DOSSIERS
Alle dossiers

Internet  

IT 708

Internetconsultatie herziening arbitragerecht

Internetconsultatie herziening arbitragerecht

Het wetsvoorstel moderniseert de Nederlandse regeling voor arbitrage. Dit is één van de maatregelen die wordt aangekondigd in de Innovatieagenda rechtsbestel. Arbitrage is een vorm van private rechtspraak waarbij een geschil door een of meer arbiters wordt beslist. Het doel van het wetsvoorstel is modernisering van het arbitragerecht, zodat arbitrage een volwaardig alternatief blijft naast overheidsrechtspraak. Hierdoor blijft arbitrage nationaal en internationaal aantrekkelijk.

Het verwachte effect van het wetsvoorstel is dat het arbitragerecht aantrekkelijker wordt. Dit gebeurt onder meer door:
- modernisering, bijvoorbeeld door de mogelijkheid om gebruik te maken van elektronische middelen;
- codificatie, bijvoorbeeld door het vastleggen van de schriftelijke fase in een arbitraal geding; en
- het verminderen van lasten, bijvoorbeeld door de mogelijkheid te bieden dat partijen kunnen afzien van deponering van het arbitraal vonnis.

Lees het wetsvoorstel hier en de bijbehorende Memorie van toelichting hier.
Reageren kan tot 1 juni 2012. Biedt u uw reactie ook aan ter publicatie op ITenRecht: hier

IT 701

Escort(domeinnaam) zonder vergunning

Vzr. Rechtbank Amsterdam 28 februari 2012, LJN BV7526 (Feedback Budget tegen college B&W Amsterdam)

Vrijdagmiddagbericht. Digitaal bewijs: printscreens van SIDN-Whois-pagina's. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen een door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam opgelegde en ook verbeurd verklaarde last onder dwangsom (€ 15.000) voor het - zonder vergunning - exploiteren van een escortbedrijf. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat verzoeker een escortbedrijf exploiteert en ook houder is van een in dat kader geëxploiteerde website. Ook na de opgelegde last heeft verzoeker nog escortbemiddeling aangeboden. Het beroep is daarom ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

 

4.4.    Voorts heeft verweerder gewezen op de websites die verzoeker exploiteert. In het bestreden besluit heeft verweerder de websites www.budget-escorts.nl en www.escortamsterdam.nl genoemd. Uit de door verweerder overgelegde printscreens van de website www.sidn.nl‘Whois’ van 26 april 2011 blijkt dat verzoeker op dat moment de houder was van deze domeinnamen. Mede gezien de printscreens van websites zelf heeft verweerder hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat verzoeker deze websites gebruikt in het kader van de exploitatie van zijn escortbedrijf.

4.5.    De voorzieningenrechter geeft verzoeker gelijk wanneer hij stelt dat verweerder niet altijd even zorgvuldig omgaat met de preciezevermelding van namen van de websites. In het primaire besluit heeft verweerder de website www.budgetescorts.nl genoemd, waarvan de heer [persoon] houder is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is echter voldoende aannemelijk geworden dat deze websites weliswaar op naam van deze persoon staan, maar dat zij niet worden geëxploiteerd en dus geen inhoud hebben. De stelling van verzoeker dat verwarring met de website van [persoon] is ontstaan kan daarom niet slagen. Dat de bedrijfsnamen van deze websites in het handelsregister niet op verzoekers naam staan geregistreerd speelt hierin verder geen rol, nu het hier gaat om domeinnamen.

4.10.    De voorzieningenrechter overweegt voorts dat het printscreen van de website www.budget-escorts.nl, waaruit volgt dat verzoeker ook na het geven van de last - onder meer op 19 mei 2011 - escortbemiddeling heeft aangeboden, voldoende grondslag biedt voor het oordeel dat verzoeker de door verweerder gestelde last heeft overtreden. Hiermee staat vast dat de dwangsom van rechtswege is verbeurd.

IT 692

Online kansspelen, het laatste woord?

Hoge Raad 24 februari 2012, LJN BT6689 (Ladbrokes tegen Lotto) - persbericht.

Vers van de naald. De Hoge Raad is van oordeel dat het gerechtshof, in lijn met de aanwijzingen van het Hof van Justitie, op een nauwkeurige en toereikende wijze is nagaan dat uitbreiding van de activiteiten van De Lotto de illegale activiteiten met betrekking tot weddenschappen in Nederland kan ondervangen en dat die uitbreiding niet onverenigbaar is met de doelstelling van de regeling, de gokverslaving te beteugelen.  De Hoge Raad oordeelt ook dat Nederland zich op het standpunt mag stellen dat het enkele feit dat een marktdeelnemer met een vergunning en rechtmatig via internet kansspelen aanbiedt in een andere Europese lidstaat, niet voldoende waarborgt dat de Nederlandse consument wordt beschermd tegen het risico van fraude en criminaliteit. Het gevolg van de uitspraak is dat het verbod aan Ladbrokes om in Nederland via internet en telefoon kansspelen aan te bieden in stand blijft.

Met samenvatting van Polo van der Putt (Vondst Advocaten).
Van der Putt is in een eerder stadium als advocaat voor Ladbrokes betrokken geweest bij dit geschil.

Ook stuurde ons de grosse toe Joris van Manen, Hoyng Monegier.

Op andere blogs:
IusMentis (Nederland mag internetgokken verbieden en doet dat ook)

IT 691

De hack bij KPN

Reactie op verzoek van het lid Gesthuizen over de hack bij KPN , Kamerstukken II, 2011-2012, 26 643, nr. 225.

(...) Stand van zaken relevante moties, toezeggingen en wetgevingstrajecten Middels de kamerbrede motie Hennis-Plasschaert heeft uw Kamer de regering verzocht over te gaan tot een wettelijke meldplicht, een zogenaamde 'security breach notification'. Op 23 december heb ik uw Kamer geïnformeerd dat uw Kamer vóór het zomerreces van 2012 nader zal worden geïnformeerd over de wijze waarop deze meldplicht zal worden ingericht.1

Het wetsvoorstel tot wijzinging van de Telecomwet dat thans ter behandeling voorligt in de Eerste Kamer voorziet in twee meldplichten voor aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en diensten waarbij het gaat om enerzijds inbreuken die een nadelig effect hebben op de bescherming van persoonsgegevens en anderzijds om inbreuken op de veiligheid waardoor de continuïteit in belangrijke mate wordt verbroken.

Daarnaast wil ik u erop wijzen dat Staatssecretaris Teeven een wetsvoorstel in consultatie heeft gezonden waarin een meldplicht voor datalekken is neergelegd. Wanneer dat wetsvoorstel te zijner tijd wordt aangenomen, is voorzien in een aanzienlijke verscherping van de regelgeving.

Uiteraard zal het incident eveneens worden bezien in het licht van de uitvoering van de motie Gesthuizen waarin de regering wordt verzocht om een visie op de privacy, veiligheid en bescherming van burgers op internet. Deze visie zal in het voorjaar aan uw Kamer worden aangeboden.

Tot slot
KPN is een particulier bedrijf en is daarmee primair verantwoordelijk voor de beveiliging van haar systemen en de respons op dit incident. Tevens heeft KPN op basis van de Telecomwet een zorgplicht ten aanzien van haar klanten door passende technische en organisatorische maatregelen te treffen ten behoeve van de veiligheid en beveiliging van netwerken en diensten.

De toezichthouder Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) heeft afgelopen zaterdag bekend gemaakt een onderzoek in te stellen of KPN op passende wijze invulling heeft gegeven aan deze zorgplicht.

De lopende onderzoeken van KPN en de OPTA zullen meer helderheid moeten verschaffen over wat precies is voorgevallen, het moment van melden van het incident, in hoeverre de aanpak juist geweest is en hoe in de toekomst deze situaties te voorkomen zijn, dan wel van een adequate response met bijbehorende communicatie voorzien kunnen worden.

Daarnaast wordt onder de verantwoordelijkheid van het OM in samenwerking met het High Tech Crime Unit van de Nationale Recherche momenteel een strafrechtelijk onderzoek uitgevoerd naar de digitale inbraak bij KPN.

IT 686

Contactverbod: geen email, maar ook geen blogbezoek?

Vzr. rechtbank Arnhem 15 februari 2012, LJN BV6124 (dwangsom bezoeken van de blog)

In deze zaak gaat het in de kern genomen om de vraag of eiser twee keer een dwangsom van € 500,00 heeft verbeurd omdat hij in strjid met de veroordelingen in het vonnis van 14 oktober 2011 [red. contactverbod] heeft gehandeld. Gedaagde stelt dat zij na betekening van het vonnis van 14 oktober 2011 een e-mailbericht van eiser heeft ontvangen en dat eiser haar blog heeft bezocht. Het ip-adres van de bezoeker van de blog komt overeen met het ip-adres van eiser. Gedaagde is van mening dat deze benaderingen door eiser vallen onder hetgeen in het vonnis van 14 oktober 2011 is bepaald en dat eiser derhalve tweemaal een dwangsom van € 500,00 heeft verbeurd.

De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de executie van het vonnis van 14 oktober 2011 te schorsen voor zover de executie ziet op het innen van de twee dwangsommen op grond van het e-mailbericht d.d. 28 oktober 2011 om 11:26 uur en het bezoeken van de blog (zie exploit van opeising dwangsommen van 10 januari 2012). Er is geen grond aanwezig om de tenuitvoerlegging van het uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 14 oktober 2011 te schorsen totdat in hoger beroep over het oorspronkelijke geschil tussen eiser en gedaagde is beslist

 

4.9.  Op een vraag va de voorzieningenrechter is ter mondelinge behandeling gebleken dat de voorzieningenrechter in het vonnis van 14 oktober 2011, behoudens de duur van het verbod, exact heeft toegewezen wat [gedaagde] in haar dagvaarding heeft gevorderd. In deze door de advocaat van [gedaagde] geformuleerde verbodsbepaling is niet expliciet opgenomen dat het [eiser] verboden is om [gedaagde] aan te spreken door middel van het versturen van een e-mailbericht. Nog daargelaten de vraag of [eiser] het e-mailbericht heeft verzonden, betekent dit dat het eventueel versturen van een e-mailbericht aan [gedaagde] geen overtreding van het vonnis van 14 oktober 2011 kan opleveren. Het standpunt van [gedaagde] dat het versturen van een e-mailbericht onder de strekking van de verbodsbepalingen in het dictum van het vonnis van 14 oktober 2011 dient te worden gebracht, acht de voorzieningenrechter, zonder nadere toelichting die ontbreekt, onvoldoende aannemelijk gemaakt.

- bezoeken blog -

4.10.  Ten tweede heeft [gedaagde] gesteld dat [eiser] na betekening van het vonnis de blog van [gedaagde] heeft bezocht en daarom een dwangsom van € 500,00 heeft verbeurd. Hierover wordt als volgt overwogen.

4.11.  In het dictum van het vonnis van 14 oktober 2011 is geen verbodsbepaling opgenomen dat [eiser] de blog van [gedaagde] niet meer mag bezoeken. Niet geoordeeld kan derhalve worden dat [eiser], in het geval hij de blog heeft bezocht, in strijd met het vonnis van 14 oktober 2011 heeft gehandeld en dus een dwangsom heeft verbeurd.

IusMentis (Overtreed je een contactverbod door iemands blog te lezen?)

IT 679

Tweede einde reflexwerking colportagewet?

Hof Arnhem 31 januari 2012, LJN BV3776 (Proximedia tegen Fietsen Favoriet v.o.f. c.s.)

Vergelijkbaar met IT 666: Colportagewet is niet van toepassing op kleine ondernemers. Oneigenlijke dwaling? Bewijsopdracht.

3.4 Ten aanzien van het beroep dat Fietsen Favoriet c.s. heeft gedaan op de reflexwerking van de Colportagewet overweegt het hof het volgende. Vast staat dat Fietsen Favoriet de overeenkomst heeft gesloten in het kader van haar bedrijf, omdat de door Proximedia aangeboden goederen en diensten in het kader van de bedrijfsvoering van Fietsen Favoriet worden gebruikt. Fietsen Favoriet kan dus niet worden gekwalificeerd als “particulier” als genoemd in artikel 1 lid 1, aanhef en onder d van de Colportagewet. Het hof ziet, anders dan de rechtbank, voorts geen ruimte om ter bescherming van kleine ondernemers dit begrip “particulier” zo ruim uit te leggen dat daaronder ook wordt begrepen een natuurlijke persoon die handelt in het kader van zijn beroep of bedrijf, of zelfs - zoals in de onderhavige zaak - een samenwerkingsverband tussen twee natuurlijke personen binnen een vennootschap onder firma. In de wetsgeschiedenis van de Colportagewet is voor een zo ruime uitleg geen steun te vinden. Zo wordt in de wetgeschiedenis vermeld dat overeenkomsten tussen ondernemers buiten de werkingssfeer van de regeling vallen (Advies van de SER, bijlage bij de MvT, nr. 4, onder V). Een amendement dat onder meer tot doel had om ook personen die niet als particulier optreden (meer in het bijzonder personen die een groep particulieren vertegenwoordigen) te beschermen tegen misbruiken bij colportage is verworpen (amendement Terlouw, nr. 12). Ook in andere, meer recente wetgeving wordt alleen bescherming toegekend aan de consument zijnde de “natuurlijke persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf”. Dat geldt onder meer voor de regeling van de consumentenkoop in artikel 7:5 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), de bescherming van de wederpartij van de gebruiker van algemene voorwaarden bij de in de artikelen 6:236 en 6:237 BW als onredelijk bezwarend aangemerkte bedingen en de regeling van de particuliere borgtocht in artikel 7:857 BW. Voor de regeling van de onredelijk bezwarende bedingen geldt dat de artikelen 6:236 en 6:237 BW via de open norm van artikel 6:233 onder a BW enige invloed kunnen uitoefenen bij de toetsing van een beding in algemene voorwaarden bij een niet-consument (de zogenoemde ‘reflexwerking’), met name in het geval de wederpartij een met een consument vergelijkbare positie inneemt. Een dergelijke, samenhangende bepaling met een open norm waarop ‘reflexwerking’ bij de Colportagewet gebaseerd zou kunnen worden, is er echter niet. Fietsen Favoriet c.s. heeft dat ook niet aangevoerd. Daaruit volgt dat de grieven van Proximedia slagen.

IT 672

Dubbele meldplichten

Met dank aan Jan-Jaap Oerlemans, promovendus Universiteit Leiden en juridisch adviseur Fox-IT.

Tot en met 29 februari 2012 wordt een wijzigingswet van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) ter consultatie gegeven. In het concept van de wijzigingswet wordt onder andere ingegaan op de algemene meldplicht datalekken. Tegelijkertijd bestaan er nog een aantal sectorspecifieke meldplichten. In dit bericht wil ik overzicht geven van de meldplichten die al bestaan en nog in de maak zijn.

Meldplicht datalekken I
Bij de Eerste Kamer ligt nu een voorstel voor een meldplicht datalekken voor aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten (denk aan telefoniebedrijven en internet service providers) dat betrekking heeft tot beveiligingsincidenten die nadelige gevolgen hebben voor de privacy van de betrokkenen. De meldplicht wordt geïmplementeerd naar aanleiding van Europese richtlijnen die wij inmiddels al in onze nationale wetgeving geïmplementeerd hadden moeten hebben.

Betrokkenen hoeven niet geïnformeerd te worden wanneer naar het oordeel van het College (hier nog de OPTA) gepaste technische maatregelen zijn genomen, waardoor geen toegang kan worden verschaft tot de persoonsgegevens. De OPTA moet dus wel in kennis worden gesteld, maar de melding aan de betrokkenen kan eventueel achterwege blijven. De OPTA heeft hierbij het laatste woord.

Daarnaast komt er een meldplicht voor ‘veiligheidsinbreuken en het verlies van integriteit in het geval deze een belangrijk effect hebben gehad op de continuïteit van het netwerk of de daarover geleverde diensten’. Die melding moet (hoogstwaarschijnlijk?) worden gedaan aan het Agentschap Telecom. Een meldpunt zou ervoor moeten zorgen dat geen overlap of onduidelijkheid optreed bij welke instantie nu een melding moet worden gedaan als het incident zowel gevolgen heeft voor zowel de bescherming van persoonsgegevens als de integriteit van het netwerk. Zie over deze meldplicht dit verhelderende artikel in het tijdschrift Computerrecht van Frederik Borgesius (UvA).

Meldplicht datalekken II
Het kabinet wil de voorgestelde meldplicht uit de Telecommunicatiewet blijkbaar nú al wijzigen. In het conceptwetsvoorstel (.pdf) voor wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens wordt namelijk een meldplicht voorgesteld die zeer vergelijkbaar is met die uit de Telecommunicatiewet, maar die nu aan College Bescherming Persoonsgegevens moet worden gedaan. Op zich wordt een wirwar aan instanties voor dezelfde meldplicht (m.b.t. persoonsgegevens) deels voorkomen door het CBP als instantie voor te wijzen, maar de toezicht zou nog steeds moeten liggen bij de OPTA. Bovendien is het onduidelijk wat nu de bedoeling is met dat meldpunt waar in de toelichting van de wijzigingswet voor de Telecommunicatiewet over wordt gesproken.

In het conceptwetsvoorstel wordt van een algemene meldplicht uitgegaan voor zowel private als publieke partijen. Dat is een discrepantie met het regeerakkoord waar slechts werd gesproken over een meldplicht voor verlies bij persoonsgegevens voor ‘diensten in de informatiemaatschappij’. Bij dit begrip moet vooral gedacht worden aan webwinkels en hosting providers.

Betrokken moeten alleen worden geïnformeerd indien het incident heeft geleid tot een ‘aanmerkelijk risico dat het incident leidt tot verlies of de onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens’. De verantwoordelijke in de zin van de Wbp moet de melding doen en betrokkenen inlichten. Hoe deze melding precies moet plaatsvinden is afhankelijk van het aantal betrokkenen bij het beveiligingsincident. Een kleine kring betrokkenen kan volgens de toelichting op het voorstel persoonlijk worden ingelicht en anders kan met een advertentie in een dagblad worden volstaan. Het verbaast mij dat e-mail niet expliciet als voorbeeld wordt genoemd.

Het blijft natuurlijk vaag wanneer precies zo’n melding moet worden gedaan aan betrokkenen. Eventueel kan de toezichthouder hier in beleidsregels duidelijkheid over geven. Versleuteling wordt als voorbeeld gegeven dat zo’n meldplicht aan betrokkenen (niet de toezichthouder) kan worden voorkomen. Echter, als een bedrijf echt goed gehackt wordt kan wellicht ook toegang worden verschaft tot de versleutelde bestanden.

Zie ook dit blogbericht van Dirkzwager Advocaten over het conceptvoorstel en de algemene meldplicht. 

Meldplicht voor financiële instellingen
In het conceptwetsvoorstel wordt uitgebreid ingegaan op meldplichten voor financiële instellingen. Het komt er op neer dat zij ook een soort meldplicht hebben, maar dan op grond van de artikelen 3:10 lid 3 en 4:11 lid 4 Wet op het financieel toezicht (Wft). Zij zijn verplicht informatie te verstrekken aan De Nederlandsche Bank (DNB en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) over ‘incidenten die betrekking hebben op de integere bedrijfsvoering’. Skimmingspraktijken worden als voorbeeld genoemd als een incident dat valt onder de meldplicht. Financiële instellingen moeten hun cliënten informeren over het incident en als daartoe aanleiding bestaat schadeloos stellen. Indien nodig kan de DNB of AFM interveniëren bij de onderneming.

Let op: een openbare kennisgeving van het beveiligingsincident zoals voorgesteld in de Wbp is voor de financiële instellingen niet van toepassing. Door de informeringsplicht aan de cliënten van de banken en eventuele schadeloosstelling is volgens het conceptwetsvoorstel de bescherming van persoonsgegevens voldoende gewaarborgd. Voorkomen wordt dus dat nog een extra meldplicht aan de financiële instellingen wordt opgelegd. Opgemerkt wordt nog:

“Dergelijke openbare kennisgevingen in de financiële sector zijn - mede tegen de achtergrond van de financiële crisis – te risicovol om dwingend te worden voorgeschreven. Onvoorspelbaar is of een openbare kennisgeving kan leiden tot het ontstaan van geruchten die niet meer op zakelijke wijze ontzenuwd kunnen worden en die daardoor nodeloos aanleiding geven tot vermindering van vertrouwen van het publieke of de relevante markt.”

Daar kan ik mij op zich wel wat bij voorstellen, maar het is de vraag of de Kamerleden het ook voldoende vinden.

Meldplicht beveiligingslekken?
Kamerlid Jeanine Hennis-Plasschaert heeft tenslotte een motie voorgesteld (Kamerstukken II 2011/12, 26 643, nr. 202) die is aangenomen over de meldplicht voor inbreuken bij organisaties die zijn betrokken bij vitale informatiesystemen. Deze meldplicht is aangenomen in de tijd van het Diginotar-incident. Het is bedoeling dat het Nationaal Cyber Security Centrum daar dan over wordt ingelicht en er eventueel naar handelt. Opstelten heeft in zijn Kamerbrief over cybersecurity aangegeven dat hij vóór het zomerreces van 2012 laat weten of en op welke manier aan de motie uitvoer wordt gegeven.

Conclusie
Ik heb er niet zoveel ideeën over of de invoering van nieuwe meldplichten nu wel of niet verstandig is. Helemaal nieuw zijn ze niet, want voor beursgenoteerde bedrijven bestaat al een meldplicht bij incidenten die van invloed kunnen zijn op de koers en daarnaast bestaat er al een meldplicht voor het lekken van staatsgeheimen. Tenslotte kan een meldplicht ook contractueel overeen worden gekomen tussen partijen. Duidelijk is wel dat ook met het conceptwetsvoorstel bedrijven met verschillende instanties te maken kunnen hebben die toezien op de meldplichten. Dat maakt het wel allemaal wel ingewikkeld en bureaucratisch. Positief is dat bedrijven onder dreiging van een boete van 200.000 euro de beveiligingsplicht voor persoonsgegevens (zoals vastgelegd in artikel 13 Wbp) in de toekomst wellicht (nog) serieuzer zullen nemen.

IT 666

Einde reflexwerking colportagewet?

Rechtbank Utrecht 7 december 2011, LJN BV0798 (Proximedia tegen handelsnaam PC 11 Ingenieursburo)
Hof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem 11 oktober 2011, LJN BU3275 (Proximedia tegen X)

Proximedia biedt informaticaprestaties aan. Zij richt zich hierbij met name op de kleine ondernemer. Vergelijkbaar met IT 665: reflexwerking colportagewet, echter bij arrest is geoordeeld dat er geen ruimte bestaat om reflexwerking toe te kennen, de partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten en hun stelling aan te passen.

4.2.  Tot voor kort heeft de rechtbank de lijn gevolgd dat onder omstandigheden reflexwerking kan worden toegekend aan de beschermende bepalingen van de Colportagewet ten behoeve van de kleine ondernemer, die zich materieel niet of nauwelijks van een consument onderscheidt en die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf overeenkomsten sluit die buiten het gebied liggen van zijn eigenlijke professionele activiteit. Daarbij is de rechtbank ervan uit gegaan dat, gelet op de strekking van de Colportagewet, die reflexwerking met zich mee brengt dat de kleine ondernemer een beroep kan doen op de ontbinding van de overeenkomst binnen 8 dagen na het sluiten daarvan.
Het Gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, heeft inmiddels bij arrest van 10 oktober 2011 geoordeeld dat geen ruimte bestaat om ter bescherming van kleine ondernemers reflexwerking toe te kennen aan de beschermende bepalingen van de Colportagewet (LJN BU3275). In verband met dit arrest zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten en hun stellingen aan te passen.
IT 665

Meer dan ruim 2 jaar later

Rechtbank Utrecht 16 november 2011, LJN BV0794 (eenmanszaak Porselein & Zo tegen Proximedia)

Proximedia biedt informaticaprestaties aan. Zij richt zich hierbij met name op de kleine ondernemer. Reflexwerking van Colportagewet niet na 2,5 jaar. Een beroep op dwaling slaagt evenmin, nu meer dan ruim 2 jaar later nadat zijn eiser zijn onderneming heeft gestaakt een beroep op dwaling wordt gedaan, komt voor rekening van de dwalende. Uitgebreid worden het kernbeding vs grijze lijst en onredelijke bezwarend beding besproken aan de hand van de gegeven casuïstiek (r.o. 4.11-4.15). Alle vorderingen worden afgewezen, in reconventie volgt een toewijzing van schadevergoeding vermeerderd met een contractuele rente van 8%.

4.3.  Vast staat dat [eiser] zich eerst bij brief van 28 oktober 2010 augustus 2010, derhalve ruim twee en half jaar na sluiting van de overeenkomst, beroept op de nietigheid van de overeenkomst op grond van de Colportagewet. Voorts staat vast dat partijen in de jaren 2008 en 2009 uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst zonder dat [eiser] enig signaal heeft gegeven dat er bij het sluiten van de overeenkomst iets niet goed zou zijn gegaan en dat hij zich overvallen heeft gevoeld door de vertegenwoordiger van Proximedia. Zelfs indien er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat [eiser] dient te worden aangemerkt als een kleine - met een consument gelijk te stellen - ondernemer, kan in dit geval een beroep op de Colportagewet hem gelet op het vorenstaande reeds wegens tijdsverloop niet baten, zodat dit wordt afgewezen.

4.9.  [eiser] heeft ter comparitie van partijen verklaard dat hij de overeenkomst bij ondertekening vluchtig heeft doorgelezen en dat hij heeft gezien dat de duur van de overeenkomst vier jaar bedroeg. [eiser] verklaarde voorts dat hij de overeenkomst pas de avond na ondertekening goed heeft doorgelezen. In deze overeenkomst staat ook vermeld dat de laptop eigendom van Proximedia blijft alsmede dat een maandelijkse vergoeding verschuldigd was voor, onder meer, een website.
Voorts staat vast dat sindsdien door partijen uitvoering is gegeven aan de overeenkomst, en dat [eiser] eerst op 28 oktober 2010, derhalve meer dan ruim 2 jaar later en nadat hij zijn onderneming heeft gestaakt, een beroep op dwaling heeft gedaan. Gelet op deze omstandigheden dient de dwaling – indien er voor zover daarvan sprake is geweest – voor rekening van de dwalende te blijven.

4.13. (...) Indien dit beding niet zou zijn overeengekomen zou het voor de wederpartij niet mogelijk zijn de overeenkomst tussentijds te beëindigen. In dat geval zou Proximedia in elk geval aanspraak kunnen maken op de volledige overeengekomen maandtermijnen gedurende de duur van de overeenkomst, die immers is gesloten voor de bepaalde tijd van 48 maanden. Zonder dit beding zijn de wederzijdse verbintenissen derhalve voldoende bepaald. Ook kan niet kan worden gesteld dat zonder dit beding tussen partijen geen overeenstemming bestaat over het wezen van de overeenkomst. Naar objectieve maatstaven kan daarom niet worden geoordeeld dat dit beding de kern van de prestaties aangeeft. Ook het feit dat dit beding is opgenomen in de zogenaamde grijze lijst (artikel 6:237 aanhef en onder i) vormt een aanwijzing dat geen sprake is van een kernbeding, maar van een algemene voorwaarde in de zin van artikel 6:231 aanhef en onder a BW.

IT 662

Opschorting overdracht domeinnamen

Hof Leeuwarden 31 januari 2012, LJN BV2348 (AIS Flight Academy B.V. tegen geïntimeerde)

Vraag of sprake is van een fatale termijn voor nakoming. Opschortingsrecht ten aanzien van overdracht domeinnamen. Kantonrechter heeft vordering van (beperkte) betaling van facturen toegewezen. Het hof oordeelt dat geïntimeerde zich terecht beroept op opschorting voor zover het gaat om overdracht van de domeinna(a)m(en).

 

AIS exploiteert een vliegschool. Zij heeft [geïntimeerde] in december 2008 mondeling de opdracht gegeven voor haar een website te bouwen en te zorgen voor registratie van de domeinnaam aisflightacademy.nl. Op 16 januari 2009 werd de site online gezet, waarna is geconstateerd dat een aantal dingen mis was met de inhoud en animaties. Op 21 januari is opgave gedaan wat er nog aangepast moet worden: animatie logo AIS, animatie actietekst en button, animatie vliegtuig, pop-up bij unieke punten AIS opleiding, eventueel cockpit foto in footer site. Bij de aanvang van de werkzaamheden heeft geïntimeerde de domeinnamen aangevraagd en geen gehoor gegeven deze over te dragen.

De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen, onder verwerping van de verweren van AIS dat zij de overeenkomst buitengerechtelijk mocht ontbinden wegens overschrijding van de fatale termijn voor nakoming en mocht verrekenen omdat [geïntimeerde] jegens AIS schadeplichtig is. Volgens de kantonrechter was een ingebrekestelling vereist en mag [geïntimeerde] de overdracht van de domeinnamen opschorten zolang betaling uitblijft.

12.5 Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] zich terecht beroept op voortduring van zijn opschortingsrecht voor zover het gaat om de domeinnaam of -namen waarvan hij de hosting volgens de overeenkomst tussen partijen diende te verzorgen. Welke dat is of zijn, kan het hof pas beoordelen nadat AIS gelegenheid heeft gehad zich kort,bij akte, uit te laten over productie 12 bij memorie van antwoord.

Op andere blogs:
Ius Mentis
(Met een domeinnaam in verzuim)
DomJur