Opheffing bankbeslag in geschil over merkinbreuk en GPL-compliance bij WordPress-plug-ins

Vzr. Rb. Amsterdam 22 oktober 2024, IEF 22399, IT 4687; ECLI:NL:RBAMS:2204:6398 (eiser tegen Automattic) Eiser biedt via zijn website open source WordPress-thema's en plug-ins aan. De website heeft een zoekfunctie en wanneer daar op “Woo”, “WooCommerce” of “WordPress” wordt gezocht, worden als resultaten plug-ins getoond die geschikt zijn voor gebruik met de WooCommerce- respectievelijk WordPress-software. Automattic Inc. en WooCommerce Inc. stellen dat eiser hiermee hun merkrechten schendt en de voorwaarden van de GNU General Public License (GPLv2) overtreedt. Op 4 september 2024 heeft Automattic bij de voorzieningenrechter van de rechtbank in Rotterdam een verzoekschrift op de voet van artikel 1019e Rv ingediend, waarin zij het standpunt inneemt dat eiser inbreuk maakt op hun merkrechten en auteursrechten en dat zij daarnaast ook contractuele bepalingen schendt. Op 5 september heeft Automattic verlof gekregen om conservatoir beslag ten laste van eiser te leggen. In dit kort geding vordert eiser opheffing van de conservatoire beslagen.
Ordemaatregel om crypto-account te bevriezen

Rb. Amsterdam 26 september 2024, IT 4686; ECLI:NL:RBAMS:2024:6472 (eisers tegen gedaagde en Payward) Eisers zijn slachtoffer geworden van een beleggingsfraude die is gepleegd door gedaagde. Zij dachten obligaties te kopen via een account van een investment firma maar dit account bleek nep te zijn. Deze gelden zijn door gedaagde ondergebracht in een crypto-account bij Payward. Eisers hebben bij verstek hun kosten en de rente gevorderd, welke zijn toegewezen door de rechtbank Midden-Nederland en de rechtbank Amsterdam. Tegen deze vonnissen is geen verzet ingesteld door gedaagde, maar eisers hebben de betalingen niet ontvangen. Hierdoor stellen eisers dat zij recht hebben op en belang hebben bij een ordemaatregel die ertoe strekt het account van gedaagde bij Payward te bevriezen.
Minister onvoldoende motivatie gegeven voor afwijzing inzageverzoek FSV

Rb. Rotterdam 6 november 2024, IT 4688; ECLI:NL:RBROT:2024:10919 (Eiseres tegen minister van Financiën) Eiseres heeft de minister verzocht om inzage in haar persoonsgegevens in FSV. De minister heeft dit verzoek aangemerkt als een AVG-verzoek en heeft het afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, en dit bezwaar is gegrond verklaard door de minister. Daarbij heeft hij gesteld dat gegevens in principe moeten worden verstrekt bij een inzageverzoek, maar dat er in dit geval sprake is van een uitzonderingsgrond waardoor hij heeft afgezien van inzage in een aantal gegevens. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Conlcusie AG over grootschalige marktplaatsoplichtingen

HR AG 5 november 2024, IT 4680; ECLI:NL:PHR:2024:1170 (Conclusie AG Hoge Raad) Strafrecht. Verdachte is door het hof veroordeeld wegens het medeplegen van oplichting, het medeplegen van een poging tot oplichting en het als leider deelnemen aan een criminele organisatie. Dit gebeurde door middel van het plaatsen van nepadvertenties op Marktplaats. Verdachte heeft twee klachten ingediend tegen deze veroordeling.
Gemeente moet concessieopdracht voor lichtmastreclames Europees aanbesteden

Rb. Midden-Nederland 18 oktober 2024, IT 4685; ECLI:NL:RBMNE:2024:5923 (eiseres tegen Gemeente Hilversum) Gemeente Hilversum had gekozen voor een nationale openbare aanbestedingsprocedure, terwijl eiseres stelde dat de opdracht Europees had moeten worden aanbesteed vanwege de geraamde waarde van de concessieopdracht. De geraamde waarde van de opdracht, berekend op basis van het aantal lichtmastreclames en reclameplaten, overschreed de drempelwaarde van € 5.538.000,00, wat een Europese aanbesteding verplicht maakte. De voorzieningenrechter oordeelt dat Gemeente Hilversum de waarde van de concessieopdracht onjuist had geraamd door uit te gaan van een te laag aantal lichtmastreclames en een te lage advertentieprijs. De juiste berekening, met een maximumaantal van 200 lichtmastreclames en een advertentieprijs van € 1.800,00, resulteert in een waarde die de drempelwaarde overschrijdt. Hierdoor moet de opdracht Europees worden aanbesteed. De voorzieningenrechter verbiedt Gemeente om Hilversum de opdracht definitief aan de tussenkomende partij te gunnen en beveelt intrekking van de gunningsbeslissing.
Hof geeft verduidelijking over niet-verplichte persoonsgegevens

HvJ EU 4 oktober 2024, IT 4684; ECLI:EU:C:2024:827 (Agentsia po vpisvaniyata) OL heeft het Bulgaarse agentschap voor registraties verzocht om verwijdering van haar naam, voornaam, identificatienummer, gegevens van haar identiteitskaart, adres en handtekening uit een vennootschapsovereenkomst. Het agentschap verwijderde uiteindelijk alleen haar identificatienummer, identiteitskaartgegevens en adres. De rechter in eerste aanleg oordeelde dat het agentschap OL's recht op gegevenswissing had geschonden en kende haar een schadevergoeding toe. Het Hof oordeelt dat artikel 21 lid 2 Richtlijn 2017/1132 geen verplichting oplegt aan lidstaten om de openbaarmaking van niet-verplichte persoonsgegevens toe te staan. Het Hof oordeelt verder dat het agentschap in dit geval zowel ontvanger als verwerkingsverantwoordelijke is van de persoonsgegevens in de zin van de AVG. Dit betekent dat het agentschap verantwoordelijk is voor de naleving van de AVG, inclusief het recht op gegevenswissing. Het Hof concludeert dat de Bulgaarse regeling, die de afwijzing van een verzoek tot verwijdering van niet-verplichte persoonsgegevens toestaat als er geen afschrift is verstrekt waarin die gegevens onleesbaar zijn gemaakt, in strijd is met Richtlijn 2017/1132 en artikel 17 AVG. Bovendien oordeelt het Hof dat een handgeschreven handtekening een persoonsgegeven is in de zin van de AVG. Tot slot bevestigt het Hof dat zelfs een kortstondig verlies van controle over persoonsgegevens immateriële schade kan opleveren in de zin van artikel 82 lid 1 AVG.
Uitspraak ingezonden door Marije van der Jagt, Griffiths Advocaten, en Thijs van Aerde, NautaDutilh.
Meta mogelijk schadeplichtig wegens tekortschietende licentieonderhandelingen met Pictoright

Rb. Amsterdam 20 november 2024, IEF 22394, IT 4683; ECLI:NL:RBAMS:2024:6885 (Pictoright tegen Meta). De Rechtbank Amsterdam beoordeelt in dit tussenvonnis de inspanningen van Meta om een licentieovereenkomst met Pictoright te sluiten. Pictoright, een auteursrechtenorganisatie die de rechten van visuele makers beheert, stelt dat Meta auteursrechten van haar leden schendt door hun werken zonder toestemming op Facebook en Instagram te exploiteren. Pictoright eist een verklaring voor recht dat Meta schadeplichtig is en een passende licentievergoeding moet betalen. De rechtbank concludeert dat zowel Facebook als Instagram kwalificeren als online diensten voor het delen van inhoud in de zin van artikel 29c Auteurswet (Aw). Deze platforms richten zich op het opslaan en toegankelijk maken van een grote hoeveelheid door gebruikers aangeboden werken van letterkunde, wetenschap of kunst voor het publiek. Hierbij ordenen en promoten zij deze werken met een winstoogmerk. Door deze kwalificatie moet de rechtbank bepalen of Meta zich naar beste vermogen heeft ingespannen om een licentieovereenkomst met Pictoright te sluiten. Meta stelt voor om de economische waarde van het Pictoright-repertoire vast te stellen via een Data Discovery-methode. Pictoright betwist echter de betrouwbaarheid van deze methode en weigert verdere medewerking.
Laatste plekken: Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht op woensdag 27 november 2024

Aanstaande woensdag 27 november vindt de najaarseditie van de Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht plaats. Er zijn nog een aantal plekken beschikbaar. Tijdens deze middag praten we u bij over de laatste ontwikkelingen binnen deze rechtsgebieden. We doen dit samen met Tobias Cohen Jehoram (De Brauw Blackstone Westbroek), Jesse Hofhuis (AC&R) en Joris van Manen (HOYNG ROKH MONEGIER). Aanmelden kan alleen vandaag en morgen nog! Nog een reden om deze lunch niet te missen: Bij deelname aan de Jurisprudentielunch van 27 november ontvangt u de nieuwe uitgave van Merkenrechtspraak HvJ EU van Dirk Visser. Dit boek bevat een verzameling van samenvattingen van de belangrijkste beslissingen van het HvJ EU, het Benelux Gerechtshof en het EFTA-Hof op het gebied van het merkenrecht.
Bewijsopdracht voor gewijzigde scope en levering connectoren

Rb. Oost-Brabant 13 november 2024, IT 4717; ECLI:NL:RBOBR:2024:5465 (Databalk tegen Loxodon) Loxodon is in geschil met Databalk over de uitvoering van een project voor het koppelen van het IRIS CRM-systeem met het SAP ERP-systeem van SWL. Loxodon zou connectoren bouwen om data tussen de systemen te laten communiceren. Er ontstond een geschil over de omvang van de opdracht en of Loxodon de afgesproken connectoren correct en op tijd had geleverd. Databalk stelde dat Loxodon tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst en ontbond de overeenkomst.Loxodon betwistte de tekortkoming en stelde dat Databalk de afgesproken facturen niet had betaald. De rechtbank oordeelt dat zowel Loxodon als Databalk bewijs moeten leveren voor hun respectieve stellingen. Loxodon moet bewijzen dat de scope van de opdracht is gewijzigd naar de levering van 15 connectoren, terwijl Databalk moet aantonen dat Loxodon de overeengekomen connectoren niet of niet volledig werkend heeft opgeleverd. De rechtbank benadrukt dat de goedkeuring door SWL en de communicatie tussen de partijen cruciaal zijn voor de beoordeling. De zaak wordt aangehouden om beide partijen de gelegenheid te geven hun bewijs te leveren.
Geen overeenkomst tot stand gekomen

Hof Den Haag 3 september 2024, IT 4713; ECLI:NL:GHDHA:2024:2084 (Mediagarant tegen de vof) Mediagarant heeft een overeenkomst gesloten met een kleine zorgonderneming, de vof, voor het leveren van marketingdiensten. Mediagarant stelt dat de vof de overeenkomst heeft geactiveerd door op een online button te klikken, waarna een factuur van € 3.630 werd verstuurd. De vof betwist de overeenkomst en stelt dat er geen wil was om de overeenkomst aan te gaan, en dat zij meerdere keren heeft aangegeven geen gebruik te willen maken van de diensten. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst niet tot stand was gekomen en wees de vorderingen van Mediagarant af. Het hof oordeelt dat de overeenkomst tussen Mediagarant en de vof niet tot stand is gekomen omdat de wil van de vof om de overeenkomst aan te gaan ontbrak. Het hof stelt dat Mediagarant niet gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de totstandkoming van de overeenkomst, gezien de omstandigheden waaronder de button werd aangeklikt. Het hof vindt dat de bestelprocedure niet voldoende duidelijk maakte dat een bindende overeenkomst werd aangegaan. Daarnaast is vastgesteld dat de vof meerdere keren heeft aangegeven geen gebruik te willen maken van de diensten van Mediagarant.