DOSSIERS
Alle dossiers

Contracten  

IT 4628

Meerverbruik werkgeheugencapaciteit en zorgplicht ICT-leverancier

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 20 aug 2024, IT 4628; ECLI:NL:GHSHE:2024:2626 (Interconnect tegen Acknowledge ), https://www.itenrecht.nl/artikelen/meerverbruik-werkgeheugencapaciteit-en-zorgplicht-ict-leverancier

Hof 's-Hertogenbosch 20 augustus 2024, IT 4628; ECLI:NL:GHSHE:2024:2626 (Interconnect tegen Acknowledge) Het Hof van Den Bosch oordeelt in deze zaak over de zorgplicht van een ICT-dienstverlener en de gevolgen van het meerverbruik van werkgeheugen door een afnemer. Het geschil ontstond omdat Acknowledge meer RAM-geheugen gebruikte dan contractueel was overeengekomen, waardoor Interconnect extra kosten claimde. Het Hof stelt dat Acknowledge verantwoordelijk was voor dit meerverbruik, aangezien zij zelf wijzigingen kon aanbrengen en wist dat het extra gebruik tot hogere kosten zou leiden. De maximale hoeveelheid verbruikte RAM, en niet het gemiddelde, was daarbij bepalend voor de prijsberekening. Ook wees het Hof het verweer van Acknowledge af dat Interconnect haar zorgplicht had geschonden door geen technische beperkingen in te stellen. Interconnect had geen waarschuwingsplicht omdat Acknowledge in staat was haar eigen verbruik te monitoren. Acknowledge werd daarom veroordeeld tot een aanzienlijke schadevergoeding, omdat de meetresultaten van Interconnect volgens de voorwaarden bindend waren.

IT 4720

Geen aanvullende licentievergoedingen en boetes verschuldigd

Rechtbank Den Haag 25 sep 2024, IT 4720; ECLI:NL:RBDHA:2024:15261 (Aqln tegen MN), https://www.itenrecht.nl/artikelen/geen-aanvullende-licentievergoedingen-en-boetes-verschuldigd

Rb. Den Haag 25 september 2024, IT 4720; ECLI:NL:RBDHA:2024:15261 (Aqln tegen MN) MN heeft een raamovereenkomst met Aquila gesloten voor de levering van softwarecomponenten voor pensioenadministratie. Aqln stelt dat MN Services de softwarecomponenten ook heeft ingezet bij samenwerkingen met Bovemij en Uneto-VNI, zonder de vereiste meldingen te doen en vergoedingen te betalen. MN betwist dit en voert aan dat er geen sprake is van een samengaan met andere organisaties zoals bedoeld in de overeenkomst. Aqln vordert betaling van licentievergoedingen en boetes wegens het niet naleven van de meldingsplicht en het inzetten van de software bij andere organisaties. De rechtbank oordeelt dat MN geen aanvullende licentievergoedingen aan Aqln verschuldigd is. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van een "op enigerlei wijze samengaan" van MN met Bovemij of Uneto-VNI zoals bedoeld in artikel 9.4 van de raamovereenkomst. De samenwerking tussen MN en deze partijen voldoet niet aan de voorwaarden voor het betalen van een licentievergoeding, omdat er geen vermenging van activiteiten of activa heeft plaatsgevonden. Daarnaast oordeelt de rechbank dat het informatiesysteem, ontwikkeld met behulp van de softwarecomponenten van Aquila, niet was ingezet bij de andere organisaties. Hierdoor is MN ook geen boetes verschuldigd voor het niet voldoen aan de meldingsplicht.

IT 4616

Vordering tot toelating tot het YouTube Partner Program wordt afgewezen

Rechtbank Amsterdam 2 aug 2024, IT 4616; ECLI:NL:RBAMS:2024:4917 (Stichting BLCKBX tegen Google), https://www.itenrecht.nl/artikelen/vordering-tot-toelating-tot-het-youtube-partner-program-wordt-afgewezen

Vzr. Rb. Amsterdam 2 augustus 2024, IT 4616; ECLI:NL:RBAMS:2024:4917 (Stichting BLCKBX tegen Google). BLCKBX is een mediabedrijf dat verschillende actualiteitenprogramma’s produceert. Deze worden onder andere via een YouTube-kanaal ter beschikking gesteld. De videoplatformdienst YouTube wordt aangeboden door Google. Om gebruik te maken van de diensten van YouTube moeten gebruikers een gebruikersovereenkomst aangaan met YouTube. Gebruikers die zelf content maken krijgen de mogelijkheid inkomsten te genereren via het YouTube-partnerprogramma (hierna: YPP). BLCKBX is toegelaten tot het YPP, maar de deelname is door YouTube tot twee keer toe beëindigd wegens schendingen van het beleid. De nieuwe aanmeldingen door BLCKBX zijn afgewezen door YouTube.

IT 4769

Geen tekortkoming in de nakoming van softwareovereenkomst

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 aug 2024, IT 4769; ECLI:NL:RBZWB:2024:5628 (Rohecom tegen Dipi), https://www.itenrecht.nl/artikelen/geen-tekortkoming-in-de-nakoming-van-softwareovereenkomst

Rb. Zeeland-West-Brabant 14 augustus 2024, IT 4769; ECLI:NL:RBZWB:2024:5628 (Rohecom tegen Dipi) Rohecom en Dipi hebben op 1 oktober 2009 een overeenkomst gesloten op basis waarvan Rohecom aan Dipi het niet-exclusieve recht heeft verleend om het softwarepakket Unishop te gebruiken. Rohecom stelt dat Dipi de onderhoudsfacturen verschuldigd is tot het einde van de overeenkomst op 2 oktober 2024. Dipi betwist de vorderingen en voert aan dat zij de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd en dat de jaarfacturen niet onder de onderhoudsovereenkomst vallen. Het conflict is ontstaan doordat Dipi van mening is dat Rohecom tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen, met name in het onderhoud en de ondersteuning van de software. Rohecom vordert betaling van de openstaande facturen. De kantonrechter verwerpt de argumenten van Dipi over de tekortkomingen in de nakoming van de onderhoudsverplichtingen door Rohecom. De kern van de overeenkomst bestaat uit het onderhoud van de software waarvoor een gebruikerslicentie is afgegeven. De kantonrechter is van oordeel dat Dipi onvoldoende heeft gesteld dat de software of het onderhoud daarvan niet in orde is. De bezwaren die Dipi noemt hebben niets te maken met de software of het onderhoud, maar met de manier waarop Dipi haar voertuigen op haar website wil presenteren. De overeenkomst is daarom niet rechtsgeldig opgezegd. De vordering van Rohecom wordt toegwezen.

4.9. De kantonrechter overweegt dat de kern van de overeenkomst bestaat uit het onderhoud van de software waarvoor een gebruikerslicentie is afgegeven. De kantonrechter is van oordeel dat Dipi onvoldoende heeft gesteld dat de software of het onderhoud daarvan niet in orde is. De bezwaren die Dipi noemt hebben niets te maken met de software of het onderhoud, maar met de manier waarop Dipi haar voertuigen op haar website wil presenteren. De kantonrechter is van oordeel dat Rohecom gemotiveerd heeft onderbouwd dat dit geen onderdeel is van de overeenkomst en dit heeft Dipi onvoldoende weersproken.

4.10. Bovendien is ook niet gebleken, voor zover al sprake zou zijn van een tekortkoming, dat Rohecom in verzuim was. Volgens Dipi heeft Rohecom nagelaten om actie te ondernemen of een passend alternatief te bieden voor de ondersteuning van de functionaliteiten. Dipi heeft in dit kader verwezen naar een e-mailbericht van Rohecom waarin Rohecom aangeeft “what you see is what you get”, maar de kantonrechter is van oordeel dat Dipi hiermee een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Rohecom de gehele e-mailwisseling van partijen overgelegd, waaronder de e-mailberichten die aan dit bericht vooraf gingen en die daarop volgden, waardoor het bericht meer context heeft gekregen. Uit de gehele e-mailwisseling volgt naar het oordeel van de kantonrechter niet, zoals Dipi stelt, dat Rohecom niet bereid was om mee te denken over een oplossing, maar juist het tegendeel. En uit de e-mailwisseling volgt bovendien dat Dipi tevreden was met de door Rohecom geboden oplossing. Nergens uit blijkt dat Dipi Rohecom heeft laten weten dat zij vond dat Rohecom tekort schoot in de nakoming van de overeenkomst en dat zij Rohecom een redelijke tijd heeft gegund om alsnog correct na te komen.

IT 4605

Geslaagd beroep op dwaling door verborgen kosten koppeling software

Rechtbank Amsterdam 26 jul 2024, IT 4605; ECLI:NL:RBAMS:2024:4655 (RentVisie tegen gedaagde), https://www.itenrecht.nl/artikelen/geslaagd-beroep-op-dwaling-door-verborgen-kosten-koppeling-software

Rb. Amsterdam 26 juli 2024, IT 4605; ECLI:NL:RBAMS:2024:4655 (RentVisie tegen gedaagde). Gedaagde is verhuurder van auto’s. RentVisie levert verhuursoftware. Tijdens een avond waar RentVisie deze software presenteerde, hebben gedaagde en RentVisie elkaar gesproken. Dit gesprek ging onder andere over SnelStart, een factuur- en boekhoudprogramma dat gedaagde gebruikt voor zijn administratie. Na verdere besprekingen en onderhandelingen zijn de partijen tot een overeenkomst gekomen voor de levering van verhuursoftware. Gedaagde was hierbij in de veronderstelling dat er een koppeling gemaakt zou kunnen worden tussen SnelStart en de verhuursoftware. Nagenoeg een jaar na het sluiten van de overeenkomst heeft RentVisie medegedeeld dat voor deze koppeling een importtool nodig is en dat de prijs hiervoor minimaal 25 euro per maand is. Gedaagde heeft naar aanleiding hiervan per mail medegedeeld dat hij de overeenkomst wil opzeggen.

IT 4599

Oneerlijkheid van eiser jegens Rabobank heeft inschrijving van persoonsgegevens in het externe waarschuwingssysteem tot gevolg

Rechtbank 26 jun 2024, IT 4599; ECLI:NL:RBMNE:2024:4225 (Eiser tegen Rabobank), https://www.itenrecht.nl/artikelen/oneerlijkheid-van-eiser-jegens-rabobank-heeft-inschrijving-van-persoonsgegevens-in-het-externe-waarschuwingssysteem-tot-gevolg

Rb. Midden-Nederland 26 juni 2024, IT 4599;  ECLI:NL:RBMNE:2024:4225 (Eiser tegen Rabobank). Eiser heeft als zzp’er via een overeenkomst van opdracht voor Rabobank gewerkt. Voor het sluiten van die overeenkomst is eiser gevraagd om haar nevenfuncties op te geven. Niet alleen heeft zij dit niet gedaan, maar bovendien heeft zij na aanvang van haar werkzaamheden meermaals schriftelijk in strijd met de waarheid verklaard dat zij geen nevenfuncties had. Rabobank zag zich hierdoor genoodzaakt om de overeenkomst met eiser te beëindigen en de gegevens van eiser voor de duur van twee jaar laten registreren in het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister (EVR), alsmede voor de duur van acht jaar in het Intern Verwijzingsregister (IVR). Eiser vordert in kort geding dat Rabobank deze registraties verwijdert omdat die volgens haar onrechtmatig en disproportioneel zijn.

IT 4601

Beoordeling van Ukomst voor Europese aanbesteding ICT-werk is ontoereikend gemotiveerd door de Staat

Rechtbank 2 jul 2024, IT 4601; ECLI:NL:RBDHA:2024:11201 (Ukomst tegen de Staat), https://www.itenrecht.nl/artikelen/beoordeling-van-ukomst-voor-europese-aanbesteding-ict-werk-is-ontoereikend-gemotiveerd-door-de-staat

Rb. Den Haag 2 juli 2024, IT 4601; ECLI:NL:RBDHA:2024:11201 (Ukomst tegen de Staat). Aanleiding tot dit geschil is een door de Staat georganiseerde Europese aanbesteding voor de tijdelijke inhuur van ICT-Professionals. Uit het aanbestedingsdocument volgt dat het gunningscriterium de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding is. Prijs en kwaliteit zijn de subgunningscriteria en worden getoetst aan de hand van een aantal (wens)vragen. Ukomst heeft zich tijdig ingeschreven op de aanbesteding. Zij heeft echter een onvoldoende gescoord op de totaalscore van de wensvragen waardoor zij voor de aanbesteding is afgewezen. Ukomst maakt hiertegen bezwaar in kort geding. Primair vordert zij dat de Staat wordt geboden het gunningsvoornemen in te trekken en de inschrijvingen te laten herbeoordelen door een nieuw te benoemen, objectieve beoordelingscommissie; subsidiair vordert zij hetzelfde met als verschil dat de Staat de opdracht opnieuw aanbesteedt, te beoordelen door dezelfde commissie. De inschrijving van Ukomst zou onjuist, onzorgvuldig en willekeurig beoordeeld zijn. Om te bepalen of er aanleiding is om een voorziening te treffen kijkt de voorzieningenrechter naar de aangeboden maatregelen door Ukomst op de problematiek.

IT 4598

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

Hoge Raad 5 jul 2024, IT 4598; ECLI:NL:PHR:2024:731 (DME tegen Inc), https://www.itenrecht.nl/artikelen/procureur-generaal-hoge-raad-over-de-gevolgen-van-vernietiging-op-verbeurde-dwangsommen-in-it-zaak

Hoge Raad 5 juli 2024, IEF 22179, IT 4598; ECLI:NL:PHR:2024:731 (DME tegen Inc). Eiser in deze zaak is DME en verweerder is Inc. Beide bedrijven houden zich bezig met het leveren van producten en diensten op het gebied van identiteitsbeveiliging van e-mailadressen. In januari 2016 hebben DME en Inc een overeenkomst gesloten met betrekking tot het gebruik en de distributie van de door Inc ontwikkelde software (hierna: de Inc-software). Op grond hiervan kreeg DME een eeuwigdurende licentie om de Inc-software te gebruiken en deze te verkopen, in ruil tegen toekenning van een optierecht aan Inc voor een meerderheidsbelang in DME. Op 13 juli 2018 heeft Inc toepassing gegeven aan haar optierecht en 50,01% van de aandelen in DME verkregen. Vanaf dat moment buigen DME en Inc zich samen over de ontwikkeling van de Inc-software, waarbij onder meer een uitgebreide versie van de Inc-software wordt ontwikkeld. Aanleiding tot het onderhavige geschil is de vraag bij wie het auteursrecht berust van deze uitgebreide versie. Het geschil heeft ertoe geleid dat Inc de samenwerking heeft stopgezet en DME de toegang tot haar systemen heeft ontnomen.

IT 4597

Identificatie- en verificatieprocedure van ICS is rechtmatig, aldus het hof

Hof 30 apr 2024, IT 4597; ECLI:NL:GHAMS:2024:1165 (Appellant tegen ICS), https://www.itenrecht.nl/artikelen/identificatie-en-verificatieprocedure-van-ics-is-rechtmatig-aldus-het-hof

Hof 30 april 2024, IT 4597; ECLI:NL:GHAMS:2024:1165 (Appellant tegen ICS). Aanleiding tot dit geschil is het feit dat International Card Services B.V. (hierna: ICS), een dochtervennootschap van ABN AMRO Bank N.V., de creditcard van appellant, haar (zakelijke) klant, beoogt te blokkeren. Dit omdat appellant zich niet wil identificeren op de door ICS verzochte wijze. Appellant heeft aangegeven het niet eens te zijn met de wijze van identificatie, gezien de manier waarop zijn gegevens daarbij worden verwerkt. Volgens appellant is identificatie middels een gewaarmerkte kopie van zijn identiteitsbewijs voldoende; volgens ICS volstaat enkel een foto van het originele identiteitsbewijs, bij voorkeur ingediend via de digitale app van ICS. Bij verstekvonnis is appellant in het gelijk gesteld door de rechtbank, maar na verzet van ICS heeft de rechtbank dit vonnis vernietigd en de vorderingen van appellant afgewezen. Appellant gaat daartegen in hoger beroep bij het hof. Kort gezegd voert appellant aan dat ICS hem nooit had mogen verplichten tot de door ICS gehanteerde identificatie- en verificatieprocedure, gelet op de Wwft en de AVG.

IT 4596

ICT-hardware aanbestedingsprocedure is geldig

Rechtbank 27 jun 2024, IT 4596; ECLI:NL:RBDHA:2024:11454 (Dustin tegen Delfland), https://www.itenrecht.nl/artikelen/ict-hardware-aanbestedingsprocedure-is-geldig

Vzr. Rb. Den Haag 27 juni 2024, IT 4596; ECLI:NL:RBDHA:2024:11454 (Dustin tegen Delfland). Dit kort geding betreft een door Delfland georganiseerde openbare Europese aanbestedingsprocedure voor de opdracht om ICT-hardware te leveren. Eiser in de zaak is Dustin. Zij voert aan dat het onterecht is dat Delfland ARP heeft gekozen voor de genoemde opdracht, vanwege strijd met het nulprijsverbod en omdat de inschrijving van ARP manipulatief zou zijn. Bovendien zou de aanbesteding zelf fundamentele gebreken vertonen en een ontoelaatbare beoordelingssystematiek bevatten. Primair vordert Dustin dat Delfland wordt geboden de gunningsbeslissing in te trekken en aan Dustin te gunnen; subsidiair vordert zij dat Delfland wordt geboden de aanbestedingsprocedure in te trekken en een nieuwe aanbestedingsprocedure te organiseren die niet gebrekkig van aard is.