Verstrekking van vertegenwoordigersgegevens in officiële documenten valt onder de AVG, voorafgaande raadpleging toegestaan binnen grenzen
HvJEU 3 april 2025, IT 4849; ECLI:EU:C:2025:231 (L.H. tegen Ministerstvo zdravotnictví). De Tsjechische hoogste bestuursrechter heeft het Hof verzocht om uitleg over de toepassing van de AVG bij een verzoek tot toegang tot officiële documenten waarin persoonsgegevens van vertegenwoordigers van rechtspersonen zijn opgenomen. Het geschil betreft de weigering van het Tsjechische ministerie van Volksgezondheid om gegevens zoals naam, handtekening en contactgegevens van vertegenwoordigers op COVID-19-gerelateerde certificaten te verstrekken, uit hoofde van gegevensbescherming. De vragen zijn, verkort weergegeven, of identificerende gegevens van natuurlijke personen die rechtspersonen vertegenwoordigen onder het begrip ‘persoonsgegevens’ in de zin van artikel 4 AVG vallen, en of nationale rechtspraak een aanvullende verplichting mag opleggen aan verwerkingsverantwoordelijken wanneer de AVG dat niet expliciet vereist.
MST krijgt slechts deel van de vooraf betaalde licentiekosten terug na opzegging contract met Solix
Rb. Overijssel 16 april 2025, IT 4848; ECLI:NL:RBOVE:2025:2459 (MST tegen Solix). MST is een stichting, waarin een ziekenhuis is ondergebracht en Solix is een softwareontwikkelaar. Zij hebben in 2021 drie overeenkomsten met elkaar gesloten: een softwarelicentieovereenkomst en twee overeenkomsten van opdracht: één voor de installatie van de software en een tweede voor de migratie van data. MST vordert – samengevat en primair – een verklaring voor recht dat de drie overeenkomsten buitengerechtelijk zijn ontbonden omdat Solix is tekortgeschoten in nakoming van haar verplichtingen, terugbetaling van het door haar aan Solix betaalde bedrag van € 228.934,00, betaling van een bedrag van € 78.219,71 aan schadevergoeding en betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten en wettelijke rente. Naar het oordeel van de rechtbank is van wanprestatie van Solix die ontbinding van de overeenkomsten rechtvaardigt, geen sprake. Het stond MST wel vrij de drie overeenkomsten op te zeggen. Omdat de licentie al was geleverd en de eerste opdracht al was afgerond, heeft MST geen recht op teruggave van de daarvoor betaalde bedragen. Met de tweede opdracht is nooit gestart en daarvoor is ook niets betaald. MST heeft alleen recht op terugbetaling van het bedrag dat is gemoeid met diensten zoals overeengekomen in de licentieovereenkomst die in verband met de opzegging ervan niet worden afgenomen, maar waarvoor zij al vooraf heeft betaald.
Rechter wijst vorderingen I&DT grotendeels af, NDC-IT krijgt betaling openstaande facturen toegekend
Rb. Amsterdam 2 april 2025, IT 4847; ECLI:NL:RBAMS:2025:2197 (I&DT tegen NDC-IT). I&DT en NDC-IT zijn IT-dienstverleners die een samenwerking zijn aangegaan voor het beheer van de ICT-infrastructuur van I&DT. Partijen sloten een geheimhoudingsovereenkomst, een raamovereenkomst en een deelovereenkomst, waarbij NDC-IT beheersdiensten zou leveren. In de loop van de samenwerking ontstonden klachten bij I&DT over de kwaliteit van de dienstverlening door NDC-IT. NDC-IT heeft de samenwerking opgezegd, waarna I&DT stelde dat NDC-IT tekort was geschoten in haar verplichtingen. De samenwerking is uiteindelijk per 1 december 2022 beëindigd. I&DT vordert in deze procedure onder andere terugbetaling van facturen, schadevergoeding, terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen en een boete wegens schending van de geheimhouding. Daarnaast vorderde I&DT dat NDC-IT zou worden verplicht om back-updiensten te staken en alle data te vernietigen. NDC-IT stelde in reconventie een vordering in tot betaling van openstaande facturen voor geleverde diensten, Office365-licenties, incidentele werkzaamheden en leasekosten.
Uitspraak ingezonden door Thomas Kriense, Guldemond Advocaten.
Hof bevestigt dat verzameling van productgegevens door Tracpartz geen databank vormt
Hof Arnhem-Leeuwarden 22 april 2025, IEF 22663, IT 4841; ECLI:NL:GHARL:2025:2565 (Tracpartz tegen Snel Parts). Beide partijen zijn actief op de onderdelen markt voor mini-tractoren en verkopen hun goederen online via een webwinkel. Tracpartz trachtte het haar concurrent ervan te weerhouden zogenaamde technische compatibiliteitsinformatie over onderdelen van minitractoren te gebruiken. Tracpartz stelde dat zij exclusieve rechten had op deze gegevens, omdat ze naar eigen zeggen aanzienlijke investeringen had gedaan om ze te verzamelen. Ze noemde deze gegevens haar "bijzondere productinformatie" en was van mening dat dit databankrechtelijke bescherming geniet. Volgens Snel Parts draaide het hier niet om een beschermde databank, maar simpelweg om informatie die vrij beschikbaar is en waar elke concurrent gebruik van mag maken om klanten beter te bedienen. Het hof gaf Snel Parts gelijk. Belangrijk is de constatering dat databankbescherming alleen geldt als de investering specifiek gericht is op het creëren van een databank—dus op de opslag, controle en verwerking van gegevens—en niet op commerciële activiteiten zoals het verzamelen van productkennis voor verkoopdoeleinden. Het feit dat Tracpartz veel tijd en moeite besteedde aan het verkrijgen van technische informatie betekende nog niet dat zij een juridisch beschermde databank had. Daarnaast benadrukte het hof dat het overnemen van vrij beschikbare, feitelijke informatie door concurrenten in beginsel geoorloofd is, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden zoals het omzeilen van technische beveiligingen, iets wat hier niet aan de orde was. De rechtbank had dit in eerste aanleg al helder vastgesteld en het hof bevestigde deze uitspraak [zie IEF 21882].
Rechtbank beslist tot deskundigenonderzoek in auteursrechtelijk geschil Pictoright/Meta

Rb. Amsterdam 16 april 2025, IEF 22672; IT 4846; ECLI:NL:RBAMS:2025:2401 (Pictoright c.s. tegen Meta). Pictoright c.s. vorderen onder meer een verklaring voor recht dat Meta zonder toestemming inbreuk heeft gemaakt op het Pictoright-repertoire, zonder zich naar beste vermogen te hebben ingespannen om toestemming te verkrijgen, en vorderen schadevergoeding. In het tussenvonnis van 20 november 2024 [zie:IEF 22394] heeft de rechtbank geoordeeld dat Meta kwalificeert als aanbieder van een online dienst voor het delen van inhoud in de zin van artikel 29c Auteurswet en artikel 17 DSM-richtlijn. Of Meta zich voldoende had ingespannen om toestemming te verkrijgen kon toen nog niet worden beoordeeld. Meta werd opgedragen haar methode voor het bepalen van de economische waarde van het gebruik van het Pictoright-repertoire toe te lichten. De rechtbank stelt vast dat Meta geen concreet aanbod heeft gedaan aan Pictoright. De onderhandelingen zijn in een impasse geraakt. Pictoright heeft wel een concreet aanbod gedaan, dat Meta mocht afwijzen. Meta stelt dat zij geen bod kon doen omdat Pictoright geen representatieve hoeveelheid referentiebestanden heeft verstrekt. De rechtbank oordeelt dat Pictoright daartoe niet verplicht was, nu de betrouwbaarheid van de voorgestelde data discovery van Meta nog niet vaststaat. Daarom kan Meta Pictoright niet verwijten dat zij nog geen bod heeft gedaan.
Vorderingen in WAMCA-zaak tegen de NZa afgewezen: antwoorden op HoNOS+-vragenlijsten zijn geen persoonsgegevens
Rb. Midden-Nederland 23 april 2025, IT 4845, LSR 2291; ECLI:NL:RBMNE:2025:1760 (Eisers tegen de Nederlandse Zorgautoriteit). WAMCA-zaak. Eisers bestaan uit individuele eisende cliënten en behandelaren en belangenorganisaties (hierna: eisers). De zaak gaat over de vraag of het opvragen van HoNOS+-gegevens en de verwerking daarvan door de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: de NZa) in strijd is met de AVG. De HoNOS+-vragenlijst bevat negentien vragen over de sociale en psychische problematiek bij cliënten. Behandelaren in de GGZ moesten deze in 2023 eenmalig over hun cliënten aanleveren bij de NZa. Eisers vinden dat de HoNOS+-gegevens persoonsgegevens bevatten en dat het opvragen en verwerken daarvan door de NZa in strijd is met de artikelen 5 en 6 AVG. Ook menen zij dat de NZa een ernstige inbreuk maakt op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van cliënten in de GGZ. Eisers willen daarom dat de rechtbank voor recht verklaart dat de regeling in strijd is met hoger recht en onrechtmatig is tegenover alle cliënten in de GGZ- en GGZ-beroepsbeoefenaren. Zij eisen verder dat het de NZa wordt verboden om de HoNOS+-gegevens in de toekomst op te vragen en te verwerken. Zij vorderen ook een gebod voor de NZa om de opgevraagde en verwerkte gegevens te vernietigen. De NZa betwist dat zij handelt in strijd met het recht en bepleit afwijzing van de vorderingen.
ICS heeft aan AVG verplichtingen voldaan
Hof Amsterdam 1 april 2025, IT 4844; ECLI:NL:GHAMS:2025:852 (Appellant tegen ICS). Appellant dient een aanvraag voor een tweede creditcard in die door International Card Services (hierna: ICS) wordt afgewezen, omdat haar beleid de totale kredietruimte maximeert op de kredietruimte die appellant op zijn eerste kaart al had. Na verlaging daarvan blijft het totaal onder het maximum en wordt de tweede kaart alsnog verleend. Appellant vreest voor negatieve consequenties van de eerdere afwijzing voor toekomstige financiële transacties en vraagt een AVG-inzage bij ICS. In eerste aanleg vorderde appellant om ICS te bevelen een volledige en correcte inzage te geven van de in het verzoekschrift vermelde persoonsgegevens. De beslissing over de aanvraag was niet volledig geautomatiseerd: uit de latere acceptatie na verlaging van de bestedingslimiet blijkt dat een menselijke beoordeling doorslaggevend was. De verwijzing naar het aanvraagformulier, waarin volgens appellant anders zou staan, werd gepasseerd omdat daaruit geen volledig geautomatiseerde besluitvorming blijkt. Appellant voert in hoger beroep vier grieven aan.
Lasterlijke uitlatingen via WhatsApp-status, vordering tot rectificatie gedeeltelijk toegewezen
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao 10 februari 2025, IT 4843, IEF 22670; ECLI:NL:OGEAC:2025:41 (Eiseres 2 tegen gedaagde). Eiseres 2 is advocaat en mediator in Curaçao. Gedaagde is een voormalig cliënt van eiseres 2. Oud-collega en vriend van gedaagde, Van Gils, verweer eiseres 2 naar haar door. Eiseres 2 en gedaagde hebben een intakegesprek gehad van ruim een uur. Hiervoor betaalde gedaagde NAF 400,00. Gedaagde heeft voor verdere advisering een voorschot van NAF 3.000,00 betaald. Een tweede gesprek heeft echter niet plaatsgevonden, doordat gedaagde de gemaakte afspraken telkens annuleerde. Gedaagde heeft daarna, in strijd met de waarheid, aan Van Gils gesteld dat zij voor het eerste gesprek een bedrag van NAF 900,00 heeft betaald en vervolgens een bedrag van NAF 4.000,00 als voorschot. Eiseres 2 liet gedaagde daarop via haar gemachtigde sommeren om een rectificatie te sturen aan Van Gils met excuses en erkenning van de onjuiste uitlatingen. Gedaagde voldeed niet aan de sommatie; in plaats daarvan plaatste zij een deel van de sommatiebrief op haar Whatsapp-status, met daarbij opnieuw beschuldigingen richting eiseres 2, onder meer dat zij een bedrieger zou zijn.
Eerste DMA-boetes: Europese Commissie beboet Apple en Meta voor inbreuken op Digital Markets Act
De Europese Commissie heeft voor het eerst handhavend opgetreden onder de Digital Markets Act (DMA). Apple en Meta krijgen gezamenlijk voor 700 miljoen euro aan boetes opgelegd wegens niet-naleving van de nieuwe regels die machtsmisbruik door zogeheten 'poortwachters' moeten tegengaan. Apple wordt aangeslagen voor 500 miljoen euro, Meta voor 200 miljoen. De sanctie voor Apple volgt uit diens beperkingen aan appontwikkelaars in de App Store. De Commissie verwijt Apple dat het ontwikkelaars belemmert om gebruikers te informeren over goedkopere alternatieven buiten het Apple-ecosysteem. Daarmee frustreert het bedrijf volgens Brussel de vrije keuze van consumenten en de toegang van concurrenten tot eindgebruikers. Deze zogenoemde 'anti-steering'-bepalingen zijn expliciet verboden onder artikel 5, lid 4, van de DMA. Volgens de Commissie biedt Apple onvoldoende objectieve rechtvaardiging voor de beperkingen. Zowel technisch als contractueel verhindert het concern appaanbieders om prijsinformatie over externe diensten te communiceren, laat staan om gebruikers daadwerkelijk daarheen te sturen. De Commissie oordeelt dat dit gedrag de mededinging op digitale markten substantieel schaadt en legt Apple op om deze praktijken binnen zestig dagen te staken.
Geluidsopname niet meegewogen in wrakingsverzoek wegens bescherming privacy en portretrecht, verzoek afgewezen

RvS 28 maart 2025, IEF 22665, IT&R 4839; ECLI:NL:RVS:2025:1325 (Verzoeker tegen staatsraden). Wraking. Procesrecht. Op 28 februari 2025 heeft [verzoeker] voor de derde keer een wrakingsverzoek ingediend tegen staatsraden den Ouden, den Heyer en Drop, als leden van de meervoudige kamer belast met de behandeling van zijn beroepszaak. Hij stelt dat de staatsraden partijdig zijn en dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gehad zijn standpunten te bespreken. Zo was er maar één uur voor de zitting uitgetrokken, te kort voor de complexiteit van zijn zaak. Hij heeft zijn beroepsgronden onvoldoende kunnen bespreken, niet kunnen reageren op onjuiste beweringen van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, en de voorzitter stelde suggestieve vragen zonder het college kritisch te bevragen. Ook verwijt hij de voorzitter vooringenomenheid vanwege het weigeren van getuigen, terwijl hij in zijn slotwoord argumenten wilde aandragen die daartoe aanleiding konden geven.