IT 4863
16 mei 2025
Uitspraak

Vorderingen tot afgifte en inzage bewijsbeslag afgewezen wegens ontbreken spoedeisend en rechtmatig belang

 
IT 4862
16 mei 2025
Uitspraak

Afwijzing herhaald inzageverzoek FSV gegevens terecht, geen nieuwe feiten of omstandigheden vastgesteld

 
IT 4858
15 mei 2025
Uitspraak

Voorzieningenrechter fluit Booking terug na voortijdige beëindiging samenwerking met Zwitserse verhuurder SHA

 
IT 310

Pauzepraat in cassatie

Hoge Raad, 8 april 2011, LJN: BP6165, Pretium Telecom B.V. tegen de TROS

Mediarecht. Het recht op eerbieding van de goede naam tegenover de vrijheid van meningsuiting. Bij beantwoording van de vraag welk van deze rechten in dit geval dient te prevaleren heeft het Hof de in onderling verband te beschouwen omstandigheden in aanmerking genomen en hiermee de juiste maatstaf aangelegd (r.o. 3.3.1). Onrechtmatige daad. Journalistieke maatstaf geen rechtens criterium maar mee te wegen omstandigheid die niet doorslaggevend hoeft te zijn (r.o. 3.3.2).

Ook voor de beantwoording van de vraag of het gebruik door een journalist van een verborgen camera in het kader van zijn onderzoek naar een maatschappelijke misstand en het publiceren van het met die camera verkregen beeldmateriaal onrechtmatig is, komt het aan op een afweging van de daarbij betrokken belangen en omstandigheden. Dat naar journalistieke maatstaven, zoals neergelegd in punt 2.1.6 van de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek, het gebruik van verborgen opnameapparatuur in beginsel niet toelaatbaar is "(.......)", is in het kader van de genoemde, door de rechter te verrichten afweging geen rechtens aan te leggen criterium maar een omstandigheid die weliswaar in de regel gewicht in de schaal zal leggen maar niet doorslaggevend behoeft te zijn.

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf).

Vzr. te 's-Gravenhage 13 februari 2009 LJN BH2777 (16 februari 2009 - IEF 7576 'Pauzepraat')
Gerechtshof te 's-Gravenhage 21 juli 2009 LJN BJ3772 (27 juli 2009 - IEF 8086 'Pauzepraat in hoger beroep')
De Leidraad van de Raad voor de Journalistiek hier

Art. 139f Sr,  6:162 BW, artt. 8, 10 EVRM, 419 lid 3 Rv

IT 565

BSN verzameld door PVV

Antwoord vragen van het lid Schouw over het bericht ‘PVV verzamelt privé-gegevens journalisten’ Aanhangsel Handelingen II 2011-2012, 505.

1 Bent u bekend met het bericht dat de Partij Voor de Vrijheid van journalisten – in opdracht van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Bescherming (DKDB) – het Burgerservicenummer (BSN) zou vragen als vereiste voor het bijwonen van persconferenties?

Het is juist dat de PVV op verzoek van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Bescherming (DKDB) van het Korps Landelijke Politiediensten gegevens vraagt aan bezoekers van bijeenkomsten. Het gaat daarbij om partijbijeenkomsten en persconferenties, waarbij toegangscontrole is in verband met de beveiliging van de heer Wilders.

Bij bewaken en beveiligen staat het veilig en ongestoord functioneren van de te beveiligen persoon voorop. Bij een publiek optreden van de te beveiligen persoon in een afgesloten gebied of ruimte kunnen door bepaalde vormen van toegangscontrole, waaronder een screening vooraf van de deelnemers, eventuele veiligheidsrisico’s eerder in beeld worden gebracht zodat kan worden gezorgd voor een maximale bewegingsvrijheid van de heer Wilders. Om deze reden zijn persoonsgegevens van bezoekers noodzakelijk. Indien er op basis van naslag van deze persoonsgegevens sprake is van een mogelijk risico voor de veiligheid van de heer Wilders, dan adviseert de DKDB aan de PVV de betrokken bezoeker niet toe te laten. Er worden daarbij geen nadere gegevens over de betrokken persoon verstrekt. Het is vervolgens aan de partij om de bezoeker wel of niet uit te nodigen.

In artikel 2, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) is bepaald dat die wet niet van toepassing is bij de uitvoering van de politietaak. Onder de politietaak wordt ook het waken voor de veiligheid van personen begrepen.

Het BSN is een doelmatig middel om de verstrekte gegevens te verifiëren. De DKDB als onderdeel van de politie is bevoegd dat nummer te gebruiken (artikel 10 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer).

De gegevens werden via de PVV opgevraagd omdat dit de meest doelmatige manier is voor alle betrokken partijen: zowel voor de deelnemer, als voor de organisator en de DKDB. Voor de goede orde wil ik nog benadrukken dat de betrokkenen de gegevens vrijwillig verstrekken.

Inmiddels heb ik er voor gekozen dat er voortaan geen Burgerservicenummers meer via de PVV worden opgevraagd, maar zal ik samen met de DKDB een meer transparante werkwijze opstellen.

IT 564

Sourcingcontract volledig vertaald

De Modelsourcingovereenkomst van Platform Outsourcing Nederland is nu geheel in het Engels vertaald. Eerder verscheen al een deels vertaalde versie, maar daarin waren de voetnoten en toelichting niet vertaald. Dat is nu wel het geval. U vindt het contract hier. Overigens wordt de Nederlandse versie van het model besproken in de meest recente aflevering van Computerrecht.

IT 563

Eindejaars IT-evenementen

Test & Acceptatie van Software: Juridische aspecten; Utrecht, 10 november 18:30 - 21:45

Op 10 november 2011 organiseert de Afdeling IT-recht van het Ngi i.s.m. de Nederlandse Vereniging van Informaticadeskundigen, NVBI, een bijeenkomst voor alle NGI-leden met als onderwerp “test en acceptatie van software”. In deze sessie wordt het onderwerp door twee sprekers benaderd vanuit twee verschillende invalshoeken. Enerzijds de testspecialist en anderzijds de IT-jurist. Aan de orde komen onder meer: de gevolgen van het ontbreken van voldoende inzichtelijke requirements, acceptatieprotocollen, de (wenselijke) rol van de afnemer bij test en acceptatie, de implicaties van onvoldoende betrokkenheid van afnemer en gebruikers, testen en aansprakelijkheid, de contractuele aspecten van het testen de rechtsgevolgen van acceptatie en geschillen. Lees het programma en aanmelden hier.

Jurisprudentiedag ICT & Recht 2011, Olympisch Stadion Amsterdam, 24 november 12:30 - 19:00

ICT Recht voor de commerciële praktijk Tijdens de Jurisprudentiedag ICT & Recht 2011 wordt u binnen 1 dag bijgepraat over alle actuele jurisprudentie binnen ICT-recht.

 

Als juridisch expert op het raakvlak van ICT, internet en recht moet u uiteraard op de hoogte zijn van alle actuele en belangrijkste uitspraken van het Europese Hof van Justitie, de Hoge Raad en lagere rechterlijke instanties. Lees het programma en aanmelden hier

IT 562

Geen transmissie door of met de link

Rechtbank 's-Gravenhage 2 november 2011, HA ZA 10-1233 (Real Networks Inc. tegen X)

Met gelijktijdige dank aan Douglas Mensink, MICTA BV.

In navolging van IEF 10109. Uitgebreid vonnis. Auteursrecht. Geen openbaarmaking middels een link. Geen beroep op 26d Aw, omdat X niet als tussenpersoon kan worden beschouwd. Geen onrechtmatige daad, omdat er geen sprake is van structureel en doelbewust downloaden wordt gefaciliteerd. Geen merkinbreuk, onvoldoende gesubstantieerd noch onderbouwd. Proceskosten ex 1019h Rv en de afspraak is gemaakt deze vast te stellen op ¤48.000 dit omvat eveneens de proceskosten onrechtmatige daad volgens het liquidatietarief.

Feitenschets: Na een ex parte beschikking (15 februari 2010) waarin de voorzieningenrechter oordeelt dat voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat [X] Real Alternative aanbiedt en dat Real Alternative verveelvoudigingen bevat van software waarop auteursrechten van Real Networks rusten en dat [X] door het aanbieden van Real Alternative inbreuk maakt op de auteursrechten van Real Networks. Voorts heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de gestelde merkinbreuk niet voldoet aan de hoge eisen die ten aanzien van een ex parte bevel moeten worden gesteld aan de aannemelijkheid van de inbreuk. De voorzieningenrecher heeft [X] bevolen de openbaarmaking van Real Alternative te staken onder verbeurte van een dwangsom en heeft Real Networks verlof verleend om conservatoir beslag te leggen onder [X] op alle gegevensdragers waarop Real Alternative zich bevindt en om conservatoir bewijsbeslag tot afgifte te leggen op alle schriftelijke en elektronische documenten waaruit de omvang van de inbreuk blijkt. Voorts heeft de voorzieningenrechter [Z] aangewezen als gerechtelijk bewaarder van de in beslag te nemen gegevensdragers en documenten.

4.11. Aldus dient de rechtbank te beoordelen of [X] met het aanbieden op zijn website https://codecpack.nl van een link naar Real Alternative op de server van Freenet, het bestand Real Alternative heeft openbaar gemaakt dan wel heeft verveelvoudigd.

Primair 45i Aw: 4.29. Naar het oordeel van de rechtbank is van verveelvoudigen door [X] van Real Alternative als bedoeld in artikel 45i Aw geen sprake. Anders dan Real Networks stelt, vond de transmissie van Real Alternative niet plaats door of met de link van [X]. De link van [X] wees de gebruiker de weg naar de server van Freenet waarop Real Alternative stond. De transmissie van Real Alternative vond plaats van de server van Freenet naar de computer van de gebruiker. In die omstandigheden verrichtte [X] geen verveelvoudigingshandelingen.

Subsidiair 26d Aw: 4.34. Naar het oordeel van de rechtbank faalt het beroep op artikel 26d Aw alleen al omdat [X] niet kan worden beschouwd als een tussenpersoon wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op het auteursrecht te maken. [X] bood op zijn website https://codecpack.nl een link aan naar Real Alternative op de server van Freenet. Voor zover het uploaden van Real Alternative op de server van Freenet en het vervolgens downloaden van Real Alternative door derden van de server van Freenet kwalificeert als inbreuk op de auteursrechten van Real Networks, gebeurde dit zonder tussenkomst van de link van [X]. Dat gebruikers het bestand Real Alternative via de link konden vinden, betekent nog niet dat (het aanbieden van) de link in de hiervoor bedoelde zin wordt gebruikt om Real Alternative van de server van Freenet te downloaden. Hoe het verstrekken van informatie over codecs er toe kan leiden dat [X] dient te worden beschouwd als een tussenpersoon in de zin van artikel 26d Aw vermag de rechtbank niet in te zien.

Subsidiair: onrechtmatige daad 
4.41. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [X] niet structureel doelbewust het downloaden van het inbreukmakende Real Alternative heeft gefaciliteerd en dat [X] niet onrechtmatig jegens Real Networks heeft gehandeld.

Merkinbreuk 
4.44. De merkenrechtelijke grondslag van de vorderingen is door Real Networks onvoldoende gesubstantieerd. Real Networks heeft gesteld noch onderbouwd dat sprake is van gebruik door [X] van de tekens REAL, REALPLAYER, REALAUDIO en REALMEDIA in het economisch verkeer hetgeen ingevolge artikel 9 lid 1 GMVo wel is vereist. De vorderingen stranden reeds om die reden.

IT 561

Geen schotelverbod

Rechtbank 's-Hertogenbosch 26 oktober 2011, LJN BU2938 (Rihend verhuur b.v. tegen gedaagde)

Als randvermelding: Contractrecht. Vrijheid van ontvangst van tv-uitzendingen. Rihend is eigenares van Chalet Park Dennenoord, gedaagde heeft een kavel gekocht en de Algemene Voorwaarden zijn van toepassing, waarin is opgenomen dat het verboden is antennes of schotels te plaatsen. Art. 10 EVRM Vrijheid van ontvangst van televisieuitzendingen. Schotelverbod (en afspraak tot verwijderen) in casu in strijd met EVRM.

4.1.7.  Uit het bovenstaande volgt dat de door Rihend aangevoerde belangen ter rechtvaardiging van het antenneverbod in het Parkreglement onvoldoende zwaarwegend zijn om een beperking van de vrijheid van nieuwsgaring als gewaarborgd door artikel 10 EVRM te kunnen rechtvaardigen. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat ook de bescherming van derden niet een dergelijke rechtvaardiging met zich kan brengen, nu gesteld noch aannemelijk is geworden dat de schotelantenne van [gedaagden] gevaar voor derden oplevert. Daarbij verdient aantekening dat – anders dan in het vonnis van de rechtbank Dordrecht, waarnaar tijdens de comparitie van de partijen door Rihend was verwezen – Rihend ook niet als opstaleigenaar aansprakelijk is voor eventuele schade die andere bewoners kunnen ondervinden als gevolg van een gebrekkig geplaatste schotel, nu [gedaagden] geen huurder maar eigenaar van de kavel en de daarop geplaatste opstallen is.

4.1.6. Rihend heeft verder slechts nog aangevoerd dat schotelantennes een ontsierend karakter hebben. Rihend heeft evenwel nagelaten deze stelling nader te onderbouwen. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden deze zuiver esthetische belangen van onvoldoende gewicht zijn om een inbreuk op de vrije nieuwsgaring te kunnen rechtvaardigen, gezien de strenge eisen die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens daaraan stelt.

Afspraak tot verwijdering van de antenne

4.3. Door Rihend is voorts aangevoerd dat zij met [gedaagden] een afspraak heeft gemaakt over het verwijderen van de schotelantenne vanaf het moment waarop Digitenne beschikbaar zou zijn en dat [gedaagden] deze afspraak heeft geschonden. Door [gedaagden] is gemotiveerd betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt. Rihend, op wie de last rust te bewijzen dat een dergelijke afspraak (ook) met [gedaagden] is gemaakt, heeft aangeboden haar stellingen dienaangaande te bewijzen. De rechtbank passeert dit aanbod evenwel omdat een dergelijke afspraak een (nieuwe) beperking van de vrijheid van nieuwsgaring, als gewaarborgd door artikel 10 EVRM, vormt. Rihend heeft geen andere belangen ter rechtvaardiging van deze beperking aangevoerd dan de reeds eerder genoemde belangen. Deze belangen rechtvaardigen ook deze beperking niet. Ook de – door [gedaagden] betwiste – schending van de afspraak tot verwijdering kan derhalve niet worden aangemerkt als een tekortkoming van [gedaagden].
IT 560

KPN niet schuldig

Antwoord kamervragen Thieme over onwettig gebruik van DPI, Aanhangsel van de Handelingen 1 november 2011, 2011-2012, AH 469

3 Hoe valt het staken van het onderzoek door CIS en politie te rijmen met het feit dat KPN heeft erkend gebruik te maken van de techniek en met het feit dat de OPTA constateert dat telecomproviders mogelijk de wet hebben overtreden en de providers zelf hebben aangegeven gebruik te blijven maken van DPI om het dataverkeer te analyseren?

 

Antwoord 3 en 4 Op 28 juli 2011 heeft het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie geconcludeerd dat een nader strafrechtelijk onderzoek niet in de rede ligt. Het OM heeft vastgesteld dat KPN zich niet schuldig heeft gemaakt aan overtreding van art. 139c Wetboek van Strafrecht (afluisteren/opnemen). Bij de inzet van het DPI-instrument heeft KPN gebruik gemaakt van een configuratie die de inhoudelijke communicatie van klanten versleutelde in een voor mensen niet herkenbare vorm. Hierdoor hebben medewerkers van (of werkend voor) KPN op geen enkele wijze kennis kunnen nemen van de inhoudelijke en vertrouwelijke communicatie van de klanten van KPN. Voor een uitgebreide uitleg over de bevindingen van het onderzoek van het OM verwijs ik naar mijn brief van 13 september 2011 aan uw Kamer heb gestuurd.

Het onderzoek van OPTA, waarnaar in de vraag wordt verwezen, is een voorlopig onderzoek naar het gebruik van DPI door telecomaanbieders. Op basis van deze ‘quick-scan’ concludeert OPTA dat er in dit stadium van het onderzoek op basis van de Telecommunicatiewet geen aanleiding is voor handhavend optreden tegen de onderzochte aanbieders van mobiele netwerken. Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) voert op dit moment een nader onderzoek uit naar de vraag of zich overtredingen van de Wet bescherming persoonsgegevens voordoen of hebben voorgedaan.

4 Is inmiddels bekend wat het oriënterend onderzoek van het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie naar mogelijk strafbare toepassing van de DPI-techniek door telecomproviders heeft opgeleverd? Zo nee, waarom niet en op welke termijn zijn de resultaten te verwachten? Zo ja, zijn de resultaten daarvan van dien aard dat het Openbaar Ministerie (nader) strafrechtelijk onderzoek zal doen?

IT 558

Motie: epd regionaal systeem bottom-up

Kamerstukken II 2011-2012, 27 529, nr. 85 Motie regionale dossiers ICT in de zorg 

 overwegende, de constatering van de Eerste Kamer dat regionale elektronische patiëntendossiers veelal niet voldoen aan de in vigerende wetgeving (BIG, WGBO, WBP) gestelde eisen;

overwegende, de aan de unanieme afwijzing van de systematiek van een landelijk elektronisch patiëntendossier door de Eerste Kamer verbonden voorkeur voor een regionaal systeem dat van onderop is georganiseerd;

verzoekt de regering de regionale dossiers van een wettelijk kader te voorzien en hierbij normen voor inzage en overdracht van gegevens alsmede het toezicht en de handhaving op veiligheid te regelen,

IT 557

Alle gegevens in een database is een document

Gerecht EU 26 oktober 2011 zaak T‑436/09 (Julien Dufour; vergezeld door Denemerken, Finland en Zweden tegen Europese Centrale Bank en de Europese Commissie) alleen franstalig beschikbaar (computervertaling)

Toegang tot documenten. Het begrip documenten omvat dat databanken? Nietigverklaring van het besluit van de Europese Centrale Bank van 2 september 2009 tot weigering om verzoeker toegang te verschaffen tot de databanken op grond waarvan de verslagen over de aanwerving en de mobiliteit van het personeel tussen 1999 en 2009 zijn opgesteld, waarom hij had verzocht in het kader van de voorbereiding van zijn dissertatie, alsmede vordering tot schadevergoeding.

Denemarken stelt dat de databank als zodanig niet een document is zoals bedoelt in de bepalingen over toegang tot documenten in het besluit 2004/258, die hebben slechts betrekking op individuele en bestaande documenten, mits juist gedefinieerd door de verzoekster.

Zweden voegt daaraan toe dat toegang tot gegevens opgeslagen in een database mogelijk moet zijn, gewiste gegevens maken echter geen deel uit van de databank en valt niet onder verzoek tot toegang.

Finland stelt dat bestreden besluit de te smalle definitie van 'record' heeft gebruikt, een combinatie van gegevens die uit een databank kan worden gehaald met behulp van tools valt ook onder de in het verzoek genoemde.

Conclusie: 164     Uit al het voorgaande volgt dat een letterlijke interpretatie van de definitie van "document" in artikel 3 a), van besluit 2004/258, leidt tot de conclusie dat de alle gegevens in een database is een document in de zin van deze bepaling en geen aandacht en geen praktijk van de verschillende documenten ingeroepen door de partijen betwisten deze conclusie.

159     de eerste plaats geen nuttige lessen kunnen worden afgeleid uit elementen die verband houden met het ontstaan ​​van verordening nr. 1049/2001, verhoogd en geproduceerd door de Commissie. Inderdaad, niet alleen die documenten niet specifiek melding van de databases, maar ze hebben betrekking op de definities van het begrip "document" afwijken van de uiteindelijk gekozen en vermeld in artikel 3 a), van verordening nr. 1049/2001.

160     tweede heeft de Commissie het voorstel, vervat in document COM (2008) 229 definitief - 2008/0090 COD, toe te voegen aan deze definitie, een toelichting dat "de gegevens die zijn opgeslagen in de systemen voor de verwerking en zoeksystemen zijn documenten indien zij kunnen worden onttrokken in gedrukte vorm of als een elektronische kopie met de beschikbare hulpmiddelen voor het besturingssysteem "zou, indien aangenomen, in wezen hetzelfde resultaat als overwegingen uiteengezet in de punten 146-153 hierboven. Het kan niet, daarom deze overwegingen vraag, voor zover dat redelijkerwijs zou kunnen zeggen dat het alleen bedoeld is om duidelijk te maken wat er al impliciet, maar noodzakelijk, de huidige formulering van de definitie van " document "in verordening nr. o 1049/2001 en besluit 2004/258. Hetzelfde geldt voor Green Paper van de Commissie die door de ECB (zie paragraaf 79 hierboven), waarin wordt geconstateerd dat de status van de informatie in de databases moeten worden gespecificeerd en wordt voorgesteld een oplossing van in dezelfde richting als de Commissie bovengenoemd voorstel.

161     derde heeft de Commissie verslag uit over de toepassing van de beginselen van de bedoelde verordening van de ECB, alleen om te herhalen, wat betreft de vraag of een database is een "document", zoals gedefinieerd in Verordening nr. 1049/2001, de stelling dat een database niet is een "document" in dat zij geen "documenten". Dit proefschrift is reeds overwogen en verworpen (zie punten 105-118 hierboven).

162     Ten vierde, wat betreft de Ombudsman over geciteerd door de ECB (zie paragraaf 79 hierboven), moet worden opgemerkt dat het verkeerd is dat de ECB zei dat het zou uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat de definitie van "document" in Verordening nr. 1049/2001 bevat geen gegevens in de databases. Het rapport in kwestie, de Ombudsman merkt op dat alleen de gegevens in een database "niet duidelijk binnen het kader" van de bepalingen inzake het recht van toegang van het publiek tot documenten. Hij merkt ook op dat het niet nodig was voor hem, in het kader van de klacht 1693/2005/PB, aangeduid met het Koninkrijk Denemarken en het Koninkrijk Zweden (zie paragraaf 62 hierboven), besluiten om deze kwestie.

163     Het moet dan ook, zien geen argumenten tegen de kwalificatie van alle gegevens in een database document in de zin van artikel 3, a), van besluit 2004/258 niet kan worden afgeleid uit de artikelen 159 tot 162 hierboven.

Conclusie
165     Bovendien is de bevinding dat alle gegevens in een database is een document in de zin van artikel 3, a), van besluit 2004/258 is ook in overeenstemming met de doelstelling van een betere toegang tot documenten van de ECB, vermeld in paragraaf 3 van dat besluit, dat bepaalt dat "[a] een betere toegang tot documenten van de ECB zou moeten worden toegestaan. '

166     In tegenstelling tot de bewering van de ECB (zie paragraaf 66 hierboven), noch het feit dat artikel 255 EG en verordening nr. 1049/2001 niet van toepassing op de ECB, noch "de doelstellingen van het plan name de openbare toegang tot de documentatie van de ECB, "sluit deze interpretatie van artikel 3, a), van besluit 2004/258. Het is waar dat punt 3 van de beschikking, bedoeld in paragraaf 165 hierboven, ook de noodzaak om ervoor te zorgen "om de onafhankelijkheid van de ECB en de nationale centrale banken te beschermen [...] en de vertrouwelijkheid van bepaalde onderwerpen noemt tot uitvoering van de taken van de ECB. " Echter, als deze behoefte kan rechtvaardigen de aanneming van specifieke uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten van de ECB, met name die bedoeld in artikel 4, paragraaf 1, sub a), eerste tot het vierde streepje van Deze beslissing, het niet kan niet een interpretatie van artikel 3, een toelaten), dezelfde beslissing zou in strijd zijn met de formulering ervan. Wat betreft het argument van de ECB uit de niet-toepasselijkheid van artikel 255 EG en verordening nr. 1049/2001, dient te worden opgemerkt, ten eerste dat de conclusie in paragraaf 164 hierboven is gebaseerd de termen die worden gebruikt in artikel 3, a), van besluit 2004/258, zonder enige verwijzing naar artikel 255 EG en verordening nr. 1049/2001, en ​​ten tweede, dat in een gebeurtenis, heeft de ECB zelf opgegroeid in overweging 2 van dat besluit, de gezamenlijke verklaring van verordening nr. 1049/2001, waarin het wordt toegepast "aan andere instellingen en organen van de Unie vast te stellen interne regels inzake openbare toegang tot documenten die de beginselen en beperkingen neergelegd in Verordening reflecteren ", en concludeerde dat" [d] e regeling inzake toegang van het publiek tot documenten van de ECB [...] moet worden herzien dienovereenkomstig ".

167     De conclusie dat alle gegevens in een database is een document in de zin van artikel 3, a), van besluit 2004/258 kan op zichzelf te vinden dat het bestreden besluit is blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en moet worden vernietigd.

168     Inderdaad, zijn de redenen voor het bestreden besluit allemaal gebaseerd op de veronderstelling dat alle gegevens in een database niet is een document in de zin van artikel 3, a), van Besluit 2004 / 258.

IT 556

Toegangskaarten geen dienst

Kantonrechter Rechtbank Amsterdam 2 mei 2011, LJN BU1596 (eiser tegen gedaagde); zojuist gepubliceerd

Als randvermelding, rechtspraak.nl: Doorverkoop van toegangskaarten voor popconcert via internet door professioneel in- en verkoper aan particulier. Consumentenkoop op afstand. Geen sprake van een ‘dienst’ nu er sprake is van de (weder)verkoop van voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk objecten. Wederverkoper heeft verzuimd mede te delen dat de oorspronkelijke verkooporganisatie geen toestemming heeft gegeven voor wederverkoop en daarom de toegang kan weigeren. Daardoor heeft de wederverkoper niet voldaan aan zijn informatieplicht van artikel 7:46c BW. Koopster mocht overeenkomst na ontvangst van de tickets en voor aanvang van het popconcert ontbinden.

6.  Gesteld noch gebleken is dat er sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 7:46i leden 2, 3, 4 en/of 5 BW. In het bijzonder is niet gesteld of gebleken dat de verkoop van tickets als de onderhavige kan worden aangemerkt als een ‘dienst’ nu er sprake is van de verkoop van voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk objecten.

7.  Op grond van artikel 7:46c BW dient [gedaagde] voordat de overeenkomst wordt gesloten aan [eiseres] ‘met alle aan de gebruikte techniek voor communicatie op afstand aangepaste middelen en op duidelijke en begrijpelijke wijze’ ondermeer mede te delen wat de belangrijkste kenmerken zijn van de te verkopen zaak en voorts of de mogelijkheden tot ontbinding overeenkomstig de artikelen 7:46d lid 1 en 7:46e BW van toepassing zijn.

8.  Tussen partijen is onder meer in geschil of door [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst voldoende informatie is verstrekt. Daarbij is van belang dat, blijkens de door [eiseres] overgelegde gegevens over de website van [gedaagde], die in zoverre niet door [gedaagde] zijn betwist, toegangsbewijzen (omschreven als ‘100% Originele tickets’) te koop worden aangeboden.

9.  Gelet op het feit dat [gedaagde] van de oorspronkelijke verkooporganisatie geen toestemming voor wederverkoop had en gelet op de onder 1.4 bedoelde tekst op de tickets, bieden de door [gedaagde] te koop aangeboden tickets geen aanspraak op toegang tot het betreffende concert. Zij bieden slechts een kans op feitelijke toegang, namelijk onder de voorwaarde dat bij de toegangscontrole niet tevens de identiteit van de koper wordt gecontroleerd. Dat betekent dat de koper altijd het risico loopt om – ondanks een veelvoud van de oorspronkelijke prijs te hebben betaald – geen toegang tot het betreffende evenement te verkrijgen.