Seponering strafzaak maakt vermelding persoonsgegevens in incidentenregisters van bank ongerechtvaardigd

Hof 's-Hertogenbosch 7 december 2017, IT&R 2436; ECLI:NL:GHSHE:2017:5390 (Registervermeldingen persoonsgegevens). Privacy. Wbp. Appellant verzoekt een financiële instelling ('de bank') om verwijdering van de registratie van appellant in het Interne Verwijzingsregister (IVR), Externe Verwijzingsregister (EVR) en het register van de Stichting Fraudebestrijding Hypotheken (SFH). De rechtbank heeft het verzoek eerder afgewezen. Er liep een strafrechtelijke procedure jegens appellant waarin valsheid ten geschrifte ten laste werd gelegd. Tot aan het moment dat 'de bank' bekend is geworden met het sepot, mocht de bank er van uitgaan dat de vermelding van de gegevens in de registers wegens verdenking van een strafbaar feit gerechtvaardigd was. Vanaf het moment dat 'de bank' bekend is geworden met het sepot van de strafzaak, vanwege onvoldoende bewijs, geldt deze rechtvaardiging voor de vermelding van de gegevens niet meer. Appellant heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij hinder ondervindt van de registraties en dat deze dus dienen te eindigen.