DOSSIERS
Alle dossiers

Contracten  

IT 1819

Klassieker contracteren - Wel buitgengerechtelijke ontbindingsverklaring voor WOCAS-software, maar zonder verzuim

Rechtbank Amsterdam 19 december 2001, IT 1819 (Kramers Automatisering tegen Stichting Patio)
Uitspraak ingezonden door Hendrik Struik, CMS. Klassieker. Contracteren en procederen. Vier overeenkomsten tot levering en onderhoud voor door Kramers van computers en software aan Patio. WOCAS/X software functioneert niet naar behoren en Patio vordert buitengerechtelijke ontbinding ex 6:265 BW. Ontbinding is niet door gesprekken ontbonden. Hoewel het woord 'ontbinding' niet in de brief voorkomt, kan het wel als ontbindingsverklaring worden opgevat. De tekortkoming in de nakoming is niet door een ingebrekestelling die voldoet aan de eisen ingeleid. Er heeft ook geen termijnstelling - om alsnog behoorlijke nakoming te verkrijgen - plaatsgevonden. Er heeft dus geen ontbinding plaatsgevonden, nu Patio weliswaar een buitengerechtelijke ontbindingsverklaring is uitgebracht, maar Kramers niet in verzuim was. Ook is de bevoegdheid tot ontbinding niet later ontstaan, nu het verzuim in het geheel niet is ingetreden. Artikel 6:258 BW. Patio dient een bedrag van f 163.090,46 te betalen.

IT 1818

Klassieker contracteren - als 'ingebrekestelling' getitelde brief is nog geen ingebrekestelling.

Rechtbank 's-Gravenhage 27 december 1995, IT 1818 (Logisterion tegen Staat der Nederlanden)
Uitspraak ingezonden door Hendrik Struik, CMS. Klassieker. Contracteren en procederen. Betaling openstaande factuur vanwege project Bericht Behandeling Systeem (soft-/hardware/opleiding). Het verweer van de Staat is tevergeefs voorgesteld. Van tekortkoming van Logisterion kan pas sprake zijn wanneer de verbintenis opeisbaar is en van opeisbaarheid pas wanneer Logisterion in verzuim is en van verzuim pas wanneer Logisterion in gebreke is gesteld, hetgeen niet is gebeurd. Een als 'ingebrekestelling' betitelde brief kan niet als zodanig worden aangemerkt; met name ontbreekt daarin het stellen van een redelijke termijn voor de nakoming, hetgeen toch was overeengekomen en trouwens ook wettelijk is voorgeschreven (6:82 BW). Vordering tot betaling toegewezen.

IT 1817

Klassieker contracteren - geen concrete ingebrekestelling voor mislukte installatie DISPOS II

Rechtbank Utrecht 15 november 1995, IT 1817; zaaknr/rolnr 30712/HA ZA 94/827 (Kwantum Nederland tegen ICL)
Uitspraak ingezonden door Hendrik Struik, CMS. Klassieker. Contracteren en procederen. Mislukte installatie van DISPOS II. Partijen zijn in de bijlage bij de overeenkomst overeengekomen dat een ingebrekestelling vereist was voor Kwantum mocht ontbinden. Artikel 6:83 BW-toetsing blijft achterwege. Een weergave van de gerezen problemen, 'zaken zullen uitwerken en afstemmen'; de verwachting duidelijkheid te krijgen; concrete verzoeken (maar zonder termijn voor nakoming); zijn nog geen ingebrekestelling. De voorlopige slotsom is dat Kwantum ICL niet in gebreke heeft gesteld, zodat zij in beginsel niet de bevoegdheid had de overeenkonst te ontbinden.

Het bedrag van f. 599-6og,i3 heeft ICL berekend door het tota;e bedrag van de openstaande facturen, door ICL. berekend op f . 883 - 108, 13, te verminderen met zijnde het een bedrag van f . 2g-3 .500, -, bedrag dat volgens ICL, voor haar gemoeid was met de werkzaamheden terzake van de mislukte installatie van DIPSOS II in het voorjaar van 1993, waarvan ICLl, afstand heeft gedaan.

De eerste twee verzoeken hebben maar weinig te make¡ met de nakoming door ICL van haar contractsverplichtingen.Het derde houdt daarmee weliswaar verband, maar stelt geen termijn voor de nakoming, maar alleen voor bet geven van een constructieve reactie, terwijl niet is gebleken dat ICL op de brief niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd.
IT 1809

Geen aansprakelijkheid leverancier voor door crash verloren data

Hof Amsterdam 28 april 2015, IT 1809; ECLI:NL:GHAMS:2015:1635 (Staalbouw tegen geïntimeerde)
Leverancier van computersysteem heeft mede onderhoud, beheer en service op zich genomen. Door crash gaan data verloren. Het hof acht de stellingen van Staalbouw omtrent de zorgplicht te algemeen van aard om haar te volgen; het is niet bewezen dat de overeenkomst inhield dat geïntimeerde zorg droeg voor een back-up van alle volledige bestanden van Staalbouw Purmerend. Ten aanzien van de back-up’s is slechts vast komen te staan dat [geïntimeerde] een dagelijkse back-up zou verzorgen en daarvoor ruimte op haar eigen server ter beschikking zou stellen. Het hof bekrachtigt het eerder afwijzend vonnis.

3.12. Het hof acht de stellingen van Staalbouw omtrent de zorgplicht van [geïntimeerde] te algemeen van aard om haar daarin te volgen. Nu Staalbouw niet heeft bewezen dat de overeenkomst inhield dat [geïntimeerde] zorg zou dragen voor een back-up van alle volledige bestanden van Staalbouw Purmerend, blijft slechts staan dat deze overeenkomst inhield dat [geïntimeerde] een computerserver, software en onderdelen zou leveren en zorg zou dragen voor het onderhoud en beheer van dit computersysteem en de nodige service zou verlenen. Ten aanzien van de back-up’s is slechts vast komen te staan dat [geïntimeerde] een dagelijkse back-up zou verzorgen en daarvoor ruimte op haar eigen server ter beschikking zou stellen. Staalbouw heeft onvoldoende toegelicht dat en waarom een en ander in zou houden dat [geïntimeerde] verantwoordelijk was voor de inhoud van de back-up’s en de bruikbaarheid daarvan voor de bedrijfsvoering van Staalbouw Purmerend. Daartoe kan niet dienen de verklaring van [X] zoals afgelegd in de enquête in eerste aanleg. [X] verklaart immers over zijn eigen werkwijze dat hij geen selectie maakt omdat hij de inhoud van de bestanden niet kent en dat hij van alles een back-up maakt. In dit geding is echter niet komen vast te staan dat was overeengekomen dat [geïntimeerde] een volledige back-up zou maken zodat dit niet tot haar verplichtingen kan worden gerekend. Een niet nader toegelichte zorgplicht biedt daarvoor onvoldoende grondslag.

3.13. Het door Staalbouw overgelegde rapport van Setict Services leidt niet tot een andere conclusie. In dit rapport wordt vermeld dat de wijze waarop door [geïntimeerde] back-up’s werden gemaakt, maakt dat (de bruikbaarheid van) deze back-up’s totaal afhankelijk is van het beschikbaar zijn van de laatste ‘full’ back-up. Dit leidt echter niet zonder meer tot de conclusie dat [geïntimeerde] dan ook verantwoordelijk was voor het maken van bedoelde ‘full’ back-up of zich ervan diende te vergewissen dat Staalbouw besefte dat zij daarvoor verantwoordelijk was. Dit te meer daar Staalbouw onvoldoende heeft betwist dat, zoals reeds ter comparitie in eerste aanleg door [geïntimeerde] aan de orde is gesteld, voor de aanvang van haar werkzaamheden door Staalbouw Purmerend een back-up zou zijn gemaakt van al haar bestanden. Dat deze back-up, zoals Staalbouw kennelijk betoogt, in het ongerede is geraakt dient voor rekening van Staalbouw zelf te blijven.

3.14. Gelet op het hiervoor overwogene falen de grieven 1 tot en met 8.

3.15. Grief 9 luidt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat Staalbouw niet zou hebben voldaan aan de op haar rustende stelplicht ter zake haar stelling dat door toedoen van [geïntimeerde] het computersysteem van Staalbouw is gecrasht. Staalbouw voert aan dat met het gegeven dat de crash zich heeft voorgedaan op het moment dat [geïntimeerde] werkzaamheden verrichtte aan de server, logischerwijze de conclusie kan worden getrokken dat deze crash een gevolg is van het handelen van [geïntimeerde]. [geïntimeerde] betwist dit en voert aan dat Staalbouw niet heeft gesteld dat zij, [geïntimeerde], niet juist heeft gehandeld. Zij heeft slechts een driver geïnstalleerd waarna het systeem moest worden herstart. Bij die herstart is het defect aan de server aan het licht gekomen, aldus nog steeds [geïntimeerde].

3.16. Het hof neemt tot uitgangspunt dat het aan Staalbouw is om te stellen dat en toe te lichten waarom [geïntimeerde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. De enkele stelling dat de server is gecrasht tijdens het uitvoeren van werkzaamheden door [geïntimeerde] is daartoe, gelet op de betwisting daarvan van de zijde van [geïntimeerde], onvoldoende. Het is immers niet uit te sluiten dat, zoals [geïntimeerde] in feite stelt, een reeds bestaand defect door haar werkzaamheden aan het licht is gekomen. Staalbouw heeft gelet daarop niet aan haar stelplicht voldaan. Zij had immers moeten toelichten waarom [geïntimeerde] bij het installeren van de driver een fout heeft gemaakt die tot de crash heeft geleid.

3.17. Staalbouw heeft nog aangevoerd dat zij de stelling van [geïntimeerde] dat het ventilatiesysteem van Staalbouw onvoldoende heeft gewerkt waardoor er metaaldeeltjes in de server zijn terechtgekomen, in voldoende mate heeft weerlegd zodat er geen andere aanwijsbare reden voor de crash voorhanden is dan de door [geïntimeerde] uitgevoerde werkzaamheden. Het hof is van oordeel dat het, nu Staalbouw onvoldoende heeft toegelicht waaruit de tekortkoming van de zijde van [geïntimeerde] heeft bestaan, niet aan [geïntimeerde] is om te stellen en te onderbouwen dat er een alternatieve oorzaak is voor de crash. Het hof gaat dan ook aan een en ander voorbij.

Op andere blogs:
Computable

IT 1808

Webshop mag klantgegevens uit eerdere samenwerking gebruiken

Vzr. Rechtbank Overijssel 11 juni 2015, IT 1808; ECLI:NL:RBOVE:2015:3265 (Flavourites tegen Strada Concordia)
Databankenrecht. Klantgegevens. Samenwerking. Partijen waren ieder 50% aandeelhouder van The Happy Few voor de exploitatie van online warenhuis Flavourites store. De webshop Flavourites wordt vervangen door Knijter, dat wordt aangekondigd aan webshophouders en vanaf de start van de nieuwe webshop wordt aan klanten uit eerdere samenwerking een nieuwsbrief gestuurd. De database met klantgegevens wordt niet onrechtmatig gebruikt, omdat de rechten daarvan bij de gezamenlijk gevoerde BV The Happy Few liggen. Vorderingen worden afgewezen.

 

4.5.
Flavourites Holding c.s. grondt haar (deel)vordering tot het staken van het gebruik van de database van Flavourites Holding op het voortdurend zonder toestemming van Flavourites Holding en dus onrechtmatig gebruikmaken van genoemde database, bijvoorbeeld voor het verzenden van nieuwsbrieven. Nu Strada Concordia c.s. nog immer nieuwsbrieven verzendt - naar Flavourites Holding c.s. stellen met gebruikmaking van de database van Flavourites Holding - kan een spoedeisend belang aan de vordering niet worden ontzegd.
Ter beoordeling staat aldus of voldoende aannemelijk is geworden dat Strada Concordia c.s. jegens Flavourites Holding c.s. onrechtmatig gebruik maakt van de database van Flavourites Holding c.s. Dit laatste is naar voorshands oordeel niet het geval. Bij onvoldoende betwisting van hetgeen Strada Concordia c.s. op dit punt naar voren heeft gebracht, moet het ervoor worden gehouden dat Strada Concordia c.s. bij de mailing gebruik heeft gemaakt van een door Flavourites Store aangelegde database, waarin Flavourites Store de adressen van personen/organisaties heeft opgenomen die hebben gereageerd nádat zij een mailing van Flavourites Store hebben ontvangen die was verzonden naar alle adressen in de database van Flavourites Holding. De vraag of deze door Flavourites Store aangelegde database moet worden aangemerkt als eigendom van Flavourites Store of - vanwege de oorsprong ervan - als eigendom van Flavourites Holding, leent zich niet voor beantwoording in het kader van onderhavige procedure. De door partijen ingenomen standpunten staan haaks op elkaar, terwijl uit de door partijen overgelegde stukken onvoldoende kan worden opgemaakt dat de in het databestand van Flavourites Store opgenomen gegevens eigendom zijn (gebleven) van Flavourites Holding. Nu in een kort geding geen ruimte is voor nadere bewijslevering moet worden geoordeeld dat de deelvordering als hier aan de orde voor afwijzing gereed ligt.
4.6. Ten aanzien van het door Flavourites Holding c.s. gestelde onrechtmatig gebruik van de database van Flavourites Store en de website van Flavourites Store heeft te gelden dat het hier gaat om een gestelde inbreuk op rechten van The Happy Few en niet op de rechten van Flavourites Holding c.s. Dit betekent dat – nog afgezien van het antwoord op de vraag of Strada Concordia c.s. inbreuk maakt op rechten van The Happy Few – de door Flavourites Holding c.s. geformuleerde deelvordering haar niet toekomt en bijgevolg niet toewijsbaar is.
IT 1805

SGOA: Opschorting per algemene voorwaarden uitgesloten

SGOA, vonnis 23; IT 1805 (Opschorting uitgesloten)
Arbitraal vonnis ingezonden door Heleen van Beugen, SGOA. Arbitrage. Afnemer richt zich op de exploitatie van webwinkels en een website; leverancier schrijft software en heeft met afnemer overeenkomsten voor de levering softwareprogrammatuur van twee webwinkels. De veilingsite valt buiten de arbitrage. Afnemer beroept zich op de opschorting, het regelend recht van 6:52 en 6:127 e.v. BW, er is echter per algemene voorwaarden afgeweken door de bevoegdheid uit te sluiten. De vordering tot betaling van de facturen wordt toegewezen en afnemer wordt veroordeeld in de arbitragekosten, iedere partij draagt eigen proceskosten.

5.3. [afnemer] heeft zich beroepen op haar recht op opschorting, respectievelijk verrekening, op de grond dat [leverancier], kort gezegd, wanprestatie heeft geleverd. De arbiter wijst erop dat het recht van opschorting in artikel 6:52 e.v. Burgerlijk Wetboek, alsmede het recht van verrekening in artikel 6:127 e.v, regelend recht zijn. Partijen kunnen van regelend recht afwijken. Dit hebben zij gedaan met de in rechtsoverweging 5.2 geciteerde algemene voorwaarden. Deze voorwaarden sluiten de bevoegdheid van [afnemer] tot opschorting of verrekening uit. Bovendien is gesteld, noch gebleken, dat [leverancier] door [afnemer] in gebreke is gesteld terzake van de Overeenkomsten, [leverancier] vervolgens in verzuim is gebracht en [afnemer] op grond daarvan de Overeenkomsten heeft ontbonden. De tussen partijen geldende Overeenkomsten zijn derhalve onverkort van kracht. De van de Overeenkomsten deel uitmakende algemene voorwaarden van [leverancier], die [afnemer]s recht van opschorting en het recht op verrekening uitsluiten, zijn om deze reden van toepassing. Uit het vorenstaande vloeit voort dat [afnemer] niet bevoegd is betalingen, die [leverancier] vordert, op te schorten of te verrekenen.

5.4. Ter vermijding van misverstand wijst de arbiter erop dat de ingebrekestelling, die [afnemer] op 12 juni 2012 aan [leverancier] heeft gestuurd, uitsluitend betrekking heeft op de overeenkomst aangaande de veilingsite. Zoals hierboven is overwogen, hebben partijen in hun vaststellingsovereenkomst van 24 februari 2012 ten aanzien van de overeenkomst aangaande de veilingsite de burgerlijke rechter bevoegd verklaard. De arbiter heeft om deze reden geen bevoegdheid een oordeel uit te spreken over de gegrondheid van enige vordering die [afnemer] in verband met die overeenkomst pretendeert.

5.6. Het vorenstaande brengt mee dat de vorderingen van [leverancier] tot betaling van haar facturen, als gespecificeerd in de Memorie van Eis in conventie en toegelicht bij de mondelinge behandeling op 15 oktober 2013, kunnen worden toegewezen. De arbiter zal beslissen als in het dictum vermeld.
IT 1798

Wijzen naar verschillende offertes, ontwerpen, gezamenlijke ontbinding overeenkomst

Rechtbank Midden-Nederland 25 maart 2015, IT 1799; ECLI:NL:RBMNE:2015:1983 (333Travel tegen Bookinn Software)
ICT-geschil. Vaststelling van hetgeen is overeengekomen omdat partijen wijzen naar verschillende offertes, ontwerpen en stukken. Enkele tekortkomingen rechtvaardigen gezamenlijk ontbinding overeenkomst. Bepaling waarde van geleverde prestaties op nihil.

Op andere blogs:
Dirkzwager

IT 1800

Overeenkomst tot levering internetpublicaties vernietigbaar

Hof Den Haag 11 november 2014, IT 1800; ECLI:NL:GHDHA:2014:4670 (Proximedia /BeUp tegen Patisserie)
Vernietigbaarheid overeenkomst tot levering van internetpublicaties met een publicitair karakter; art. 6:228 lid 1 BW; art. 3:49 juncto 3:50 BW. De kantonrechter heeft een beroep op oneigenlijke dwaling opgevat in die zin dat de in de overeenkomst vervatte verklaring van geïntimeerde niet overeenstemde met zijn wil. Ook het hof komt tot het oordeel dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen.

4. Bij de beoordeling van de grief dient allereerst de vraag te worden onderzocht of [geïntimeerde] aannemelijk heeft gemaakt dat zijn verklaring in de vorm van het zetten van zijn handtekening onder de overeenkomst niet op zijn wil berustte deze overeenkomst aan te gaan. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het bij deze overeenkomst ging om een overeenkomst voor internet publicaties met een publicitair karakter en in het geval van [geïntimeerde] meer concreet om het product Search Engine Advertising (SEA) waarbij [geïntimeerde] gekozen zou hebben voor de ontwikkeling van een website met CMS van maximaal zes pagina’s omdat [geïntimeerde] nog niet beschikte over een website. De overeenkomst had een duur van 48 maanden, was niet tussentijds opzegbaar en legde op [geïntimeerde] betalingsverplichtingen tot in totaal ruim € 13.000,=. Het betreft hier dus een overeenkomst die voor een eigenaar van een kleine patisserie allerminst doorsnee is en, naar aannemelijk is, voor hem een substantiële financiële belasting zou (kunnen) vormen. [geïntimeerde] heeft zijn handtekening gezet nadat hij, weliswaar na een - op initiatief van BeUp- gemaakte afspraak, maar verder onaangekondigd in zijn winkel is benaderd door twee vertegenwoordigers van BeUp, die vervolgens gedurende ongeveer twee uren een verkoopgesprek hebben gevoerd dat [geïntimeerde] (zoals onvoldoende betwist) tien keer heeft moeten onderbreken om klanten van dienst te zijn. Voorts heeft [geïntimeerde] zijn handtekening gezet nadat (ook onvoldoende betwist) hem was voorgehouden dat alleen nog die dag speciale, voor [geïntimeerde] gunstige voorwaarden golden. Ten slotte staat vast dat [geïntimeerde] voor de ondertekening van de overeenkomst geen bedenktijd is aangeboden. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] aannemelijk heeft gemaakt dat zijn verklaring (het zetten van zijn handtekening onder de overeenkomst) niet op een dienovereenkomstige wil berustte, zodat in beginsel geen overeenkomst tot stand gekomen is (artikel 3: 33 BW).

5. De eerste grief mist doel. Ook het hof komt tot het oordeel dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen. Dit betekent dat de tweede grief geen bespreking behoeft. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Het bewijsaanbod van BeUp wordt gepasseerd omdat dit niet is betrokken op (concrete) stellingen die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Als de in het ongelijk gestelde partij zal BeUp de kosten van het hoger beroep hebben te dragen.
IT 1795

HvJ EU: Click wrapping voldoet aan voorwaarden elektronische mededeling

HvJ EU 21 mei 2015 IT 1795; ECLI:EU:C:2015:334; C-322/14 (El Majdoub tegen CarsOnTheWeb.Deutschland GmbH)
Zie eerder IT 1606. Vormvereisten – Elektronische mededeling waardoor de overeenkomst duurzaam geregistreerd wordt – Begrip – Algemene verkoopvoorwaarden die kunnen worden geraadpleegd en afgedrukt via een link die deze in een nieuw venster toont – ,click wrapping’. Het Hof  verklaart voor recht:

Artikel 23, lid 2, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat bij een elektronisch gesloten koopovereenkomst zoals die in het hoofdgeding, de door middel van „click wrapping” gedane acceptatie van de algemene voorwaarden, die een overeenkomst tot aanwijzing van de bevoegde rechter bevatten, is aan te merken als een elektronische mededeling waardoor de overeenkomst duurzaam geregistreerd wordt als bedoeld in die bepaling, wanneer de tekst van de algemene voorwaarden kan worden afgedrukt en opgeslagen vóór de sluiting van de overeenkomst.

Gestelde vraag:

„Voldoet het zogeheten ,click wrapping’ aan de voorwaarden van een elektronische mededeling in de zin van artikel 23, lid 2, van [de Brussel I-verordening]?”

Op andere blogs:
Ius Mentis

IT 1791

Commerciële waarde migratie is anders dan werkelijke waarde

Hof Den Haag 31 maart 2015, IT 1791 ; ECLI:NL:GHDHA:2015:1113 (exact software tegen brandmeester)
Bekrachtiging vonnis. Brandmeester's voeren een koffie- en theespeciaalzaak; voor de bedrijfsvoering en administratie gebruiken zij de software, hardware en support van exact. Ze onderhandelde over migratie van DOS naar Globe 2003. De rechtbank verklaart de overeenkomst ontbonden en betaling van €49.136,85 als ongedaanmakingsverbintenis. Exact roept in dat slechts de gedeeltelijke ontbinding werd gevorderd, deze grief is ongegrond. Het automatisch afletteren van pintransacties had mogelijk verwacht kunnen worden door Brandmeester's. De commerciële waarde is anders dan de waarde die de prestatie werkelijk zou hebben gehad voor Brandmeester's. Exact verkeerde als leverancier van het oude en van het nieuwe systeem in een uitstekende positie om inzicht in besparing te geven, maar heeft dat ondanks de door de rechtbank in die richting gegeven vingerwijzing niet gedaan.

Non-conformiteit van de prestatie van Exact   4.11
    Het hof is met de rechtbank van oordeel dat Brandmeester's bij het sluiten van de overeenkomst mocht verwachten dat in het door Exact geleverde softwarepakket het automatisch afletteren van pintransacties mogelijk was, ook als de bijschrijvingen, zoals bij haar het geval was, door de bank gecomprimeerd werden aangeleverd. Dat grondt het hof daarop:
     dat Brandmeester's duidelijk had doen weten dat het automatisch invoeren en verwerken van de voor haar boekhouding benodigde gegevens voor haar van belang was;
     dat die aflettering een normale boekhoudkundige bewerking van automatisch ingevoerde gegevens was;
     dat Exact haar er niet op gewezen had dat deze functie in de geleverde software ontbrak.

Tekortkoming en ontbinding    5.7
    Grief XIV verzet zich tegen het oordeel van de rechtbank dat artikel 10.1 van de algemene voorwaarden aan ontbinding niet in de weg staat omdat de daarin voorkomende opsomming van ontbindingsmogelijkheden veeleer ziet op ontbinding door de licentiegever en niet limitatief is. Deze bepaling luidt:
    Onverminderd het bepaalde in artikel 7 van de Onderhoudsovereenkomst en artikel 3.2 van de Algemene Bepalingen, kan een overeenkomst schriftelijk, zonder rechterlijke tussenkomst worden ontbonden indien:
    de andere partij, na deugdelijke schriftelijke ingebrekestelling, alsnog nalaat zijn verplichtingen uit de Overeenkomst na te komen binnen dertig (30) kalenderdagen na de ingebrekestelling;
    een wijziging in de Zeggenschap over de Licentiehouder plaatsvindt.
    5.8
    In dit artikel worden twee gevallen genoemd waarin de overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst kan worden ontbonden. De bewoordingen geven geen aanknopingspunt voor de stelling dat deze opsomming een limitatief karakter zou hebben. Onder a) wordt een verkorte en vereenvoudigde parafrase gegeven van de in de wet voorziene ontbinding bij een tekortschieten door een der partijen, waarbij de wettelijke regeling in zoverre wordt aangevuld dat invulling wordt gegeven aan de bij ingebrekestelling te stellen redelijke termijn voor nakoming. Onder b) wordt de mogelijkheid van ontbinding bovendien gegeven in een geval waarin van een tekortkoming geen sprake is. Er is geen grond voor de stelling dat deze bepaling bedoelt af te wijken van artikel 6:83 aanhef en sub c B.W. en het hof zou het ook onredelijk en ondoelmatig achten als het de bedoeling zou zijn een ingebrekestelling en het stellen van een redelijke termijn voor nakoming te eisen wanneer uit een mededeling van de schuldenaar reeds moet worden afgeleid dat deze zal tekortschieten en met een dergelijke ingebrekestelling geen redelijk doel meer gediend zou zijn. De grief faalt daarom.

Ongedaanmaking    6.3
    Het hof acht dit betoog onjuist. Het gaat hier niet om de commerciële waarde van de prestatie van Exact, maar, aangezien de prestatie niet aan de verbintenis beantwoordde, om de waarde die zij werkelijk heeft gehad voor Brandmeester's. Die waarde bestond daarin dat zij het door Exact geleverde systeem Globe 2003 kon gebruiken in plaats van het oude Exact voor DOS. Het gaat dus wel degelijk om vergelijking tussen het oude en het nieuwe systeem. Het blijven gebruiken van Exact voor DOS had voor Brandmeester's ongetwijfeld kosten met zich gebracht en in verband met de veroudering van DOS mogelijk ook andere schade, die zij zich door van het nieuwe systeem gebruik te maken, heeft bespaard. Exact verkeerde als leverancier van het oude en van het nieuwe systeem in een uitstekende positie om inzicht in die besparing te geven, maar heeft dat ondanks de door de rechtbank in die richting gegeven vingerwijzing niet gedaan. Daaraan kan het hof geen andere consequentie verbinden dan die welke de rechtbank er ook reeds aan verbond: de waarde die het geleverde in de gegeven omstandigheden voor Brandmeester's werkelijk heeft gehad, is door Exact onvoldoende gemotiveerd gesteld en moet daarom op nihil worden begroot. De grief faalt.