Later beschikbare functionaliteiten mogen reeds worden betrokken bij inschrijving
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 18 december 2015, IT 1950; ECLI:NL:RBMNE:2015:9066 (Securelink tegen Surfnet)
Aanbesteding ICT. Concurrentiegerichte dialoog. SURFnet is een aanbestedingsprocedure gestart. Na de eerste selectie worden SecureLink en Wentzo, samen met drie anderen, uitgenodigd voor de dialoogfase. SecureLink eindigt als tweede en gaat in bezwaar. Zij vordert dat SURFnet de vergunning intrekt en de inschrijving van Wentzo ongeldig wordt verklaard. De inschrijving zou onrealistisch en daarmee ongeldig zijn. Dat de functionaliteiten pas vanaf 1-1-2016 algemeen beschikbaar zijn en dan pas worden getest staat echter niet aan inschrijving in de weg. SURFnet heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat Wentzo ‘plausibel proof’ heeft verstrekt dat de functionaliteit op die datum beschikbaar zal zijn. Vorderingen worden afgewezen.
4.7. De voorzieningenrechter deelt het standpunt van SURFnet dat het voor een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver helder kon zijn dat met de in het antwoord op vraag 49 genoemde test geen verificatie na voorlopige gunning door middel van de in paragraaf 4.5 beschreven use case wordt bedoeld. Gezien het feit dat de bij inschrijving nog niet beschikbare functionaliteiten pas op 1 januari 2016 algemeen beschikbaar dienen te zijn, ligt het in de rede dat de nog niet beschikbare functionaliteiten pas na die datum worden getest, of zoveel eerder als zij al wel algemeen beschikbaar zijn. In het antwoord op vraag 49 wordt niet vermeld dat de functionaliteiten die ten tijde van de inschrijving nog niet algemeen beschikbaar zijn, al wel zodanig ontwikkeld dienen te zijn dat zij na de voorlopige gunning technisch kunnen worden getest en dat daarvoor in ieder geval een beta-versie beschikbaar dient te zijn. Dit volgt ook niet uit de overige aanbestedingsstukken. Evenmin volgt uit de aanbestedingsstukken dat de in paragraaf 4.5. van de FRfP genoemde verificatie na voorlopige gunning door middel van een use case een technische test met gebruikmaking van een beta-versie van de nog niet beschikbare functionaliteiten dient te omvatten.
4.12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat SURFnet met de toelichting die zij ter zitting heeft gegeven voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Wentzo bij haar inschrijving ‘plausible proof’ heeft verstrekt dat de ontbrekende functionaliteit per 1 januari 2016 beschikbaar zal zijn en dat de informatie die Wentzo in het kader van de verificatie heeft aangeleverd deze ‘plausible proof’ ondersteunt. Er is vooralsnog geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat Wentzo bij haar inschrijving geen correcte informatie over de ontbrekende functionaliteiten aan SURFnet zou hebben verstrekt en dat na de inschrijving sprake is geweest van een niet toegelaten wijziging van de basiselementen van de inschrijving. SecureLink heeft haar stelling dat dit het geval is, niet met concrete gegevens onderbouwd. Gelet hierop is onvoldoende aannemelijk geworden dat de inschrijving van Wentzo ongeldig is.
Contracten. Informatica. Dwaling. Partijen hebben een overeenkomst voor informaticaprestaties gesloten. Proximedia vordert betaling op grond van deze overeenkomst. In eerste aanleg heeft de rechter het beroep van [geïntimeerde] op reflexwerking van de Colportagewet afgewezen. Het beroep op dwaling wordt gehonoreerd. Proximedia betwist dit en gaat in hoger beroep. Volgens haar zijn de afspraken duidelijk weergegeven in de schriftelijke overeenkomst tussen partijen. In de uitspraak van 24 juni biedt het hof Proximedia gelegenheid om te reageren op de stelling dat [geïntimeerde] uitdrukkelijk is medegedeeld dat zij kosteloos de overeenkomst kon beëindigen wanneer zij stopte met haar onderneming. Verdere beslissing wordt aangehouden tot 30 december 2014. Proximedia betwist de voornoemde mededeling te hebben gedaan. [geïntimeerde] stelt dat de overeenkomst die partijen gesloten hebben een andere inhoud heeft gehad. Het hof houdt wederom de beslissing aan in afwachting van bewijslevering door [geïntimeerde] hiervan. Op 22 december 2015 oordeelt het hof in de einduitspraak dat [geïntimeerde] bevoegd was de overeenkomst tussentijds kosteloos te beëindigen vanwege het staken van haar onderneming.
Exploitatieovereenkomst speelautomaten. Twee opeenvolgende exploitatieovereenkomsten voor kansspelautomaten in de Shoarma Grillroom en Café gesloten. De opbrengsten zouden tussen partijen worden verdeeld bij helfte. [geïntimeerde] vordert in eerste aanleg betaling uit hoofde van de exploitatieovereenkomst en de geldleningsovereenkomst, dit wordt toegewezen. [appellanten] betwisten verschuldigdheid van beide bedragen en gaan in hoger beroep. Niet weersproken wordt het gefactureerde bedrag van 350 euro. Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat op [appellanten] de bewijslast rust dat zij dit bedrag hebben voldaan en dat zij dit in eerste aanleg niet hebben bewezen. Wat betref het bestaan van de geldleenovereenkomst slagen [appellanten] wel in het tegenbewijs. Het zou niet gaan om een lening maar net als in de overeenkomst van plaatsingsrecht om een bonus. Het hoger beroep slaagt voor zover dit betrekking heeft op het gevorderde bedrag uit hoofde van de geldlening.
Executiegeschil. Partijen zijn overeengekomen dat TCG de praktijk van geïntimeerde zal overnemen. In het kader van deze overname is het patiëntenbestand overgedragen. TCG blijkt niet voldoende financiering te kunnen krijgen. Zij wordt door de rechter verplicht het patiëntenbestand terug over te dragen aan [geïntimeerde], wat in een vaststellingovereenkomst wordt neergelegd. Centraal staat de vraag of het patiëntenbestand is overgedragen. Deze overeenkomst zou zijn uitgevoerd door een medewerkster van TCG. [geïntimeerde] stelt echter niets te hebben ontvangen. TCG heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt te hebben voldaan aan haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst. De bestuurder van TCG was de aangewezen om de vaststellingsovereenkomst uit te voeren, maar heeft dit overgelaten aan een medewerkster. De grieven falen.
Contractenrecht. Haviltex. ICT-producten en diensten. Partijen zijn een contract overeengekomen op grond waarvan onderwijsinstellingen via SURFmarket licenties kunnen afnemen voor Turnitins anti-plagiaat software. Turnitin wil de overeenkomst opzeggen, maar SURFmarket stemt hier niet mee in en vordert nakoming. In geschil is het karakter van de overeenkomst. De rechter concludeert dat Turnitin geen gronden heeft aangevoerd die opzegging rechtvaardigen. Vordering tot nakoming wordt toegewezen.
Escrow. Partijen hebben een escrow-overeenkomst gesloten ten behoeve van een reorganisatie- en herstructureringsplan. Capital stelt dat Elviria op grond van deze overeenkomst verplicht was een lening aan haar te verstrekken. Het verweer van Elviria, dat de escrow-overeenkomst in zijn oorspronkelijke vorm niet meer bestond en door een gewone en gerealiseerde geldlening was vervangen, slaagt. Vordering wordt afgewezen.
Zie eerder
Uitspraak ingezonden door Jeroen Koëter,