DOSSIERS
Alle dossiers

Internet  

IT 661

Webhosting en aansprakelijkheid

Hof 's-Gravenhage 27 december 2011, LJN BV1678 (Scope Werving en Selectie tegen KPN B.V.)

Met bespreking door Menno Weij, SOLV.

Overeenkomst? Wil en verklaring. (Hoogte van de) schade. Het hof Den Haag heeft een interessante uitspraak gedaan tussen Scope en KPN inzake een tekortkoming bij webhostingdiensten en de begroting van de schade, waarbij het hof ook kort stilstaat bij het maken van backups.

FEITEN

Het gaat in deze zaak om het volgende. Tussen Scope en Tiscali Business Services (hierna: Tiscali) bestond een overeenkomst op grond waarvan Scope een ADSL-internetverbinding en daarbij behorende hostingdiensten verschafte, waardoor Scope gebruik kon maken van de domeinnaam scope-vacatures.nl en het bijbehorende e-mailadres.

Bij brief van 11 februari 2008 schreef Tiscali aan Scope onder meer het volgende:
“Zoals u inmiddels wellicht heeft vernomen, heeft KPN Tiscali in 2007 overgenomen. Per 1 april 2008 zal onze ADSL-dienstverlening (…) worden stopgezet. U kunt dan niet langer gebruikmaken van uw ADSL-verbinding met contractnummer: 554879 en de bijbehorende hostingdiensten. Maar we laten u uiteraard niet in de kou staan.
Onderaan deze brief vindt u een passend alternatief van KPN: Zakelijk ADSL lite (3000/512) in combinatie met Exchange Online Lite en Webhosting Online. Deze diensten zijn vergelijkbaar met uw huidige abonnement van Tiscali Business. Zo kunt u na de overstap gewoon doorwerken zoals u dat gewend was. (…).
Als u gebruik wilt maken van dit combinatieaanbod hoeft u niet te reageren. Op 25 maart 2008 zal de overstap van uw ADSL-verbinding naar KPN plaatsvinden. Maakt u gebruik van hostingdiensten, dan wordt u hierover apart geïnformeerd.
Mocht u (…) geen gebruik willen maken van onderstaand aanbod, dan kunt u contact opnemen met de migratiedesk (…).
P.S. Indien u niet binnen drie weken na dagtekening van de brief reageert, gaan we ervan uit dat u het aanbod van KPN accepteert. Binnenkort neemt één van onze medewerkers contact met u op om de overstap door te spreken”

Op de achterzijde van de brief stond in een zwart blok” Dit heeft u” met een overzicht van het contract met Tiscali en de daarvoor te betalen prijs in een tweede zwart blok “Dit krijgt u bij KPN” met een overzicht van de aanbieding van KPN, bestaande in Zakelijk ADSL Lite (3000/512) en Exchange Online Lite + Webhosting Online, met de daarbij behorende prijzen.

Scope heeft naar aanleiding van de brief van 11 februari 2008 niet gereageerd.

Bij e-mailbericht van 6 maart 2008 deelden Tiscali en KPN aan Scope het volgende mede:
“Hierbij bevestigen wij uw overstap naar Zakelijk ADSL Lite (3000/512) van KPN (…). Deze overstap zal plaatsvinden op 25 maart. Dit is tevens de ingangsdatum van uw nieuwe contract bij KPN. Tiscali Business zal per 25 maart uw huidige contract beëindigen (…). Uiterlijk 5 werkdagen voor de migratiedatum bezorgt TNT op uw aansluitadres de gratis router van KPN (…). Deze router is op de dag van de migratie eenvoudig zelf te installeren met behulp van de bijgeleverde installatiehandleiding en CD-rom. (…)”

Scope heeft niet gereageerd en geen router ontvangen.

Op 28 mei 2008 waren beide domeinnamen van Scope geblokkeerd, waardoor de e-mail en de website van Scope niet toegankelijk waren. Draese, directeur van Scope, heeft daarop contact opgenomen met de “Zakelijke Overstap Desk” die de overgang van Tiscali naar KPN regelde en te horen gekregen dat Scope op 26 maart 2008 telefonisch te kennen had gegeven niet mee te willen migreren naar KPN. Scope heeft dit ontkend en verzocht de overstap te doen plaatsvinden en heeft dit diezelfde dag per e-mail bevestigd. Vervolgens waren e-mail en website toegankelijk tot 14 juli 2008. KPN heeft Scope meegedeeld dat Scope zelf had gemeld niet te willen overstappen, waarop Scope KPN heeft verzocht de overstap alsnog te bewerkstelligen. KPN heeft Scope bericht dat zij dat niet meer kon. Scope heeft vervolgens op 21 juli 2008 de domeinnamen zelf naar KPN verhuisd.

DE VORDERING


Scope vordert veroordeling van KPN tot betaling van € 100.868,40, primair op grond van wanprestatie, subsidiair op grond van onrechtmatige daad. Zij stelt primair dat tussen haar en KPN een overeenkomst is tot stand gekomen in de uitvoering waarvan KPN is tekortgeschoten door de website, het e-mailadres en de aan de website gekoppelde database niet te migreren. Subsidiair voert zij aan dat KPN onrechtmatig heeft gehandeld door geen overeenkomst met haar aan te gaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat tussen Scope en KPN alleen een overeenkomst is tot stand gekomen wat betreft de ADSL-verbinding (Zakelijk ADSL Lite (3000/512)), maar niet ten aanzien van de hostingdiensten (de Exchange Online Lite en Webhosting Online) en de schadevergoeding wegens wanprestatie in die overeenkomst geraamd op € 612,-. De vordering voor zover gestoeld op onrechtmatige daad heeft zij afgewezen.

HET HOF

Overeenkomst?

Grief I is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat met betrekking tot de hostingdiensten geen overeenkomst tussen KPN en Scope tot stand is gekomen.

Het hof neemt met Scope tot uitgangspunt dat het zowel voor de vraag of een overeenkomst is tot stand gekomen als voor de vraag tussen welke partijen die overeenkomst is gesloten, aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Scope heeft de zinsneden in de brief van 11 februari 2008 met betrekking tot het daarin genoemde passende alternatief opgevat als een aanbod van KPN en zij heeft in de gegeven omstandigheden ook redelijkerwijze die zin aan de verklaring mogen toekennen. Tiscali kondigt eerst al aan dat zij door KPN is overgenomen, waardoor bij Scope allicht de gedachte kon postvatten dat Tiscali hier mede namens KPN optrad, dan wel dat met Tiscali in wezen nu KPN zelf was bedoeld. Vervolgens wordt meegedeeld dat Scope onderaan de brief een passend alternatief van KPN vindt, vergelijkbaar met haar huidige abonnement en dat zij als zij van dit combinatieaanbod gebruik wil maken niet behoeft te reageren. Daarbij komt dat Scope begreep dat er Tiscali en KPN veel aan was gelegen dat zo veel mogelijk klanten van Tiscali naar KPN zouden overstappen, zodat zij het zo gemakkelijk mogelijk maakten om die overstap te bewerkstelligen. Op grond van deze omstandigheden kon Scope ervan uitgaan dat (Tiscali namens) KPN haar een aanbod deed dat zij door niet te reageren kon aanvaarden.

Het standpunt van KPN dat hier geen sprake is van een aanbod, omdat geen verklaring van KPN voorhanden is, wordt verworpen. Op grond van de hiervoor genoemde feiten, te weten dat Tiscali op dat moment reeds door KPN was overgenomen en met zoveel woorden vermeldde dat het om een aanbod van KPN ging en dat ook onderstreepte door het zwarte blokje “Dit krijgt u bij KPN”, nam Scope aan en mocht zij ook aannemen dat Tiscali namens KPN het aanbod deed. Op 6 maart 2008 vond ook een bevestiging per e-mail plaats van de overstap door KPN en Tiscali samen.

Wil en Verklaring?

Scope stelt dat zij vervolgens dit aanbod heeft geaccepteerd door niet te reageren, zoals in de brief was aangegeven. KPN betwist dat. Zij voert aan dat het uitblijven van een reactie niet als een aanvaarding kan worden aangemerkt, omdat het geen verklaring is in de zin van artikel 3:37 lid 1 BW, en daarenboven geen verklaring is die KPN heeft bereikt.

Het hof oordeelt als volgt. Artikel 3:37 lid 1 BW is van regelend recht. In dit geval heeft KPN (dan wel Tiscali namens haar) in de brief van 11 februari 2008 met zoveel woorden aan Scope toegestaan om te aanvaarden door niet te reageren. Scope mocht de zinsnede “als u gebruik wilt maken van dit combinatieaanbod hoeft u niet te reageren” opvatten als een tot haar gerichte verklaring inhoudend dat het uitblijven van een reactie van haar kant voor KPN de betekenis had dat Scope het aanbod van KPN aanvaardde. De aanvaarding kon in het onderhavige geval dus door niet reageren geschieden en dat is vervolgens ook gebeurd.

Het hof verwerpt met het voorgaande ook het standpunt van KPN dat de bewoordingen van de correspondentie (combinatieaanbod, aanbod, accepteren) misleidend zijn. Wat daarvan zij (de bewoordingen lijken op het eerste gezicht helder), in elk geval heeft Scope de betreffende zinsneden in de brief van 11 februari 2008 opgevat als een tot haar gericht aanbod dat zij door niet reageren kon aanvaarden en zij heeft dat gelet op de omstandigheden van het geval ook mogen doen.

Ook het verweer van KPN (in hoger beroep) dat de zinsnede: “Maakt u gebruik van hostingdiensten, dan wordt u hierover apart geïnformeerd” niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is en betekent dat alleen ten aanzien van de e-maildiensten een concreet aanbod wordt gedaan, wordt verworpen. De bewoordingen van de brief, inhoudend dat Scope onderaan de brief een passend alternatief van KPN kon aantreffen, bestaande in Zakelijk ADSL Lite (de e-maildienst) in combinatie met Exchange Online Lite en Webhosting Online (de hostingdienst), mocht Scope opvatten als een aanbod voor beide diensten. Daarbij is van belang dat in de volgende alinea werd gesproken van een combinatieaanbod en dat in het zwart geblokte gedeelte, onder het kopje “Dit krijgt u bij KPN” beide diensten, zowel de e-maildienst als de webhosting, werden genoemd. Dit alles brengt mee dat Scope en KPN een overeenkomst hebben gesloten met betrekking tot e-mail- en hostingdiensten die van kracht werd toen Scope niet binnen drie weken had gereageerd.

De opvatting van KPN dat met de bevestiging van de overstap bij brief van 6 maart 2008 het stadium van nietsdoen was geëindigd en dat geen overeenkomst is tot stand gekomen omdat Scope niet de in de brief genoemde handelingen heeft verricht en telefonisch heeft gemeld dat zij de overeenkomst nog in beraad had, wordt verworpen. Scope mocht op grond van de inhoud van de brief van 11 februari 2008 aannemen dat zij door niet te reageren een overeenkomst met KPN had gesloten met betrekking tot e-mail- en hostingdiensten. Zij mocht de brief van 6 maart 2008, die aanving met de woorden “Hierbij bevestigen wij uw overstap naar Zakelijk ADSL Lite (3000/512) van KPN (…). Deze overstap zal plaatsvinden op 25 maart. Dit is tevens de ingangsdatum van uw nieuwe contract bij KPN.” opvatten als een bevestiging van de reeds gesloten overeenkomst en behoefde uit de zinsnede “Belangrijke informatie bij uw nieuwe verbinding via KPN” met daaronder een aantal instructies niet op te vatten als een terugkomen op die eerder gesloten overeenkomst noch als een aanbod om een overeenkomst te sluiten door instructies uit te voeren. Bij dit laatste is van belang dat, als onvoldoende weersproken, vast staat dat de e-mailverbinding en de website, afgezien van de onderbreking op 28 mei 2008, tot 14 juli 2008 gewoon hebben gewerkt.

Aan het verweer van KPN dat zij met Scope contact heeft opgenomen op 26 maart 2008 en toen heeft vernomen dat Scope overwoog met een andere dienstverlener te contracteren en zelf contact met KPN zou opnemen als zij haar diensten wenste te gebruiken wordt voorbijgegaan, omdat Scope dit telefoongesprek gemotiveerd betwist en KPN haar bewijsaanbod op dit punt tijdens de comparitie in eerste aanleg heeft ingetrokken.

Bovendien geldt het volgende. Scope heeft onweersproken gesteld dat zij op 28 mei 2008, toen haar website voor het eerst uit de lucht was, contact heeft gehad met de “Zakelijk Overstap Desk”, die alle zaken regelde met betrekking tot het overstappen van Tiscali naar KPN, en toen (nogmaals) heeft bevestigd en toestemming heeft gegeven om haar domeinnamen naar KPN te migreren. Als de overeenkomst met betrekking tot de hostingdienst dus niet al in maart 2008 was tot stand gekomen, is zij op 28 mei 2008 een feit geworden. Het verweer van KPN dat Scope alleen contact heeft gehad met Tiscali wordt verworpen, omdat KPN onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat de “Zakelijk Overstap Desk” een door Tiscali en KPN samen opgezette instantie was om de migratie van Tiscali naar KPN te begeleiden, zodat Scope ervan mocht uitgaan dat haar verzoeken (ook) aan KPN waren gericht en (mede) door haar werden beantwoord.

Schade

KPN heeft betwist schadevergoeding verschuldigd te zijn en zich daartoe beroepen op een exoneratie in de algemene voorwaarden van Tiscali. Dit beroep wordt verworpen, omdat op grond van het hiervoor overwogene een overeenkomst tot stand is gekomen tussen KPN en Scope, zodat - in elk geval op het moment waarop de schade is geleden, dat wil zeggen na 14 juli 2008 – niet het contract met Tiscali, maar het contract met KPN gold. Dat KPN algemene voorwaarden hanteerde die door Scope als geheel zijn aanvaard in de zin van art. 6:232 BW, heeft KPN onvoldoende gesteld.

Verder voert KPN aan dat de tekortkoming haar niet toerekenbaar is omdat zij is ontstaan door schuldeisersverzuim van Scope. Zij stelt dat zij haar verbintenissen niet kon nakomen, omdat Scope daaraan de vereiste medewerking onthield, doordat zij niet de in de brief van 6 maart 2008 gegeven instructies heeft uitgevoerd.

Het hof oordeelt als volgt. Of medewerking is vereist en wat de inhoud is van de medewerking is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de verbintenis en hetgeen partijen daarover over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben kunnen afleiden. In dit geval had KPN met de brief van 11 februari 2008 de indruk gevestigd dat de overstap zonder enige handeling van de zijde van Scope zou plaatsvinden door de zinnen: “Wij stoppen maar u kunt gewoon verder” en “Zo kunt u na de overstap gewoon doorwerken zoals u dat gewend was”. Vervolgens noemt KPN in de brief van 6 maart 2008 als handelingen die Scope diende te verrichten alleen het wijzigen van de SMTP-server na de overgang en het installeren van de router na bezorging. Tussen partijen staat echter vast dat de router niet bij Scope is bezorgd en gelet op de tekst van de hiervoor genoemde brief moet worden aangenomen dat eerst, vóór de migratiedatum, de router zou worden bezorgd en pas daarna, ná de overgang, de SMTP-server diende te worden gewijzigd. Nu KPN de router niet heeft bezorgd is zij in crediteursverzuim geraakt, en kon Scope niet meer in verzuim raken. Bovendien staat tussen partijen vast dat de e-mail en de website tot 14 juli 2008 (met een onderbreking op 28 mei 2008) ook inderdaad onveranderd hebben gewerkt. Scope mocht dus aannemen dat haar medewerking niet nodig was om het voor KPN mogelijk te maken haar verbintenis na te komen.

Ook het beroep door KPN op eigen schuld van Scope, voor zover dat is gestoeld op hetzelfde feitencomplex dat ten grondslag is gelegd aan het beroep op schuldeisersverzuim, wordt verworpen, omdat KPN onvoldoende duidelijk heeft gemaakt welke maatregelen Scope had kunnen nemen, zolang de router niet was bezorgd. Het beroep op eigen schuld in verband met het niet maken van een back-up van de database wordt hierna onder 24 besproken.

De Hoogte van de schade

Scope vordert vergoeding van de volgende posten:
a. externe hulp om alle computerinstellingen aan te passen € 195,-
b. opnieuw opbouwen van de database € 799,-
c. omzetverlies gedurende drie maanden (3 x 28.166,67) € 84.500,-
d. uren van de directeur Draese (60 x € 41,70) € 2.502,-
e. buitengerechtelijke kosten op basis van Voorwerk II

De onder a. genoemde kosten zijn door de rechtbank toegewezen en daartegen is geen grief gericht. Ook het hof zal dit bedrag derhalve toewijzen.

De onder b. genoemde kosten voor het opnieuw opbouwen van de database vordert Scope omdat aan haar website een database hing waarin gegevens waren opgeslagen van vacatures van bedrijven en van personen die op zoek waren naar een baan. Deze database was verdwenen toen de website uit de lucht werd gehaald en moest geheel worden opgebouwd. KPN voert hiertegen aan dat Scope zelf een back-up van haar database had moeten maken of dat aan Tiscali of KPN had moeten vragen, nu deze het maken van back-ups als extra dienst aanbieden.

Dit verweer van KPN slaagt. Het hof is van oordeel dat Scope gehouden was om – ter voorkoming van eventuele schade – te zorgen voor een back-up van haar database, nu de gegevens daarop klaarblijkelijk van groot belang waren voor de uitoefening van haar bedrijf. De schade is in zo grote mate veroorzaakt door haar nalaten, dat de tekortkoming van KPN op dit punt in het niet valt. Deze schadepost dient daarom voor rekening van Scope te blijven.

Wat betreft het onder (c) genoemde omzetverlies stelt Scope dat zij gedurende drie maanden geen mogelijkheid heeft gehad om personen te plaatsen, omdat de database gedurende die periode uit de lucht was. Zij ontvangt gemiddeld € 28.166,67 per maand aan fees, en begroot haar schade op driemaal dat bedrag. KPN voert daartegen aan dat Scope geen begroting kan indienen ter onderbouwing van haar schade en dat Scope de schade niet zou hebben geleden als zij een back-up van haar database had gemaakt.

Het hof is van oordeel dat Scope door overlegging van de ontvangen fees van januari tot juli 2008 en door overlegging van haar agenda van juli tot december 2007 en dezelfde periode van 2008 voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade lijdt. KPN betwist ook niet dat Scope voor haar werkzaamheden grotendeels afhankelijk is van het internet. Wel voert KPN met recht aan dat Scope de schade aan zichzelf heeft te wijten, voor die periode waarin de website reeds was hersteld, maar nog niet werkzaam door het ontbreken van de database. Scope heeft de periode waarin de website zelf uit de lucht was, en waarin dus ook bij aanwezigheid van een back-up geen internetverkeer mogelijk was, bij pleidooi in hoger beroep, in zoverre onweersproken, gesteld op één maand, van 14 juli tot 14 augustus 2008. Tijdens de comparitie in eerste aanleg heeft P. Draese, directeur van Scope, verklaard dat het derde kwartaal een slecht kwartaal was voor de branche. Bovendien valt de periode waarin geen internet mogelijk was midden in de zomerperiode. Een en ander geeft het hof reden om het omzetverlies te begroten op een halve maand omzetverlies,
dat is € 14.088,-.

Het onder (d) genoemde bedrag vordert Scope, omdat haar directeur vele uren heeft moeten besteden aan het oplossen van de internetproblemen. KPN betwist dat zij deze schade moet vergoeden. Zij voert aan dat deze kosten al onderdeel zijn van de omzetschade en bij toewijzing dubbel zouden worden vergoed.

Ook dit verweer van KPN slaagt. Aangenomen moet worden dat in de door Scope in rekening gebrachte fees de kosten van haar bedrijf, waaronder de salarissen van de werknemers, zijn verdisconteerd, zodat deze kosten niet nogmaals kunnen worden gevorderd. Dit zou wellicht anders zijn, indien de directeur naast zijn normale uren extra uren had gewerkt om de internetproblemen op te lossen, maar dat is onvoldoende gesteld en gezien de weinige afspraken in de betreffende maand, ook niet aannemelijk geworden. De schade onder (d) komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking.

In grief V keert Scope zich tegen de afwijzing van de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. In hoger beroep beperkt zij die vergoeding tot het bedrag dat volgens Voorwerk II moet worden vergoed. KPN betoogt daartegenover dat de werkzaamheden behoren tot de kosten waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding insluit.

Het hof is van oordeel dat de door Scope gestelde werkzaamheden, die bestaan in het zenden van twee brieven en het plegen van een aantal telefoontjes, behoren tot de verrichtingen waarvoor art. 241 Rv in een vergoeding voorziet. Deze vordering wordt dus afgewezen, waarmee grief V faalt.

Slotsom

De slotsom van het voorgaande is dat de grieven I, III en IV slagen. Grief II behoeft geen behandeling en grief V faalt. Het slagen van de drie grieven heeft tot gevolg dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en de vordering van Scope zal worden toegewezen tot een bedrag van € 14.283,- (€ 195,-- + € 14.088,--), vermeerderd met de wettelijke rente, die niet is betwist, en voor het overige zal worden afgewezen. KPN zal als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg en die van het hoger beroep.

IT 654

Certificaat van toegankelijkheid

Een bijdrage van Wouter Dammers, SOLV.

Iedere zichzelf respecterende jurist (en rechtzoekende) maakt regelmatig gebruik van de website www.rechtspraak.nl. Dit is de officiële site van de rechtbanken, gerechtshoven, CRvB, CBb, Hoge Raad en Raad voor de rechtspraak. Veel jurisprudentie wordt bijvoorbeeld op deze website gepubliceerd.

Bij mijn bezoek van vandaag viel mij echter iets op aan de site: een klein, groen mannetje, voorzien van grafisch gestyleerde hoed en schoeisel, hupsend met de armen wijd. Daaronder: twee sterretjes. Een vreemd icoon, maar mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Met een klik werd ik doorgeleid naar de website https://accessibility.nl/toetsing/info/842, waar de volgende tekst wordt getoond:

Certificaat van toegankelijkheid

De inspectie-instelling Accessibility, afdeling Inspectie te Utrecht, heeft na inspectie van de betreffende internetpagina's van de certificaathouder, Raad voor de rechtspraak, vastgesteld dat de gekeurde pagina's van de website www.rechtspraak.nl op het moment van inspectie voldoen aan alle prioriteit 1 en prioriteit 2 keuringseisen zoals vastgesteld in het Normatief document (Webrichtlijnen) versie 1 van 20-07-2007 inclusief appendix van 06-09-2010 van de Stichting Waarmerk drempelvrij.nl. De site voldoet hiermee tevens aan de prioriteit 1 en 2 ijkpunten van WCAG 1.0 van W3C”

Het inspectiecertificaat blijkt betrekking te hebben op alle pagina’s op www.rechtspraak.nl.

Maar wat is de juridische status van zo’n certificaat? Wat betekent het? En wat is het nut er van?

Juridische status van de Webrichtlijnen
Het certificaat is een voortvloeisel van de zogenaamde Webrichtlijnen. De Webrichtlijnen zijn verplicht gesteld voor websites die onder de ministeriële verantwoordelijkheid vallen. Dat is geregeld in het Besluit Kwaliteit Rijksoverheidswebsites. Intranetten vallen daar overigens niet onder – daar kan overigens wel weer andere wet- en regelgeving voor gelden, zoals de Algemene Wet Gelijke Behandeling. Ook gemeenten, waterschappen en provincies zijn verplicht om aan de webrichtlijnen te voldoen. Dit is vastgelegd in het bestuursakkoord Nationaal Uitvoeringsprogramma Betere Dienstverlening en e-overheid. De overheid heeft ervoor gekozen om eerst te proberen het beoogde resultaat op basis van goede gemeenschappelijke afspraken te verkrijgen. Als resultaten uitblijven, kan er alsnog een wet komen. In de Tweede Kamer is hier in 2009 al op gezinspeeld. Ook in de EU wordt overwogen een formele toegankelijkheidsvereisten voor websites op te leggen aan de lidstaten.

Wat houden de Webrichtlijnen in?
De Webrichtlijnen zijn van toepassing op alle webactiviteiten waarbij sprake is van een 'world wide web user interface' en betreffen een “paraplustandaard” die de belangrijkste specificaties voor webinterfaces omvatten, en de samenhang tussen die specificaties beschrijven. De richtlijnen zijn gebaseerd op de internationale richtlijnen ontwikkeld door het World Wide Web Consortium (W3C) voor de publicatie van informatie op internet.

Wat is het nut van de Webrichtlijnen?
Toch meer dan je in eerste instantie zou vermoeden: Wanneer een website is gebouwd volgens de Webrichtlijnen, voldoet deze aan de eisen voor de toegankelijkheid voor mensen met een functiebeperking; is deze toegankelijk voor alle gangbare zoektechnologieën en zijn ze – vanwege de gestructureerde opbouw – beter, goedkoper en efficiënter te beheren. De webrichtlijnen zijn tevens een instrument voor goed opdrachtgeverschap, aldus het Besluit Kwaliteit Rijksoverheidswebsites.

IT 651

CBP beoordeelt Doorstartmodel landelijk EPD

Brief aan Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie, doorstart landelijke infrastructuur (EPD), kenmerk: z2011-901

Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft de plannen beoordeeld op basis waarvan de ‘Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie’ de landelijke uitwisseling van medische gegevens – voorheen bekend als het elektronisch patiëntendossier (EPD) – in 2012 zal voortzetten. Het CBP concludeert dat dit zogeheten ‘Doorstartmodel’ geen bijzondere risico’s bevat op overtreding van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Het CBP wijst er op dat deze conclusie slechts een beoordeling van het Doorstartmodel betreft en niets zegt over de praktijk. Het bovenstaande doet ook niet af aan de toekomstige uitoefening van zijn toezicht op het landelijk EPD. Het CBP zal blijven toezien op de gang van zaken rond het landelijk EPD gezien de schaal van de verwerking van persoonsgegevens en de gevoeligheid van de gegevens.

IT 646

Vitaminepillen op afstand

Kantonrechter Lelystad Rechtbank Zwolle-Lelystad, 4 januari 2012, LJN BV1311 (Direct Pay Services tegen gedaagde)

Civiel Overig. Koop op afstand van vitaminepillen. Schending van informatieplicht ex artikel 7:46c BW door verkoper betreffende de opzeggingsmogelijkheden leidt ertoe dat koper ingevolge artikel 7:46d BW het recht had om de overeenkomst binnen drie maanden op te zeggen, van welk recht koper tijdig gebruik heeft gemaakt. Volgt afwijzing van de vordering.

7. Door Natuals is evenwel niet betwist dat [gedaagde partij] op 26 november 2008 de overeenkomst per email heeft opgezegd maar volgens Natuals is dit te laat geweest omdat [gedaagde partij] de vervolgzending toen al had ontvangen en hij de kosten daarvan dient te voldoen. Natuals kan in dit standpunt niet worden gevolgd. In het geval van koop op afstand gelden er informatieplichten voor Natuals die onder meer zijn opgenomen in artikel 7:46c BW. Een van die informatieplichten is dat tijdig bij de nakoming van de koop op afstand danwel uiterlijk bij de aflevering aan [gedaagde partij] op duidelijke en begrijpelijke wijze schriftelijk, indien de koop op afstand een duur heeft van meer dan een jaar dan wel een onbepaalde duur, de vereisten voor opzegging van de overeenkomst moeten worden kenbaar gemaakt. In het telefoongesprek met [gedaagde partij] is blijkens de geluidsopname aan [gedaagde partij] medegedeeld dat 10 dagen voor het einde van de proefperiode de overeenkomst kan worden opgezegd. Wanneer de proefperiode afloopt heeft Natuals evenwel in het telefoongesprek niet aangegeven, ook niet in de aan [gedaagde partij] verzonden welkomstbrief d.d. 15 oktober 2008 die bij de aflevering van het proefpakket was gevoegd. In de welkomstbrief is daarentegen aangegeven dat [gedaagde partij] 10 dagen voor ontvangst van de volgende zending kan opzeggen. Wanneer [gedaagde partij] de vervolgzending zou ontvangen is in de welkomstbrief evenwel ook niet vermeld. Direct Pay heeft weliswaar een soortgelijke welkomstbrief als die door [gedaagde partij] is ontvangen, in het geding gebracht maar deze brief is wat betreft haar inhoud niet gelijk aan de brief die door [gedaagde partij] is ontvangen. Immers in de brief die door [gedaagde partij] is ontvangen is, in tegenstelling tot de soortgelijke welkomstbrief die door Direct Pay in het geding is gebracht, niet opgenomen dat de vervolgzending een maand na ontvangst van de proefzending wordt bezorgd. Ook de op de achterzijde van de welkomstbrief opgenomen algemene voorwaarden die overigens melding maken van een opzegtermijn van twee weken, en derhalve niet tien dagen, voorafgaand aan de eerstvolgende kwartaallevering, laten in het ongewisse wanneer de vervolgzending of de kwartaallevering zal worden bezorgd. Wanneer de vervolgzending bij [gedaagde partij] zou worden bezorgd is derhalve aan hem niet kenbaar gemaakt zodat voor hem ook niet duidelijk is geweest op welk moment hij uiterlijk de overeenkomst met Natuals had kunnen opzeggen. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat Natuals niet, althans onvoldoende heeft voldaan aan het vereiste in artikel 7:46c lid 2 onder e BW nu zij niet alleen onduidelijkheid heeft laten bestaan over de (duur van de) opzegtermijn (10 dagen voor het einde van de proefperiode of 10 dagen of twee weken voor ontvangst van de vervolgzending) maar ook over het tijdstip van bezorging van de vervolg/kwartaalzending. Dit leidt tot de slotsom dat Natuals heeft nagelaten te voldoen aan alle in artikel 7:46c lid 2 BW gestelde eisen zodat om die reden [gedaagde partij] het recht had om, ingevolge het bepaalde in artikel 46d lid 1 BW de overeenkomst binnen drie maanden op te zeggen. [gedaagde partij] had derhalve het recht om bij zijn email d.d. 26 november 2008 de overeenkomst, voor zover het de vervolgzending betreft, te ontbinden onder retournering van de door hem ontvangen vervolgzending en onder stornering van het reeds van zijn bankrekening automatisch geïncasseerde bedrag van de vervolgzending. Dat sprake zou zijn van het gestelde in artikel 46d lid 3 onder b BW is gesteld noch gebleken zodat dit geen reden is om anders te beslissen. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van Direct Pay dient te worden afgewezen.

IT 643

Verslag VTE-raad

Verslag VTE-Raad (Telecom), kamerstukken II, 2011-2012, 21 501-33

De Raad heeft een akkoord bereikt over het radiospectrumbeleidsprogramma. Het Europees Parlement zal dit akkoord naar verwachting begin 2012 bevestigen. De Raad wisselde voorts van gedachten over het voorstel van de Commissie voor een roamingverordening. De Raad nam verder conclusies aan over netneutraliteit en nam nota van het voortgangsrapport van het voorzitterschap over ENISA, het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging.

Onder het punt 'diversen' informeerde het voorzitterschap de Raad over de Ministeriële conferentie over de ontwikkelingsvooruitzichten voor de elektronische communicatiemarkt in de EU (Warschau, 19-20 oktober 2011) en de Zesde ministeriële conferentie over e-overheid (Poznan, 17-18 november 2011). De Commissie informeerde de Raad over de stand van zaken van de Digitale Agenda voor Europa, de mededeling over de Universele Dienst op het gebied van elektronische communicatie, de open data strategie, het voorstel voor een verordening met richtsnoeren voor trans- Europese telecommunicatie netwerken en de stand van zaken van implementatie van het telecompakket in de lidstaten. Tot slot gaf het aankomend Deens voorzitterschap een toelichting op haar plannen en programma voor het komende halfjaar.

Radiospectrumbeleidsprogramma
Politiek akkoord De Commissie benadrukte het belang van een akkoord van het radiospectrumbeleidsprogramma. Doel van het programma is het stimuleren van efficiënt management en gebruik van spectrum binnen de EU. Het programma moet er ondermeer voor zorgen dat er in 2013 voldoende spectrum beschikbaar is voor mobiel breedband. Dit moet ertoe leiden dat er in de hele EU innovatieve diensten beschikbaar komen en dat ook mensen in afgelegen gebieden de beschikking krijgen over snelle verbindingen. Het voorzitterschap benadrukte dat de Raad de amendementen van het Europees Parlement, die mei dit jaar zijn standpunt in eerste lezing vaststelde, in ruime mate in aanmerking heeft genomen. Het Europees Parlement zal naar verwachting begin 2012 het akkoord bevestigen.

Nederland riep de Commissie op om bij het verder harmoniseren van spectrum voor mobiel dataverkeer rekening te houden met verschillen in behoefte aan spectrum tussen lidstaten door gebruik van de inventaris en flexibele harmonisatiemechanismen. Dit om niet-gebruik van spectrum te voorkomen. Nederland heeft deze oproep ook vastgelegd in een schriftelijke verklaring bij het akkoord. Nederland kreeg expliciet steun van een tweetal lidstaten. Vervolgens werd het radiospectrumbeleidsprogramma aangenomen.

Roaming
Voortgangsrapport en gedachtewisseling

De Commissie gaf een korte toelichting op haar voorstel voor een roamingverordening. Met dit voorstel wil de Commissie de wortel van het probleem aanpakken, namelijk het gebrek aan concurrentie en consumentenkeus op de roamingmarkt. Daarom stelt de Commissie voor om de nationale contracten en de roamingcontracten te ‘ontkoppelen’. Dit betreft de mogelijkheid voor consumenten om een apart roamingcontract af te sluiten bij een andere provider, los van het contract voor nationale mobiele diensten. De Commissie benadrukte dat de prijsplafonds op het juiste niveau moeten worden gesteld om concurrentie mogelijk te maken (de tarieven moeten voldoende aantrekkelijk zijn, ook voor nieuwe aanbieders) en tegelijkertijd een veiligheidsnet te bieden voor consumenten.

Het voorzitterschap verzocht lidstaten in te gaan op de volgende vragen: hoe om te gaan met de tijdsdruk om voor juni 2012 tot een akkoord te komen?; wat is het juiste detailniveau binnen de verordening ten aanzien van de technische mogelijkheden voor de ‘ontkoppeling’?; hoe kan ervoor worden zorg gedragen dat de structurele maatregelen die de EU neemt compatibel zijn met afspraken op internationaal niveau?

Lidstaten spraken breed steun uit voor de structurele maatregelen die de Commissie voorstelt om concurrentie op de roamingmarkt te vergroten. Lidstaten waren daarbij unaniem in de wens de technische invulling van de ‘ontkoppeling’ niet vast te leggen in de verordening maar over te laten aan experts en de markt. De verordening zelf moet technologieneutraal zijn. De Europese toezichthouder op telecomgebied, BEREC, kan richtlijnen geven voor de technologische oplossing. Enkele lidstaten, waaronder Nederland, noemden daarnaast de mogelijkheid van implementing acts als aanvullend instrument. De verordening moet volgens lidstaten wel duidelijke randvoorwaarden stellen waaraan de technologische oplossing moet voldoen. Genoemd werden o.a. eenvoudig, veilig, gebruiksvriendelijk, kosteneffectief, concurrentiebevorderend en rechtszekerheid. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte het belang om de tariefplafonds te behouden totdat zeker is dat de structurele maatregelen ook daadwerkelijk effect sorteren.

Ten aanzien van internationale roamingtarieven stelden veel lidstaten dat de EU zich hier in ITU-verband voor in moet zetten. De structurele maatregelen die de EU neemt, moeten aansluiten bij op de ontwikkelingen buiten de EU. Nederland benadrukte dat er in ITU-verband sterk moet worden ingezet op verlaging van en vergroten van de transparantie van de internationale roamingtarieven.

Lidstaten waren het met elkaar eens dat het voorstel voor een roamingverordening met de hoogste prioriteit moet worden behandeld. De Commissie en het aankomend Deens voorzitterschap benadrukten vol in te zetten op een tijdig akkoord.

ENISA
Voortgangsrapport
De Commissie en het voorzitterschap benadrukten het belang van versterking van het Europese Agentschap voor Netwerk- en Informatiebeveiliging (ENISA). De dreigingen ten aanzien van internetveiligheid worden groter en de aanvallen geavanceerder. ENISA heeft een belangrijke rol te spelen in o.a. de informatievoorziening, uitwisseling van beste praktijken en het stimuleren van samenwerking met en tussen relevante partijen. Griekenland, tevens het land van vestiging van ENISA, maakte van de gelegenheid gebruik om wederom te pleiten voor een onbeperkt mandaat voor ENISA. De lengte van het mandaat is nog een openstaand punt in de onderhandelingen. Griekenland gaf daarbij aan voor maart 2012 tot een oplossing te willen komen. De Commissie verwelkomde de ambitie van Griekenland om tot een snel akkoord te komen. De Commissie gaf aan vooralsnog vast te houden aan een termijn van vijf jaar en eerst te willen werken aan het verbeteren van de effectiviteit en efficiency van ENISA. De Raad nam nota van het voortgangsrapport.

Netneutraliteit
Raadsconclusies
De Commissie benadrukte het belang van open en neutraal internet. De beste manier om dit te garanderen is concurrentie. Providers moeten de mogelijkheid hebben om innovatieve businessmodellen te ontwikkelen die keuze bieden aan consumenten. De huidige transparantieregels in het regelgevend kader voor telecom bieden een goede basis. De Commissie zal op basis van feitenonderzoek door BEREC bezien of nadere maatregelen nodig zijn.

Alhoewel geen discussie was voorzien sprak één lidstaat steun uit voor de stappen die in Nederland zijn genomen op het gebied van netneutraliteit. Deze lidstaat wenste net als Nederland netneutraliteit te verankeren in de wet en riep de Commissie op tot snelle actie. Een andere lidstaat waarschuwde voor wetgeving op dit terrein en riep de Commissie op voorzichtig te zijn: wetgeving kan de snelle ontwikkelingen op het terrein van internet niet bijhouden en innovatie belemmeren. Het huidige regelgevend kader aangevuld met zelfregulering zou volgens deze lidstaat een betere optie zijn. De Commissie stelde graag vaart te willen maken maar het advies van BEREC te moeten afwachten. De Raad nam vervolgens de conclusies aan.

Diversen
De Digitale Agenda voor Europa

De Commissie gaf een korte presentatie over de stand van zaken van de Digitale Agenda voor Europa. Alhoewel veel voortgang is geboekt is meer nodig om groei en banen te stimuleren. Zo zijn meer investeringen nodig in breedband, moeten er meer ICT-starters komen, moet het auteursrecht worden gemoderniseerd met het oog op het digitale tijdperk, moeten belemmeringen voor een cloud-vriendelijk EU worden weggenomen en moet de waarde van overheidsinformatie kunnen worden benut. Het aankomend Deens voorzitterschap markeerde dat de digitale interne markt een grote prioriteit zal zijn tijdens haar voorzitterschap. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, sprak eveneens steun uit voor de Digitale Agenda voor Europa en in het bijzonder de digitale interne markt. Deze lidstaten riepen de Commissie op om spoedig een roadmap te presenteren voor het realiseren van de digitale interne markt in 2015, in lijn met de conclusies van de Europese Raad van 23 oktober jl.

Universele Dienst (UD)
De Commissie presenteerde haar mededeling van 23 november jl. betreffende de resultaten van de openbare raadpleging over de rol van de Universele Dienst (UD) op het gebied van elektronische communicatie. De belangrijkste conclusie uit de Mededeling is dat er geen noodzaak is om de reikwijdte van de UD-richtlijn uit te breiden met breedband of mobiele diensten. Wel is wat betreft de Commissie meer sturing gewenst indien lidstaten er nationaal voor kiezen om breedband onder de UD te brengen. Gedacht kan worden aan de wijze waarop de UD wordt toegewezen, de wijze waarop de kosten worden berekend en de wijze waarop de kosten worden gefinancierd.

Ministeriële conferentie over de ontwikkelingsvooruitzichten voor de elektronische communicatiemarkt in de EU (Warschau, 19-20 oktober 2011)
Het voorzitterschap informeerde de Raad over de uitkomsten van deze conferentie. Tijdens de conferentie is een ministeriële verklaring aangenomen door 35 landen (zowel EU-landen als derde landen) over beter gebruik van radiospectrum.

Zesde ministeriële conferentie over e-overheid (Poznan, 17-18 november 2011)
Het voorzitterschap gaf een korte terugkoppeling over deze conferentie. Tijdens de conferentie is gesproken over onderwerpen als open overheid, interoperabiliteit tussen overheden, pan-Europese elektronische aanbestedingen, privacy en data bescherming etc. Deelnemers benadrukten breed het belang van verdere ontwikkeling en gebruik van grensoverschrijdende e-overheid diensten.

Open data – herziening richtlijn hergebruik van overheidsinformatie
De Commissie presenteerde de open data strategie die een dag voor de Raad, op 12 december, uitkwam. De Commissie noemde de drie belangrijkste onderdelen van het voorstel: overheidsdata die toegankelijk zijn, moeten kunnen worden hergebruikt; de beloning moet gelijk staan aan de marginale kosten; musea en archieven worden onder de richtlijn gebracht maar op basis van het oude regime.

Connecting Europe Facility: voorstel voor een verordening met richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatie netwerken
De Commissie presenteerde haar voorstel van oktober 2011 voor richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatie netwerken, onderdeel binnen het Connecting Europe Facility-pakket. De Commissie benadrukte het belang van meer investeringen in breedband. De EU loopt achter bij landen als Japan en Zuid-Korea. De middelen die beschikbaar worden gesteld voor deze faciliteit, 9,2 mld Euro, zullen volgens de Commissie een hefboomeffect hebben van zo’n 50 à 100 mld Euro.

Stand van zaken implementatie Telecompakket
De Commissie gaf een toelichting op de stand van zaken met betrekking tot de implementatie in lidstaten van het telecompakket. De deadline voor implementatie verstreek op 25 mei jl. De Commissie riep de 15 lidstaten die de implementatie nog niet hebben afgerond op tot snelle actie.

Werkprogramma Deens voorzitterschap
Het aankomend Deens voorzitterschap benoemde vijf prioriteiten op ICT- en telecomgebied: roaming, het ICT-deel van de Connecting Europe Facility, hergebruik van overheidsinformatie, ENISA en herziening van de richtlijn elektronische handtekeningen.

IT 639

Uitlatingen van derden op sites en weblogs van gedaagde

Rechtbank Zwolle, 13 januari 2012, LJN BV0874 (weblogs van gedaagden)

beeldcitaat van aboutblank.nl/foksuk.nl

Als randvermelding. verwijderd houden van uitlating van derden op websites en weblogs van gedaagde.

Vorderingen in conventie afgewezen omdat uitlating in weekblad geen onrechtmatig element bevat. Vorderingen in reconventie eveneens afgewezen. Het d.d. 25 april 2007 door de rechtbank Amsterdam opgelegde verbod omvat niet het verwijderen en verwijderd houden van uitlatingen van derden en van voor betekening van voormeld vonnis gedane uitlatingen op de websites en weblogs van gedaagde. De overige uitlatingen waren niet van dien aard dat daarmee het verbod werd overtreden.

4.7.1.  Gelet op de formulering van het verbod en hetgeen de rechtbank Amsterdam in r.o. 5.11 van haar vonnis heeft overwogen, lijdt het geen enkele twijfel dat het [eiser] in ieder geval verboden is om na betekening van het vonnis d.d. 25 april 2007 in het openbaar uitlatingen te doen die strekken tot het aanwijzen van [gedaagde 1] als moordenaar waaronder begrepen het in die zin in verband brengen van [gedaagde 1] met de moord op de weduwe [naam].

Dat het verbod mede het verwijderen en het verwijderd houden van voor 25 april 2007 gedane uitlatingen van [eiser] en uitlatingen van derden op websites en weblogs van [eiser] omvat, kan echter mede gelet op het doel en de strekking van het verbod ernstig worden betwijfeld.

Blijkens r.o. 5.3 van voormeld vonnis werd het verbod opgelegd omdat de rechtbank Amsterdam van oordeel was dat het doorgaan met het uiten van beschuldigingen jegens [gedaagde 1] bij de stand van zaken van dat moment niets wezenlijks meer zou toevoegen aan het door [eiser] gestelde doel. Hieruit volgt dat het verbod ziet op toekomstige beschuldigingen, hetgeen de rechtbank met de keuze voor het woord ‘brengen’ in de formulering van het verbod - waarmee naar regulier taalgebruik een toekomstige handeling wordt bedoeld - ook tot uitdrukking heeft gebracht.

Voor zover derden na 25 april 2007 op websites en weblogs van [eiser] [gedaagde 1] in verband hebben gebracht met de moord heeft te gelden dat [eiser] weliswaar een forum biedt om uitlatingen te doen maar dat betekent niet dat hij deze uitlatingen openbaar heeft gemaakt. [eiser] heeft ze immers niet op zijn websites/weblogs geplaatst. Evenmin kan worden volgehouden dat deze uitlatingen - mede gelet op de door [gedaagde 1] als productie 13 ingebrachte oproep van [eiser] aan derden om zich te onthouden van dergelijke beschuldigingen en de daarin vermelde aanzegging dat dergelijke uitlatingen zullen worden verwijderd - moeten worden beschouwd als middellijk door hem gedaan.

Bovendien heeft [gedaagde 1] destijds niet het verwijderen en verwijderd houden van uitlatingen (waaronder die van derden) op weblogs en websites gevorderd zodat niet valt in te zien dat de rechtbank dit ‘meerdere’ impliciet zou hebben toegewezen. In de formulering van het verbod en de toelichting daarop heeft de rechtbank hierover evenmin iets vermeld, hetgeen gelet op de verstrekkende gevolgen ervan wel te verwachten zou zijn geweest. Immers, het moet voor degene aan wie het verbod wordt opgelegd duidelijk zijn waaraan hij zich dient te houden. Gemelde door de Hoge Raad voorgestane restrictieve uitleg brengt dan ook met zich dat het verwijderen en verwijderd houden van uitlatingen van voor 25 april 2007 en van uitlatingen van derden niet onder het verbod kunnen worden begrepen. Deze uitlatingen laat de rechtbank dan ook buiten beschouwing evenals de ongedateerde uitlatingen.


4.7.2.  De uitlating, overgelegd als productie 12, en uitlating 14 van de als productie 14 overgelegde lijst - door [gedaagde 1] geïdentificeerd als zijnde afkomstig van [eiser] - behoren niet tot een van voormelde categorieën en de rechtbank zal derhalve overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van deze twee uitlatingen.


4.7.3.  Het verbod is weliswaar ruim geformuleerd middels de woorden ‘in verband brengen met’ maar tegelijkertijd heeft de rechtbank Amsterdam in haar rechtsoverweging 5.11 duidelijk aangegeven dat het verbod niet verder strekt dan het in het openbaar aanwijzen van [gedaagde 1] als moordenaar dan wel als verdachte van de moord op de weduwe [naam]. Productie 12 betreft een door [eiser] opgestelde opsomming van feiten waarin [gedaagde 1] weliswaar wordt genoemd maar waarin hij niet wordt aangewezen als moordenaar dan wel als verdachte van de moord. Bovendien zou - zoals ook de Amsterdamse kortgedingrechter d.d. 13 maart 2008 reeds heeft geoordeeld - het niet mogen noemen van vaststaande feiten die [gedaagde 1] in verband brengen met de Deventer moordzaak een te grote inbreuk vormen op de vrijheid van meningsuiting van [eiser]. Met hetgeen wordt vermeld op de als productie 12 overgelegde websitepagina, wordt het verbod van 25 april 2007 dan ook niet overtreden.

4.7.3. [red. 4.7.5]  De rechtbank concludeert dat nu [eiser] het verbod niet heeft overtreden, er geen dwangsommen zijn verbeurd. De vordering zal derhalve worden afgewezen.

 

IT 636

Rondom wetsvoorstel elektronische indiening dagvaarding

Nota naar aanleiding van het verslag wetsvoorstel wet elektronische indiening dagvaarding, Kamerstukken II, 2011-2012, 32 695, nr.6.

In navolging van de internetconsultatie.

Deze leden merken op dat aan het systeem voor de elektronische indiening van de dagvaarding in ieder geval de eis zal worden gesteld dat het gerecht in staat is om te controleren of een bericht authentiek, volledig en ongewijzigd is en daadwerkelijk afkomstig is van de verzender. Zij vragen op welke wijze deze controle zal plaatsvinden.

De wijze van opstellen van de dagvaarding blijft in het systeem ongewijzigd. De door de gerechtsdeurwaarder betekende dagvaarding wordt door hem omgezet naar een pdf-bestand en digitaal ondertekend met een beroepscertificaat, een gekwalificeerde digitale handtekening. De bij het opstellen van de dagvaarding automatisch gegenereerde gegevensset wordt samen met het pdf-bestand van de dagvaarding via een beveiligde infrastructuur verzonden aan de Stichting Netwerk Gerechtdeurwaarders (SNG), de organisatie die voor de KBvG de digitale informatie-uitwisseling faciliteert. De identiteit van de verzender van het bericht is hierdoor voldoende vastgesteld.
(...)
Deze leden van de PVV-fractie merken op dat het document na elektronische verzending alleen toegankelijk is voor de verzender en het desbetreffende gerecht waaraan het is gericht. Zij vragen waarom de verweerder, dan wel de eiser geen toegang tot dit document krijgt.

Het wetsvoorstel voorziet enkel in de elektronische indiening van de dagvaarding bij de griffie. Er is dus geen sprake van een elektronische dagvaarding als zodanig. Voor verweerder en de eiser als opdrachtgever heeft het wetsvoorstel geen gevolgen. De gerechtsdeurwaarder doet exploot aan de verweerder door aan hem een fysiek exemplaar van de dagvaarding te laten, evenals thans het geval is. De verweerder ontvangt dus een fysiek exemplaar van de dagvaarding. De eis dat het document na elektronische verzending alleen toegankelijk is voor de verzendende gerechtsdeurwaarder en het desbetreffende gerecht is opgenomen om te verzekeren dat het stuk afdoende wordt beveiligd tegen gebruik (inzage dan wel wijziging) door een onbevoegde.
(...)De kosten van de invoering van het wetsvoorstel worden gedragen door de Raad voor de rechtspraak. Het project wordt bekostigd uit de algemene middelen van de Raad en drukt niet extra op het budget van de Raad. Voor het project Digitaal aanbrengen dagvaardingen is een bedrag van € 375 000 beraamd. De SNG en KBvG dragen de kosten voor de door haar te ontwikkelen voorzieningen voor het elektronisch indienen van de dagvaarding.

IT 630

Uit internetonderzoek blijkt...

Rechtbank Almelo 21 december 2011, LJN BV0428 (Aegon tegen gedaagde; internetonderzoek)

Digitale bewijsvergadering. Letselschade; terugvordering uitgekeerde voorschotten op grond van onrechtmatige daad dan wel onverschuldigde betaling. AEGON heeft feitenonderzoek op internet uitgevoerd. Uit het internet onderzoek (Google.com en Hyves-pagina) door AEGON is gebleken dat gedaagde - anders dan hij beweerde - tot de nodige activiteiten in staat is gebleken, zodanig dat loonvormende werkzaamheden door hem hadden kunnen worden verricht en naar het oordeel van de rechtbank wel van zodanige omvang dat niet (meer) van verlies van arbeidsvermogen zou behoeven te worden gesproken. Geen sprake van onrechtmatige daad, wel van onverschuldigde betaling die tot terugvordering aanleiding geeft. Rechtbank gaat over tot begroting van het in dit kader terug te vorderen bedrag; artikel 612 Rv.

2.11 Anders dan [gedaagde] beweerde, was [gedaagde] in elk geval vanaf 2005 weer volledig in staat om – meer dan één uur – te wielrennen en andere sportieve activiteiten te ondernemen:
a.  In 2005, 2006, 2007, 2008 en 2009 heeft [gedaagde] deelgenomen aan de Amstel Curaçao
Race op Curaçao, een wielerrace waarbij een afstand van 80 kilometer wordt afgelegd. In 2009 maakte hij deel uit van een delegatie van het OBN-wielerteam, dat voor hun prestaties later “in de bloemen werd gezet”. Blijkens de foto’s was [gedaagde] daarbij ook aanwezig. Uit deze omstandigheid blijkt tevens dat [gedaagde] in staat is om een lange vliegreis naar Curaçao te maken, terwijl de arbeidsdeskundige hem – gelet op de gestelde beperkingen – niet tot reizen in staat achtte;
b.  Op 29 augustus 2009 heeft [gedaagde] als lid van het OBN-wielerteam een wielertocht van 250 kilometer van Luxemburg naar Valkenswaard uitgefietst. Uitgangspunt van deze tocht was (slechts) het uitrijden daarvan, maar [gedaagde] slaagde er tevens in om deze tocht binnen de gestelde tijdslimiet van 20 uur uit te rijden. Aegon legt ook over een foto van kort na deze tocht waarop [gedaagde], als lid van een “trots en voldaan OBN-wielerteam” te zien is;
c.    In 2008 en 2009 heeft [gedaagde] deelgenomen aan de Pre-Ride Twente: een wielertoertocht van 100 kilometer. Hij staat tevens op de deelnemerslijst van de Pre-Ride Twente;
d.    In september 2008 en 2009 was [gedaagde] tevens deelnemer aan de zogenaamde Kennedymars te Haaksbergen, een wandeltocht van 80 kilometer. Hij legde in 2009 de Nachtmarathon (aldus 42 kilometer) van Haaksbergen af in een tijd van 6:34:55, waarmee hij als 11e van de 510 deelnemers eindigde;
e.    In maart 2008 is [gedaagde] op skivakantie naar Oostenrijk geweest, hetgeen blijkt uit een bericht van 26 maart 2008 aan hem op zijn Hyves-pagina, waaruit tevens blijkt dat hij nog in staat was om te reizen;
f.  In 2008 en in 2009 heeft [gedaagde] met de fiets de Alpe d’Huez beklommen, hetgeen blijkt uit de uitslagenlijst van Tour Alpe d’Huez respectievelijk zijn Hyves-pagina waarop zijn dochter schrijft:
“Heey Pa, Gefeliciteerd met weer een knappe prestatie, je bent die grote lummel van een Alp d’Heuz toch weer opgekomen.”
Hieruit blijkt bovendien opnieuw dat [gedaagde] – anders dan hij beweerde – nog in staat is om te reizen (naar Frankrijk);
g.  Tevens heeft [gedaagde] in mei 2009 een tweedaagse fietstocht gemaakt met de WielerToerClub Geesteren Ov (WTCG). [gedaagde] is een actief lid van deze club, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat [gedaagde] zich begin 2010 nog heeft ingezet om alle belangstellende leden te kunnen laten deelnemen aan de Amstel Gold Race op 17 april 2010.

4.2 (...) Samengevat komt het voorgaande erop neer, dat [gedaagde] de deelname aan de diverse evenementen niet ontkent, maar de omvang en intensiteit daarvan aan de hand van die verklaringen minimaliseert zodanig dat die geen invloed hebben op zijn mate van arbeids(on)geschiktheid.

IT 624

Handhaving bestemminsplan bij slijterij-webwinkel

Rechtbank 's-Hertogenbosch 27 december 2011, LJN BV0158 (Slijtersunie tegen B&W Schijndel)

Met dank aan Marc Houben, Houben & Van Dyck advocaten.

Webwinkeljurisprudentie.Vergelijk ook IT 257 en IT 318. Verkoop van goederen via webwinkels. Op bedrijfslocatie worden via webwinkels goederen ten verkoop aan particulieren aangeboden, de via deze webwinkels gedane bestellingen geaccepteerd, de betaling van deze goederen gecontroleerd, de bestelde goederen verzameld, verpakt, verzendgereed gemaakt en ter verzending aangeboden. Daarmee is sprake van met het bestemmingsplan strijdige detailhandel.

11.  Verweerder heeft bij besluit van 5 september 2008 aan Axsys Group B.V. (vergunninghoudster), gevestigd aan de Lorentzweg 1 te Schijndel, een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de DHw verleend voor het uitoefenen van een slijtersbedrijf. In de daaraan ten grondslag liggende aanvraag is vermeld dat deze vennootschap onder de handelsnamen La-Sensazione.com en Limoncello.nl handelt in onder meer Italiaanse wijnen, Italiaanse likeur en sterke drank. De vergunning is aangevraagd in verband met het voornemen om naast haar groothandelsactiviteiten, die via internet wordt gedreven via de webwinkels www.la-sensazione.com en www.limoncello.nu, de activiteiten uit te breiden met verkoop van Italiaanse alcoholhoudende producten aan particulieren, welke ook zal plaatsvinden via genoemde webwinkels.


16.  Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat vergunninghoudster bij het indienen van de aanvraag, die heeft geleid tot het verlenen van de DHw-vergunning, onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft. Dat vergunninghoudster met plaatsing van een kruisje in het vakje ‘slijtersbedrijf’ op het aanvraagformulier een vergunning heeft aangevraagd voor een slijtersbedrijf, waarvan in de visie van eiseres in de gegeven omstandigheden geen sprake is, kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot de conclusie dat vergunninghoudster bij het indienen van haar aanvraag onjuiste en/of onvolledige gegevens heeft verstrekt. De bij de aanvraag aangeleverde informatie biedt geen aanleiding voor deze conclusie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat geen van de in artikel 31 van de DHw genoemde omstandigheden, op grond waarvan de vergunning moet dan wel kan worden ingetrokken, zich hier voordoen.


17.  Dit leidt tot de conclusie dat verweerder zijn besluit tot afwijzing van het verzoek van eiseres om intrekking van de op 5 september 2008 aan vergunninghoudster verleende DHw-vergunning bij het bestreden besluit van 15 april 2011 terecht heeft gehandhaafd. Het beroep met zaaknummer AWB 11/1290 zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Lees het arrest hier ( LJN / pdf / grosse)

IT 619

Nog een Proximedia-zaak

Rechtbank Utrecht 14 december 2011, LJN BU8743 (Proximedia Nederland B.V. tegen gedaagde)

Met samenvatting van Edward de Lange, Loyens & Loeff

Tussenvonnis. Nog een Proximedia-zaak. IT 497, 461 en IT 387. Geen reflexwerking Colportagewet en geen dwaling. Wel wanprestatie van gedaagde. Beroep op matiging boete.
 
Op 20 maart 2007 kwam een vertegenwoordiger van Proximedia op bezoek bij gedaagde. Proximedia en gedaagde hebben nog die dag  een "overeenkomst voor informaticaprestaties" met een looptijd van 48 maanden gesloten. Tegen een eenmalige betaling van EUR 90,- en een maandelijkse betaling van EURO 201,11 incl BTW levert Proximedia onder meer een computer met internetverbinding en maakt Proximedia op basis van de door de klant aangeleverde gegevens uiterlijk binnen 30 dagen een standaard website. In de overeenkomst staat ook dat Proximedia de overeenkomst mag ontbinden als gedaagde tekortschiet in de nakoming daarvan, in welk geval gedaagde een vergoeding van 60% van de nog niet vervallen abonnementstermijnen moet betalen aan Proximedia.

Later heeft gedaagde onder andere nog een 'webdesign follow-up document' ondertekend waarin staat dat de klant zelf de catalogus voor de website moet vullen en onderhouden. Proximedia heeft 6 weken gedaan over het maken van de standaard website. De catalogus met het assortiment van gedaagde heeft Proximedia niet gevuld en ook niet op de website gezet. Op 19 juli 2007 klaagt gedaagde bij Proximedia schriftelijk hierover en schort zij haar maandelijkse betalingen op. Proximedia verwijst daarop naar het formulier van 26 maart 2007 en biedt enkele tussenoplossingen aan, maar weigert de catalogus te vullen. Gedaagde blijft erbij dat hem mondeling is toegezegd dat de catalogus door Proximedia zou worden gevuld. Proximedia doet gedaagde opnieuw een voorstel, maar daarop reageert gedaagde niet. Twee jaar later ontbindt Proximedia schriftelijk de overeenkomst wegens het uitblijven van betaling. Gedaagde roept daarop primair de nietigheid in van de overeenkomst en subsidiair ontbinding van de overeenkomst op grond van strijd met de Colportagewet.
 
De rechtbank maakt korte metten met het verweer dat gedaagde als kleine ondernemer reflexwerking toekomt op grond van de Colportagewet. Bovendien zit gedaagde met vernietiging na 2 jaar ruim boven de termijn van 8 dagen uit de Colportagewet. Ook het beroep op dwaling door gedaagde wordt niet gehonoreerd.  Door niet te reageren op het tweede voorstel van Proximedia is bij gedaagde wel schuldeisersverzuim ontstaan.  Volgens de rechtbank was er geen fatale termijn voor het maken van de website, zodat Proximedia na het opleveren van de website niet in verzuim verkeerde. Kortom, gedaagde zal moeten gaan betalen. Hoeveel is nog niet duidelijk. Op grond van artikel 7.1 van de overeenkomst vordert Proximedia betaling van 60% van de resterende maandtermijnen. Het beroep van gedaagde op de vernietigbaarheid van dit artikel uit de overeenkomst op grond van 6:233 sub a BW wordt verworpen, nu dit artikel uit de overeenkomst als zodanig niet als onredelijk bezwarend is aan te merken. Wel overweegt de rechtbank dat dit beding moet worden aangemerkt als een boetebeding in de zin van artikel 6:91 BW.  De rechtbank begrijpt het verweer van gedaagde tegen de hoogte van de verbrekingsvergoeding als een beroep op matiging van de bedongen forfaitaire schadevergoeding op grond van artikel 6:94 lid 1 BW. De rechtbank heeft de bevoegdheid de bedongen schadevergoeding te matigen indien de billijkheid dit klaarblijkelijk vereist, met dien verstande dat hij de schuldeiser ter zake van de tekortkoming niet minder kan toekennen dan de schadevergoeding op grond van de wet. Of in deze zaak de billijkheid een matiging van de bedongen schadevergoeding vereist, dient de rechtbank eerst meer inzicht te krijgen in de daadwerkelijke schade die Proximedia geleden heeft als gevolg van het tekortschieten van gedaagde en welke wettelijke schadevergoeding gedaagde verschuldigd is. De rechtbank wil dat Proximedia bij akte eerst een onderbouwing geeft van de door haar geleden schade, en over haar winstmarge. Algemene financiële gegevens zijn daarvoor onvoldoende. Ze moeten concreet en toegespitst zijn op de casus en voorzien van een deugdelijke berekening. Wordt vervolgd dus…