Negatieve uitlatingen op Facebook toch niet onrechtmatig

Hof Arnhem-Leeuwarden 18 augustus 2020, IT 3233; ECLI:NL:GHARL:2020:6557 (Appellant tegen Koster) Mediarecht. Privacy. Onrechtmatige uiting. Appellant heeft met bouwbedrijf Koster een aannemingsovereenkomst gesloten voor een door Koster nieuw te bouwen woning. Tijdens de werkzaamheden is tussen partijen een geschil ontstaan, waarop Koster de overeenkomst heeft ontbonden. In een tussenvonnis in de bodemprocedure heeft de rechtbank geoordeeld dat Koster het werk in onvoltooide staat heeft mogen beëindigen, waarna appellant een boos bericht met video-opname op zijn Facebook-pagina heeft geplaatst. De rechtbank heeft in het vonnis in incident appellant veroordeeld het bericht en de video-opname te verwijderen van Facebook. Appellant vordert vernietiging van het vonnis in incident en beroept zich daarbij op de vrijheid van vereniging. Appellant wordt daarin niet gevolgd. Het gaat hier om een belangenafweging tussen enerzijds de vrijheid van meningsuiting en anderzijds het recht op eer en goede naam. Koster heeft niet aannemelijk gemaakt dat het bericht met de video-opname de eer en goede naam van Koster serieus aantast. Het vonnis in incident wordt vernietigd. De vorderingen van Koster in incident worden alsnog afgewezen.