenkomst en waarvan de arbiter is gebleken (hetgeen E-Court in haar inleidende verzoekschrift nader toelicht in die zin dat het reglement een expliciete bevoegdheid tot samenvoeging inhoudt), maakt dat oordeel niet anders.

De omstandigheid dat er op het ‘voorblad’ van elk van de arbitrale zaken zoals overgelegd als productie 1 bij het verzoekschrift, wordt verwezen naar hetzelfde arbitraal gedingnummer IP-2013-003A, maakt het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin anders.

2.5. Het voorgaande heeft tot gevolg dat de voorzieningenrechter het verzoek tot tenuitvoerlegging van het ‘ene arbitrale vonnis’, geadministreerd onder nummer IP-2013-003A, niet kan verlenen.

Hoewel niet uitdrukkelijk verzocht, begrijpt de voorzieningenrechter het verzoek van E-Court aldus, dat zij subsidiair verlof tot tenuitvoerlegging vraagt van de door haar als productie 1 overgelegde vonnissen, geadministreerd onder nummers

IPS-2013-003A-000001, IPS-2013-003A-000002 en IPS-2013-003A-000003). Aan toewijzing van dat verzoek staat niets in de weg, zodat dat hierna zal worden toegewezen.

Beslissing
De voorzieningenrechter
3.1. verleent verlof tot tenuitvoerlegging van het door mr. R.R.G.M. van Beurden op 26 juli 2013 tussen BV Notarian en [naam 1] (nummer: IPS-2013-003A-000001), tussen BV Notarian en [naam 2] (nummer: IPS-2013-003A-000002), en tussen BV Notarian en [naam 3] nummer: (IPS-2013-003A-000003) gewezen arbitrale vonnissen (in het arbitraal geding met nummer IP-2013-003A)

IT 1266

SGOA / Hans Frankenprijs 2014

Uit het persbericht:  De Stichting Geschillenoplossing Automatisering is het onafhankelijk en landelijk instituut dat zich sinds 1989 bezig houdt met conflictmanagement op het gebied van ICT-geschillen, onder meer in de vorm van ICT-mediation, arbitrage, deskundigenberichten en conflictpreventie. De SGOA zal eens per twee jaar een scriptieprijs uitreiken. De scriptieprijs is vernoemd naar Prof. dr. mr. Hans Franken, mede-oprichter van de SGOA, voormalig bestuursvoorzitter van de SOGA, hoogleraar informatierecht aan de Universiteit Leiden en lid van de Eerste Kamer.

Innovatie scriptie ICT-recht
De Hans Frankenprijs is bedoeld voor de HBO/WO student die in de afgelopen 2 jaar de meest innovatieve afstudeerscriptie op het gebied van ICT-recht heeft geschreven. Onder ICT-recht wordt in dit kader verstaan: ICT-recht inclusief Internetrecht, Telecommunicatierecht en specifieke toepassingsgebieden van het recht in algemene zin op de ICT-sector: zoals ICT-arbeidsrecht, ICT-belastingrecht en ICT-aanbestedingen enz. Maar ook geschilbeslechting, mediation, arbitrage of conflict management op het gebied van ICT.

Inzendingen

Afstudeerscripties welke met tenminste een voldoende zijn beoordeeld en zijn geschreven aan een Nederlandse HBO-instelling of ter afronding van een universitaire master-opleiding, zijn geschreven tussen 1 januari 2012 en 30 november 2013 en welke voldoen aan de inzendingscriteria, vastgelegd in het reglement, kunnen tot uiterlijk 30 december 2013 worden ingezonden. De ingezonden scripties zullen worden beoordeeld door een jury waarin diverse vooraanstaande vertegenwoordigers uit het ICT-recht gebied zijn opgenomen, onder leiding van Prof. dr. mr. C. Stuurman. Inzendingen voor de Hans Frankenprijs 2014 kunnen tot uiterlijk 30 december 2013 worden verzonden aan: hansfrankenprijs@sgoa.eu

Prijsuitreiking

De winnaar van de Hans Frankenprijs zal door de jury bekend worden gemaakt tijdens een feestelijke bijeenkomst in 2014, het vijfde lustrumjaar van de SGOA. Naast een eervolle vermelding, ontvangt de prijswinnaar een bedrag van € 2.500,--. Ook zal de winnende scriptie worden uitgegeven in boekvorm.

Nadere informatie over de Hans Frankenprijs is opgenomen in het reglement (www.sgoa.org). Ook kunt u contact opnemen via: hansfrankenprijs@sgoa.eu.

IT 1265

Score-systematiek moet bij aanbestedingsprocedure vooraf duidelijk zijn

Vzr. Rechtbank Limburg 22 augustus 2013, ECLI:NL:RBLIM:2013:4922 (Tele2 tegen Gemeente Heerlen en KPN)
Aanbestedingsrecht, telecomdiensten, gelijkheidsbeginsel, transparantiebeginsel, bandbreedte, referentieantwoord, plus-aanbieding.

De Gemeente Heerlen heeft in een aanbestedingsprocedure een dienst (voorlopig) aan KPN gegund. Tele2 vordert dat de Gemeente KPN uitsluit van de onderhavige aanbestedingsprocedure, de voorlopige gunningsbeslissing in te trekken en de inschrijvingen van Tele2 en KPN te herbeoordelen. Deze herbeoordeling moet gebeuren op een transparante wijze en zonder enige vorm van willekeur met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel. De Gemeente had eerder namelijk een score-systematiek gehanteerd die vooraf niet voor inschrijvers op basis van de aanbestedingsdocumenten duidelijk had moeten of kunnen zijn. Hoewel de Gemeente bij iedere open/halfopen/gesloten vraag het gewicht van de vraag heeft vermeld, ontbreekt de bandbreedte van de score alsmede de plaats van het referentieantwoord binnen de bandbreedte. De aanbestedingsdocumenten vermelden niet concreet hoe de puntentoekenning geschiedt. Een inschrijver weet dus niet hoe hij het maximale aantal punten kan scoren. Dit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen toe.

De beoordeling
3.3 Tele2 stelt dat op grond van het bestek iedere behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver kon en mocht begrijpen dat in ieder geval bij de gesloten vragen inzake conformiteit en kwaliteit leverancier een maximale score behaald zou kunnen worden met de beantwoording dat het gevraagde kan worden geleverd c.q. aan het gevraagde wordt voldaan. Tele2 stelt dat uit de toelichting op de gunningsbeslissing volgt dat deze veronderstelling eerst achteraf onjuist blijkt te zijn en dat uit de toelichting ter zitting blijkt dat de puntentoekenning binnen de bandbreedte heeft plaatsgevonden op een wijze dat er punten kunnen worden gescoord voor aanbiedingen of modaliteiten waar in het bestek niet om is gevraagd. Een en ander is in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel.

3.4 Op de onderhavige aanbestedingsprocedure is het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (Bao) van toepassing. In artikel 2 van het Bao is bepaald dat aanbestedende diensten ondernemers op gelijke en niet-discriminerende wijze behandelen en dat zij transparantie betrachten in hun handelen.
De vraag dient beantwoord te worden of de Gemeente in deze aanbestedingsprocedure heeft gehandeld overeenkomstig deze uitgangspunten.

3.9 Vast staat dat, hoewel bij iedere vraag is opgenomen wat het gewicht daarvan is, de bandbreedte van de score alsmede de plaats van het referentieantwoord binnen de bandbreedte ontbreekt. Gesteld noch gebleken is dat de aanbestedingsdocumenten concreet vermelden hoe de puntentoekenning geschiedt. Een inschrijver weet dus niet hoe hij het maximale aantal of minder punten kan scoren.
Met Tele2 is de voorzieningenrechter van oordeel dat bij een gesloten vraag, waar geen nadere toelichting wordt gevraagd c.q. gelegenheid daartoe wordt gegeven, een perfect antwoord (ja, het gevraagde wordt aangeboden) normaal gesproken het referentie-antwoord is en tot de maximale score leidt. Uit de toelichting ter zitting van de Gemeente is evenwel gebleken dat op een gesloten vraag het voldoen aan het gevraagde binnen de bandbreedte niet de maximale score oplevert. Deze maximale score kan wel behaald worden, aldus die toelichting, als er sprake is van een plus-aanbieding. Uit het door [naam projectleider gemeente] gegeven voorbeeld blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat punten worden gegeven voor zaken waar niet naar is gevraagd in het bestek, dan wel dat punten worden gegeven voor opties die worden aangeboden. Vast staat dat in MT-S10 niet is verzocht een nadere toelichting te geven.

3.10. Een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver behoefde op basis van het bestek niet te begrijpen of te verwachten dat de Gemeente de hierboven beschreven score-techniek (ook) bij gesloten vragen zou hanteren. Het Grossmann-verweer van de Gemeente gaat in deze dan ook niet op.
Met Tele2 is de voorzieningenrechter bovendien van oordeel dat als in het bestek niet expliciet gevraagd is naar de plus-mogelijkheid, daarvoor in het licht van het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel geen punten mogen worden toegekend. Dit is zeker niet het geval als de plus-aanbieding (slechts) een aangeboden optie betreft.

3.11 In de voorliggende wijze van aanbesteden, waarbij ook de antwoorden op gesloten vragen worden getoetst door een beoordelingsteam, ligt een zekere mate van beoordelingsvrijheid besloten, die vrijheid mag er evenwel niet toe leiden dat punten kunnen worden verdiend met aspecten van een aanbieding waarom in het bestek niet is gevraagd.

3.12 Bij gebreke van duidelijke criteria op basis waarvan punten worden toegekend ten opzichte van het referentie-antwoord voor de beantwoording van de (half)open vragen is bovendien ook niet in te zien hoe een objectieve en transparante vergelijking van de diverse inschrijvingen én controle achteraf van de uitkomsten van die vergelijking mogelijk is.
Met Tele2 is de voorzieningenrechter van oordeel dat als het referentie-antwoord slechts luidt “goed verhaal”, zonder dat concreet is aangegeven wat een goed verhaal constitueert, de beoordeling iets willekeurigs krijgt.

3.13 De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Gemeente door haar handelwijze weliswaar de huidige inschrijvers – op het oog – gelijk heeft behandeld, maar omdat niet uit te sluiten is dat potentiële inschrijvers op grond van dit bestek hebben gemeend dat zij geen punten zouden scoren als zij een net-niet antwoord zouden geven, bijvoorbeeld bij vraag VT-T3, terwijl – eerst ter zitting – is gebleken dat dit toch punten had opgeleverd, kan niet worden geoordeeld dat sprake is van een door het bestek gegarandeerde volledige mededinging waarbij sprake is van een gelijk en transparant level-playingfield voor alle (potentiële) gegadigden.
De vordering tot heraanbesteding, voor zover de Gemeente nog tot heraanbesteding wenst over te gaan, dient dan ook te worden toegewezen

IT 1264

Vernieuwing Wehkamp en verzuimregeling uit de overeenkomst

Rechtbank Overijssel 4 september 2013, HZ ZA 11-623 (Centric IT Solutions tegen Wehkamp)
Uitspraak ingezonden door Anastasia Chistyakova en Hendrik Struik, CMS Derks Star Busmann NV.
In 2009 heeft Wehkamp de IT-infrastructuur te vernieuwen, waaronder implementatie van ERP-software [software om bedrijfsprocessen met elkaar te verbinden zodat informatie gestandaardiseerd en geïntegreerd op een centrale plaats wordt opgeslagen en is te gebruiken]. Er wordt, verkort weergegeven, door Wehkamp beweerd dat Centric herhaaldelijk tekortschiet in haar werkzaamheden, hetgeen leidt tot vertraging van de "Go-Live"-datum. Centric wijt de vertraging onder andere aan de omstandigheid dat deze datum afhankelijk is van vier projecten, waar de verantwoordelijkheid voor twee projecten door Wehkamp wordt gedragen. Wehkamp heeft haar betalingsverplichtingen onterecht opgeschort en omdat Centric niet in verzuim is geraakt, bestaat geen grond voor ontbinding of ongedaanmakingsverbintenissen zoals gevorderd.

Voor zover Wehkamp in de brief van 20 oktober 2009 aan Centric verwijt dat zij ondeugdelijke software heeft vervaardigd, stelt de rechtbank vast dat voor dergelijke gebreken de procedure [test- en acceptatieplan] zoals partijen in de Overeenkomst zijn overeengekomen, dient te worden gevolgd. Een dreigende overschrijding van een "fatale datum" is niet aan te merken als een schending van contractuele verplichtingen. Aangezien partijen in de overeenkomst hebben geregeld onder welke omstandigheden één der partijen in verzuim zou raken, is er geen sprake van een leemte in de overeenkomst die aanvulling op voet van 6:248 lid 2 BW behoeft.

Leestips: 5.2.2, 5.2.4, 5.3.1-5.3.8, 6.1 en 6.10.

5.2.4. Een en ander leidt echter niet tot een voor Wehkamp gunstig oordeel. Voor een rechtsgeldige ingebrekestelling dient immers komen vast te staan dat Centric op het moment dat deze ingebrekestelling werd uitgebracht, tekort schoot in haar verplichtingen of dat reeds vaststond dat zij zou gaan tekort schieten. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken.

5.3.1. De rechtbank oordeelt als volgt. Aangezien partijen in de artikelen 6 en 26.1 van de Overeenkomst hebben geregeld onder welke omstandigheden één der partijen in verzuim zou raken, is geen sprake van een leemte in de overeenkomst die aanvulling op voet van artikel 6:248 eerste lid BW behoeft. Voor een oordeel dat Centric in verzuim is geraakt dient derhalve sprake te zijn van omstandigheden waaruit volgt dat het ex artikel 6:248 tweede lid BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Centric niet in verzuim is geraakt c.q. dat het naar deze maatstaven onaanvaardbaar is [red. toevoeging: dat] Centric een beroep op het ontbreken van een rechtsgeldige ingebrekestelling doet.

Een minimum voorwaarde voor het voorbij gaan aan het ontbreken van een rechtsgeldige ingebrekestelling is dat Centric tekort is geschoten in de nakoming van de uit de Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen. Indien daarvan sprake is, kunnen bijkomende omstandigheden meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Centric niet in verzuim is geraakt.

(...)

5.3.2. Wehkamp heeft aangevoerd dat Centric (ernstig) tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Zij heeft in dit verband - samengevat - betoogd dat:
1. het niet halen van zes deadlines te wijten is aan Centric;
2. de kwaliteit van de geleverde prestatie ondermaats was, zowel van AX als van BizTalk;
3. Centric, hoewel overeengekomen, niet de "Microsoft Sure Step methode" (verder SSM) heeft toegepast aangezien reeds in mei 2009 met de inrichting is gestart terwijl het klantontwerp op dat moment nog niet gereed was;
4. veel maatwerk is ontwikkeld in strijd met het uitgangspunt dat geen maatwerk zou worden ontwikkeld, zonder dat daarvoor de juiste procedure is gevolgd;
5. werkzaamheden als meerwerk zijn opgevoerd terwijl deze binnen de scope van het project vielen;
6. Centric niet heeft gehandeld zoals van een goed en zorgvuldig handelend IT-leverancier verwacht mag worden, in welke kader Centric:
a. voldoende onderzoek had moeten verrichten naar het door Wehkamp gewenste systeem;
b. nauwkeurig onderzoek had moeten doen naar de noodzaak van standaard dan wel maatwerksoftware
c. Centric aan Wehkamp mogelijkheid tot voldoende inzicht en controle op het project had moeten bieden;
d. Centric expliciet had dienen te vermelden dat bepaalde werkzaamheden niet onder de Overeenkomst zouden vallen;
e. Centric een duidelijke indicatie had moeten geven wat de meerprijs van de extra werkzaamheden zijn.

5.3.3. Ten aanzien van 1. merkt de rechtbank op dat van alle genoemde "Go-live"-data weliswaar kan worden gezegd dat partijen hebben beoogd voor die data tot een afronding van de werkzaamheden van Centric te komen, maar uitgangspunt van de overeenkomst is dat deze geen fatale data bevat tenzij deze schriftelijk zijn overeengekomen. (...)

5.3.4. Ten aanzien van 2. merkt de rechtbank op dat gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, Wehkamp zonder goede grond op oktober 2010 aan Centric heeft bericht dat zij haar betalingen opschortte, waarna Centric op haar beurt op goede gronden haar inzet (...) heeft verminderd en (...) heeft opgeschort (...)

5.3.5. Ten aanzien van 3. merkt de rechtbank op dat, anders dan Wehkamp ingang wil doen vinden, gelet op de gemotiveerde en onderbouwde betwisting door Centric, voldoende is komen vast te staan dat Centric de SSM (grotendeels) heeft toegepast. (...)
(...)

6.1. Wehkamp heeft de verschuldigdheid van een aantal facturen bestreden omdat de werkzaamheden aan die deze facturen ten grondslag liggen binnen de fixed scope zouden vallen en dus binnen de reeds betaalde 'fixed price'.
6.1.1. De rechtbank volgt Wehkamp niet in haar verweer.

IT 1263

Personalia: Pieter Schoehuijs toegetreden tot bestuur van de SGOA

Uit het persbericht: Met ingang van 28 augustus 2013 is Pieter Schoehuijs toegetreden tot het bestuur van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering. Pieter Schoehuijs is sinds 2009 werkzaam bij AkzoNobel als CIO. Met het benoemen van Pieter Schoehuijs versterkt de SGOA haar bestuur met een deskundig bestuurder. Met zijn brede kennis en ervaring kan hij een waardevolle bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van de SGOA. Door zijn toetreding is ook de vertegenwoordiging van de ICT gebruikerskant in het SGOA bestuur aanzienlijk versterkt. Binnen AkzoNobel draagt Pieter Schoehuijs wereldwijde verantwoordelijkheid voor ICT. In 2012 is hij benoemd als Europees CIO van het jaar door CIONET.

 

De Stichting Geschillenoplossing Automatisering is het onafhankelijk en landelijk instituut dat zich sinds 1989 bezig houdt met conflictmanagement op het gebied van ICT-geschillen, onder meer in de vorm van ICT-mediation, arbitrage, deskundigenberichten en conflictpreventie.

IT 1262

Berichten plaatsen op Facebook is geen lastigvallen

Vzr. Rechtbank Limburg 31 juli 2013, ECLI:NL:RBLIM:2013:4624 (Via Facebook lastigvallen)
Facebook, smaad, lastigvallen. Te ruime vordering: noemen van de naam op familiefeest. Partijen hadden gedurende ongeveer veertien jaren een relatie met elkaar gehad en hieruit zijn twee thans nog minderjarige kinderen geboren. De vrouw heeft reeds eerder jegens de man een kort geding procedure geëntameerd (zaaknummer 178734 / KG ZA 13-83 [red. opgevraagd bij de Rechtbank]).

Ter zitting van 20 maart 2013 hebben partijen afspraken gemaakt, waarna de vrouw haar vorderingen - met instemming van de man - heeft ingetrokken. Al vrij snel na 20 maart 2013 hield de man zich niet meer aan de gemaakte afspraken: hij viel de vrouw lastig via Whatsapp en verspreidde via Facebook informatie over de vrouw en de kinderen.

 

De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter de man verbiedt om de vrouw telefonisch danwel via internet of enig elektronisch berichtenverkeer lastig te vallen en/of privégegevens van de vrouw en/of de kinderen van partijen, waaronder begrepen haar naam in het openbaar te doen circuleren op welke wijze dan ook met name via internet en ander elektronisch verkeer, onder verbeurte van een dwangsom.

Volgens de voorzieningenrechter kan er niet, althans niet zonder nadere toelichting, worden geoordeeld dat de door de man geplaatste berichten op Facebook waarin hij zich richt tot derden/bekenden, als het “lastigvallen van de vrouw” kunnen worden gekwalificeerd.

De beoordeling
4.3 Voor wat betreft het eerste deel van de vordering onder 1 overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Er kan niet, althans niet zonder nadere toelichting, worden geoordeeld dat de door de man geplaatste berichten op Facebook waarin hij zich richt tot derden/bekenden, als het “lastigvallen van de vrouw” kunnen worden gekwalificeerd.

 

4.4 Het tweede deel van de vordering onder 2 dient te worden afgewezen, nu dit deel van de vordering te ruim is geformuleerd en te onbepaald is. Toewijzing van dit deel van de vordering zou bijvoorbeeld betekenen dat de man zelfs niet de naam van de vrouw zou mogen noemen op Facebook of tijdens een familiefeest.
Overigens heeft de man heeft ter zitting toegezegd dat hij op de dag van de zitting vóór 24.00 uur de zijdens hem over de vrouw geplaatste berichten op Facebook zal verwijderen voor zover die nog niet door hem waren verwijderd en dergelijke berichten ook niet meer zal plaatsen.

Lees de uitspraak hier: Rechtspraak.nl.

IT 1261

Juridische uitdagingen van 3D of additive manufacturing

Redactioneel artikel ingezonden door Ernst-Jan Louwers, Louwers IP|Technology advocaten.
3D printing/additieve manufacturing wordt bestempeld als de Derde Industriële Revolutie. Naast interessante nieuwe business modellen, introduceren deze baanbrekende technologieën ook nieuwe juridische uitdagingen. Daarbij kunt u vertrouwen op onze expertise.

De juridische uitdagingen omvatten zaken als illegale reproductie, namaak, piraterij en andere IP-kwesties; open source hardware-modellen; (product) aansprakelijkheid; strafbare feiten en handhaving.

De omvang van inbreuk op intellectuele eigendom wordt gestimuleerd door het gemak van de verspreiding van illegale kopieën via internet en het feit dat 3D-scanners en -printers beschikbaar zijn voor thuisgebruik tegen betaalbare prijzen.

Wat is 3D printing/additive manufacturing?
3D printen wordt bereikt met behulp van een additief proces, waarbij de opeenvolgend lagen materiaal in verschillende vormen op elkaar worden gelegd. 3D printen onderscheidt zich van traditionele bewerkingstechnieken, die vooral vertrouwen op de verwijdering van materiaal door methodes zoals zagen of boren (subtractieve processen). Bron: https://en.wikipedia.org/wiki/3D_printing.

Dit omvat niet alleen het afdrukken van 3-dimensionale output van polymeer of kunststof materiaal, maar ook bijvoorbeeld metaal 'sinteren', Electron Beam Melting (EBM) of Selective Laser Melting (SLM).

3D printing technologie wordt al commercieel gebruikt voor 3D-productontwerp en prototyping, bijvoorbeeld door Shapeways, een spin-out van de lifestyle incubator van Koninklijke Philips Electronics.

De technieken worden ook toegepast om tandheelkundige implantaten te printen en kunnen dienen voor de vervaardiging van protheses op maat. En waarom geen 3D-print van een huis (zie de website van de Nederlandse DUS architecten)? In hun opzet om een ​​heel Nederlandse grachtenpand te printen, zijn zij er - naar verluidt - recent in geslaagd om een 3D-print van meer dan 2,5 meter te maken.

Illegaal kopiëren en gemak van verspreiding
Vrijwel iedereen kan ervoor kiezen om slechts één enkel exemplaar van een bepaald product (bijvoorbeeld een vaas of speelgoed konijn) te kopen, een 3D-scan van het product te maken, het gescande ontwerp met 3D processing software te verwerken en meerdere, identieke exemplaren te printen in 3D. Printen kan thuis plaatsvinden of op drukkerijen die snel in opkomst zijn. Om de zaken nog erger te maken, kan de resulterende digitale 3D-scan gemakkelijk worden verspreid via internet of andere digitale middelen, zodat anderen ook getrouwe 3D-kopieën kunnen afdrukken.

Wet en -regelgeving over intellectuele eigendom, zoals auteursrecht, modelrecht, octrooi- en merkenrecht, zijn van toepassing op deze nieuwe ontwikkelingen. En deze wetten en regels gelden ook in cyberspace en andere digitale omgevingen.

Deze ontwikkelingen zijn fascinerend vanuit intellectueel eigendomsrechtelijk perspectief. Niet alleen vanwege de gebruikelijke aspecten van de bescherming van intellectuele eigendom, zoals de bescherming van uitvindingen op het gebied van de technologie zelf. Ook het gemak van verspreiding en de moeilijkheid van handhaving van de wet- en regelgeving in de digitale online omgeving maken de ontwikkelingen uitdagend voor juristen.

Een vergelijking met de worsteling van de muziekindustrie en ebooks dringt zich op.

Bescherming en business modellen met 3D
Zoals te verwachten zijn er veel patenten op uitvindingen en werkwijzen binnen het gebied van 3D printen/additive manufacturing en rapid manufacturing. Geleidelijk zullen bepaalde essentiële octrooien aflopen waarna andere bedrijven de uitvindingen of methodes kunnen toepassen zonder de noodzaak te kiezen voor niet-inbreukmakende alternatieven of het verkrijgen van licenties.

Niettemin moeten bedrijven natuurlijk zorgvuldig opereren en het bestaande octrooilandschap onderzoeken.

Nieuwe businessmodellen zijn in opkomst en zullen ontstaan, zoals hardware dat wordt gepresenteerd in open source. Ook om bewustzijn te creëren, kunnen Creative Commons licenties in sommige gevallen voorzien in nuttige oplossingen, afhankelijk van het business model. Maar afzonderlijke licentievoorwaarden kunnen nodig zijn om adequate juridische antwoorden op de specifieke uitdagingen te bieden.

Aansprakelijkheid
Bovendien kan deze technologie ook leiden tot uitdagende aansprakelijkheids- en productaansprakelijkheidskwesties. Dealers zijn te zijner tijd wellicht in staat om hun eigen onderdelen te printen en hoeven dan geen voorraad reserveonderdelen meer aan te houden.

Wie is aansprakelijk als het geprinte reserveonderdeel defect is: de oorspronkelijke fabrikant of de wederverkoper die het defecte onderdeel heeft geprint? En wat als de partij die een onderdeel print, het oorspronkelijke ontwerp van het onderdeel wijzigt?

En is een 3D-printshop (online of offline) of andere aanbieder van additive manufacturing diensten eventueel aansprakelijk voor inbreuk op intellectuele eigendomsrechten? Moet die aanbieder onderzoeken of het 3D-ontwerp is verkregen op legale wijze? Een parallel kan worden getrokken met illegale kopieën van muziek en ebooks en in dat verband de positie van internet service providers in dat verband, en ook met veilingsites zoals eBay.

Andere juridische gevolgen
Maar ook andere interessante vragen kunnen zich voordoen die directe of indirecte juridische gevolgen hebben.

Hoe te voorkomen dat printklare 3D-ontwerpen van wapens online worden aangeboden om thuis af te drukken? Eerder dit jaar werd een 3D-ontwerp van een pistool online aangeboden. Hoewel dit wapen blijkbaar niet goed werkte en zelfs explodeerde bij het schieten, haalde het feit dat dit ontwerp online werd aangeboden, het nieuws in veel landen. In augustus 2013 werd - naar verluidt - een verder verbeterd wapen ontwikkeld dat blijkbaar wel naar behoren functioneerde.

Griezelige ontwikkelingen als deze vereisen passende antwoorden van de wetgevers die zoals gebruikelijk achter de ontwikkelingen aanlopen.

En wat als consumenten een bestaand product design kunnen aanpassen in de winkel? Zal het ontwerpen van een product maatwerk worden en meer vraaggestuurd? En in dergelijke gevallen, wie zal de eigenaar van de intellectuele eigendomsrechten zijn als een consument met een briljant idee of nieuwe vormgeving komt?

Wat zullen deze ontwikkelingen betekenen voor bestaande supply chains en commerciële en juridische relaties en rollen? Zullen resellers hun positie verliezen?

Discussie
Deze en andere onderwerpen zullen binnen de juridische beroepsgroep moeten worden besproken. We zijn al betrokken bij rapid manufacturing/3D/additive manufacturing-initiatieven en business modellen. Ook gezien onze eerdere ervaring ten aanzien van de juridische consequenties van disruptive technologieën zoals deze, nemen wij actief deel aan discussies over dit onderwerp in de nationale en internationale verenigingen zoals ITechLaw en Brainport Centre for Technology & Law.

Aarzel niet om over dit onderwerp contact op te nemen met Ernst-Jan Louwers.

IT 1260

Artikel Advocatenblad naar aanleiding open brief van Wouter Pors

Digitaal versus papier, Advocatenblad september 2013

'Zoekt de advocaat digitaal of op papier? Die vraag houdt de markt van juridische vakinformatie in zijn greep.'

'Bij kantoorbezoeken viel het de Haagse deken Bas Martens zo op dat advocatenkantoren bezuinigen op papieren bronnen, dat hij het hoog tijd vond de sector een signaal te geven. (...) Dat kwam hem op een stevige reactie te staan van advocaat Wouter Pors (Bird & Bird).' Zie IEF 12647 en IEF 12640.

'Deze intellectueel-eigendomspecialist stelt op de website IE-Forum.nl dat 'tegenwoordig  van een advocaat verlangd kan worden dat hij tijdens een zitting kan reageren op stellingen van de wederpartij, ook met behulp van online toegang tot zijn knowhow. Een papieren bibliotheek biedt die mogelijkheid niet en voldoet dus niet meer.''

Lees hier meer.