DOSSIERS
Alle dossiers

Contracten  

IT 3661

Schoonmaken via online platform is uitzendovereenkomst

Gerechtshof Amsterdam 21 sep 2021, IT 3661; ECLI:NL:GHAMS:2021:2741 (FNV tegen Helpling ), https://www.itenrecht.nl/artikelen/schoonmaken-via-online-platform-is-uitzendovereenkomst

Hof Amsterdam 21 september 2021, IT 3661; ECLI:NL:GHAMS:2021:2741 (FNV tegen Helpling) Helpling exploiteert een platform waar schoonmakers en huishoudens afspraken kunnen maken over het uitvoeren van huishoudelijke werkzaamheden. Het platform stelt minimum en maximum tarieven, maar huishoudens en schoonmakers spreken hierbinnen onderling af tegen welk tarief de klus wordt uitgevoerd. Appellante is schoonmaakster en heeft na ziekmelding bij Helpling informatie ingewonnen over mogelijke doorbetaling van loon. Helpling heeft hierop laten weten dat er geen sprake was van een dienstverband. FNV vorderde in eerste aanleg primair te verklaren dat deze arbeidsovereenkomst wel bestaat. De kantonrechter heeft dit afgewezen. In dit hoger beroep overweegt het hof dat er inderdaad geen gewone arbeidsovereenkomst tot stand komt. Hiervoor speelt het platform een te beperkte rol in de afspraken die worden gemaakt tussen huishoudens en schoonmakers. Wel is er sprake van een uitzendovereenkomst. De huishoudens zijn inlener van de schoonmaker, waardoor er tussen hen ook geen arbeidsovereenkomst ontstaat. 

IT 3652

Uber-chauffeurs vallen onder CAO Taxivervoer

Rechtbank Amsterdam 13 sep 2021, IT 3652; ECLI:NL:RBAMS:2021:5029 (FNV tegen Uber), https://www.itenrecht.nl/artikelen/uber-chauffeurs-vallen-onder-cao-taxivervoer

Rechtbank Amsterdam 13 september 2021, IT 3652; ECLI:NL:RBAMS:2021:5029 (FNV tegen Uber) FNV is partij bij de CAO Taxivervoer. De CAO Taxivervoer is de afgelopen jaren op verschillende momenten algemeen verbindend verklaard geweest. Uber beheert een digitale applicatie waarmee wordt bemiddeld rond het personenvervoer per auto tegen betaling. Hierbij richt Uber zich op de 'bel- en bestelmarkt'. FNV heeft Uber aangesproken op het naleven van de CAO Taxivervoer. Uber heeft dat geweigerd. In deze rechtszaak vordert FNV dat verklaard wordt dat de CAO Taxivervoer ook voor Uber algemeen verbindend is (geweest). Hier vloeit het verzoek uit voort om aan chauffeurs het achterstallig salaris te voldoen waarop zij ingevolge deze CAO recht op hebben. FNV stelt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst in de zin van 7:610 BW, aangezien er wordt voldaan aan de eisen van arbeid, loon en gezag. Uber voert als verweer dat zij geen werkgever is, maar een technologiebedrijf. Dit verweer wordt verworpen, aangezien chauffeurs akkoord moeten gaan met voorwaarden en hierbij een overeenkomst sluiten. Ook aan de andere vereisten voor een arbeidsovereenkomst wordt voldaan. De kantonrechters veroordelen Uber om voor de periodes dat de CAO Taxivervoer algemeen verbindend verklaard is (geweest), deze integraal na te leven jegens de chauffeurs.

IT 3630

Betaling van vervalste factuur bevrijdend

Hoge Raad 28 mei 2021, IT 3630; ECLI:NL:HR:2021:783 (Devante tegen Hascor), https://www.itenrecht.nl/artikelen/betaling-van-vervalste-factuur-bevrijdend

HR 28 mei 2021, IT 3630; ECLI:NL:HR:2021:783 (Devante tegen Hascor) Devante is een dochtermaatschappij van Yildirim Holding, een onderneming die zich bezighoudt met de handel in onder meer ferrochroom. Hascor bestelde in 2015 een hoeveelheid van dit ferrochroom. Vanuit het juiste e-mailadres werd er, na de eerste e-mail, een tweede gestuurd met de inhoud dat de vorige e-mail fouten bevatte. Een derde e-mail verkondigde dat de fouten eruit gehaald waren en dat de factuur voldaan kon worden. Dit bleek achteraf een valse factuur. In de vraag of er bevrijdend is betaald, oordeelde het hof dat er sprake is van bijzondere omstandigheden van dien aard dat het aan Devante valt toe te rekenen dat Hascor de e-mail met factur voor echt heeft gehouden. Devante mocht dit redelijkerwijze ook doen. Met bijzondere omstandigheden wordt in dit geval geduid op het feit dat er telkens een andere verkopende partij vanuit Yildirim naar voren werd geschoven en de e-mails verstuurd zijn vanuit het juiste e-mailadres. Ook gezien de inhoud van de e-mails had Hascor geen reden om te twijfelen aan de echtheid hiervan. Het oordeel van het hof wordt door de Hoge Raad in stand gehouden. 

IT 3622

Onterecht uitgegaan van een hogere afnameverplichting van aantal ontwikkelaars

Rechtbank Overijssel 7 jul 2021, IT 3622; ECLI:NL:RBOVE:2021:3009 (Probegin tegen Communiq), https://www.itenrecht.nl/artikelen/onterecht-uitgegaan-van-een-hogere-afnameverplichting-van-aantal-ontwikkelaars

Rechtbank Overijssel 7 juli 2021, IT 3622; ECLI:NL:RBOVE:2021:3009 (Probegin tegen Communiq) Probegin is een softwareontwikkelaar. Communiq houdt zich bezig met de marketing voor franchises. Partijen hebben een softwareovereenkomst gesloten waarbij is afgesproken dat Probegin een integraal platform voor Communiq zou gaan ontwikkelen, die Communiq voor al haar klanten kan gebruiken. Communiq is vervolgens ontevreden over kwaliteit van het geleverde werk en is van mening dat de overschrijding van de ureninschatting buitenproportioneel is. Ze heeft daarop haar betalingen aan Probegin opgeschort. Probegin vordert betaling van de facturen en stelt daarbij dat er een afnameverplichting van vijf ontwikkelaars is overeengekomen. De rechter gaat hier niet in mee en oordeelt dat uit de feiten en omstandigheden gedurende de onderhandelingen is gebleken, dat een afnameverplichting van een ontwikkelaar is overeengekomen. Probegin heeft echter telkens nagelaten om slechts een ontwikkelaar ter beschikking te stellen en aangevoerd dat er alleen in teamverband gewerkt kan worden. Volgens de rechtbank is dit niet wat partijen overeengekomen zijn en heeft Communiq dus terecht de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. 

IT 3618

Onvoldoende aannemelijk dat verhuizing datacenter onzorgvuldig gebeurt

Rechtbank Oost-Brabant 20 jul 2021, IT 3618; ECLI:NL:RBOBR:2021:4069 (Eiseres tegen gedaagde), https://www.itenrecht.nl/artikelen/onvoldoende-aannemelijk-dat-verhuizing-datacenter-onzorgvuldig-gebeurt

Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 20 juli 2021, IT 3618; ECLI:NL:RBOBR:2021:4069 (Eiseres tegen gedaagde) Kort geding. Eiseres is een dienstverlenende organisatie, actief in onder andere de schoonmaak, beveiliging, de zorg en facility management. Gedaagde houdt zich bezig met de advisering en ondersteuning op het gebied van informatietechnologie. Zij hebben sinds 2017 een overeenkomst, waarin is afgesproken dat de IT-infrastructuur van eiseres wordt uitbesteed aan gedaagde. Bij deze overgang is een deel van het ICT-team en een datacenter van eiseres overgenomen. Gedaagde heeft vervolgens aangegeven het datacenter te willen verhuizen. Eiser vordert dat gedaagde eerst aan een aantal voorwaarden zal moeten voldoen, waaronder een degelijk verhuisplan en een motivering waarom de verhuizing noodzakelijk is. Eiseres stelt namelijk dat dit een zorgvuldige operatie betreft en dat zij afhankelijk is van de servers in het datacenter. Daarnaast ondervindt zij internetproblemen. Volgens de rechtbank heeft eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verhuizing door gedaagde niet op zorgvuldige wijze zal worden uitgevoerd. De projectmanager van gedaagde heeft onder andere een stappenplan uitgelegd en gedaagde heeft aangegeven dat zij inmiddels zelf een Wifi netwerk heeft gebouwd. Hierdoor ontbreekt het spoedeisend belang. 

IT 3608

Toekennen van verbrekingsvergoeding zou onevenredig zijn

Rechtbank 4 mei 2021, IT 3608; ECLI:NL:RBOVE:2021:2995 (Proximedia tegen gedaagde), https://www.itenrecht.nl/artikelen/toekennen-van-verbrekingsvergoeding-zou-onevenredig-zijn

Rechtbank Overijssel 4 mei 2021, IT 3608; ECLI:NL:RBOVE:2021:2995 (Proximedia tegen gedaagde) In de vorm van een overeenkomst met een looptijd van twee jaren heeft gedaagde van eiseres aan internet gerelateerde diensten afgenomen. Eiseres heeft de overeenkomst na een aantal maanden ontbonden wegens niet-betaling, maar vordert op grond van de overeenkomst ook een verbrekingsvergoeding die bestaat uit alle resterende betaaltermijnen. De rechtbank gaat hier niet in mee, omdat er geen sprake is van dwaling of bedrog. Ook is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat gedaagde een verbrekingsvergoeding van € 3.500,- is verschuldigd. 

IT 3605

Herstelwerkzaamheden aan software vallen niet onder serviceabonnement

Rechtbank 14 jul 2021, IT 3605; ECLI:NL:RBNHO:2021:5275 (Quadrant tegen Bioworqz ), https://www.itenrecht.nl/artikelen/herstelwerkzaamheden-aan-software-vallen-niet-onder-serviceabonnement

Rechtbank Noord-Holland 14 juli 2021, IT 3605; ECLI:NL:RBNHO:2021:5275 (Quadrant tegen Bioworqz) Quadrant heeft aan Bioworqz software geleverd en deze geïmplementeerd. Hiervoor heeft zij zes facturen aan Bioworqz gestuurd, waarvan er maar twee zijn betaald. Bioworqz voert als reden aan, dat Quadrant wanprestatie pleegt doordat de software volgens hen niet goed werkt. De rechtbank acht dit niet aannemelijk en constateert ook dat Quadrant niet in gebreke is gesteld. Ook faalt het verweer van Bioworqz dat de door haar van Quadrant gevraagde herstelwerkzaamheden onder de werkzaamheden vielen waarvoor Bioworqz een serviceabonnement had en waarvoor zij maandelijks een bedrag van € 159,00 betaalde. Bioworqz veroordeeld tot betaling van de nog niet betaalde facturen. 

IT 3577

HR: Alert tegen Tweesteden Ziekenhuis

Hoge Raad 2 jul 2021, IT 3577; ECLI:NL:HR:2021:1038 (Alert tegen Tweesteden Ziekenhuis), https://www.itenrecht.nl/artikelen/hr-alert-tegen-tweesteden-ziekenhuis

HR 2 juli 2021, IT 3577; ECLI:NL:HR:2021:1038 (Alert tegen Tweesteden ziekenhuis) Langlopende zaak. Zie [IT 1916]. Alert zou aan het Tweesteden ziekenhuis (Tsz) software leveren voor elektronische patiëntendossiers. Alert heeft vervolgens uitstel van levering gekregen en het Tsz heeft een deel van de betaling opgeschort. In 2011 heeft het Tsz de overeenkomst opgezegd, omdat niet aan hun eisen werd voldaan. In cassatie worden onder meer aan de orde gesteld de stelplicht en bewijslast ter zake van een tekortkoming, de verhouding tussen een contractuele ontbindingsgrond en artikel 6:265 BW, de al dan niet fatale aard van de contractuele termijnen, en de toepassing van de artikelen 6:80 en 6:263 BW. De conclusie van de A-G strekt tot verwerping van het beroep in cassatie  De HR is het hiermee eens en oordeelt dat hij op grond van artikel 81 RO niet hoeft te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. De klacht kan namelijk niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid.

IT 3578

Opdrachtnemer mocht niet uitgaan van een volledige storingvrije beschikbaarheid

Hof 29 jun 2021, IT 3578; ECLI:NL:GHARL:2021:6380 (Nagtzaam tegen Arcus IT), https://www.itenrecht.nl/artikelen/opdrachtnemer-mocht-niet-uitgaan-van-een-volledige-storingvrije-beschikbaarheid

Hof Arnhen-Leeuwarden 29 juni 2021, IT 3578; ECLI:NL:GHARL:2021:6380 (Nagtzaam tegen Arcus IT) De centrale vraag in deze procedure is of Nagtzaam op basis van de met Arcus gesloten overeenkomst er vanuit mocht gaan dat zij een 100% gegarandeerde toegang had tot haar bij Arcus ondergebrachte werkomgeving. Het hof is van mening dat Arcus niet zo een verplichting had en dat ze dus ook niet is tekortgeschoten is de nakoming daarvan. Het hof oordeelt dat Nagtzaam er (onder andere) op grond van de zorgplicht en het door Nagtzaam gekozen support-niveau niet vanuit mocht gaan dat ze te allen tijde storingvrije beschikbaarheid tot de werkomgeving zou krijgen. Nagtzaam heeft namelijk niet voor het hoogste support-niveau gekozen en ook was niet het gehele ICT-systeem ondergebracht bij Arcus. 

IT 3574

Bewijsopdracht dat niet-teruggave van dongels lijdt tot schade

Hof 8 jun 2021, IT 3574; ECLI:NL:GHAMS:2021:1740 (Gonen tegen IKEA), https://www.itenrecht.nl/artikelen/bewijsopdracht-dat-niet-teruggave-van-dongels-lijdt-tot-schade

Hof Amsterdam 8 juni 2021, IT 3574; ECLI:NL:GHAMS:2021:1740 (Gonen tegen Ikea)  In 1995 hebben Gonen en Ikea een overeenkomst gesloten die ertoe strekt dat Gonen software aan Ikea ter beschikking stelt. Gonen heeft in de loop van de tijd ook dongels aan Ikea ter beschikking gesteld. In dit geding vordert Gonen dat Ikea dongels aan haar teruggeeft of anders schade vergoedt. Ikea betwist dat dit in het ontvangstformulier is bepaald. Het hof acht Ikea onder omstandigheden verplicht tot teruggave van de dongels, maar geeft aan Gonen de opdracht om te bewijzen dat dit het geval is. Ook krijgt Gonen de gelegenheid om te bewijzen dat er sprake is van schade, wanneer de dongels niet worden teruggegeven.